
Jurisprudentie
AU1230
Datum uitspraak2005-07-27
Datum gepubliceerd2005-08-22
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/274 NABW
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-08-22
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/274 NABW
Statusgepubliceerd
Indicatie
Rechtbank heeft het beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard vanwege niet tijdige betaling griffierecht. Geen verschoonbare reden voor verzuim.
Uitspraak
E N K E L V O U D I G E K A M E R
04/274 NABW
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[appellante], wonende te [woonplaats], appellante,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Appellante heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 10 december 2003, reg.nr. 03/1826 NABW, waarbij haar beroep tegen het besluit op bezwaar van gedaagde van 4 maart 2003 niet-ontvankelijk is verklaard.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van 13 juli 2005, waar appellante is verschenen, bijgestaan door J.H. Paal, en waar gedaagde zich - met voorafgaand bericht - niet heeft laten vertegenwoordigen.
II. MOTIVERING
De aangevallen uitspraak berust hierop, dat het bij het instellen van het beroep ingevolge artikel 8:41, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht verschuldigde griffierecht van € 31,-- niet binnen de - laatstelijk - bij aangetekend verzonden brief van 1 juli 2003 gestelde termijn van vier weken is betaald, en voorts dat de rechtbank niet is gebleken van enige omstandigheid op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat appellante in verzuim is geweest.
Appellante heeft zich in hoger beroep tegen de aangevallen uitspraak gekeerd. Daarbij is, evenals in eerste aanleg, in het bijzonder betoogd dat haar psychische en fysieke toestand ertoe leidt dat zij in de loop van iedere maand een kortere actieve en een langere inactieve periode kent. Gedurende die inactieve periode is zij niet in staat om haar zaken te behartigen. Dit heeft ertoe geleid dat zij zich pas enkele dagen na het verstrijken van de gestelde termijn tot J.H. Paal heeft gewend met het verzoek om namens haar het griffierecht over te maken.
De Raad is van oordeel dat de rechtbank het beroep van appellante terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Hij overweegt hiertoe allereerst, dat niet is gebleken dat appellante gedurende de gehele bij de brief van 1 juli 2003 gestelde termijn van vier weken niet in staat is geweest om zorg te dragen voor betaling van het griffierecht. Daarbij wijst de Raad erop, dat appellante in die periode blijkbaar wel in staat was om zich te wenden tot J.H. Paal voor het opstellen van haar - op 9 juli 2003 gedateerde - aanvullend beroepschrift. Bovendien mag van appellante, die zich kennelijk terdege bewust is van haar medische toestand, worden verwacht dat zij maatregelen neemt om haar zaken gedurende een inactieve periode naar behoren door derden te laten behartigen.
Het vorenstaande leidt ertoe dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
De Raad ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep;
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gewezen door mr. drs. Th.G.M. Simons, in tegenwoordigheid van M. Pijper als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 27 juli 2005.
(get.) Th.G.M. Simons.
(get.) M. Pijper.
MvK20075