Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU1239

Datum uitspraak2005-07-28
Datum gepubliceerd2005-08-22
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/585 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Premiedifferentiatie. Arbeidsongeschiktheidsuitkering. Reïntegratieinspanningen.


Uitspraak

04/585 WAO U I T S P R A A K in het geding tussen: [appellante], gevestigd te [woonplaats], appellante en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Met ingang van 1 januari 2002 is de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen in werking getreden. Ingevolge de Invoeringswet Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen treedt in dit geding de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) in de plaats van het Landelijk instituut sociale verzekeringen (Lisv). In deze uitspraak wordt onder appellant tevens verstaan het Lisv. Bij besluit van 14 januari 2003 heeft gedaagde onder gedeeltelijke gegrondverklaring van de bezwaren van appellante tegen het besluit van 15 december 2001, waarbij de door appellante verschuldigde gedifferentieerde premie als bedoeld in artikel 78 van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) voor het premiejaar 2002 is vastgesteld, deze premie nader vastgesteld op 1,16%. De rechtbank Rotterdam heeft bij uitspraak van 10 december 2003, registratienummer 03/622, het namens appellante tegen dat besluit ingestelde beroep ongegrond verklaard. Namens appellante is mr. J.P.M. van Zijl, advocaat te Tilburg, op bij aanvullend beroepschrift van 3 maart 2004, van die uitspraak bij de Raad in hoger beroep gekomen. Gedaagde heeft een verweerschrift (met bijlagen), gedateerd 25 maart 2004, ingediend. Bij faxbericht van 20 juni 2005, is namens appellante het hoger beroep nader toegelicht. Het geding is behandeld ter zitting van de Raad, gehouden op 30 juni 2005, waar voor appellante is verschenen mr. Van Zijl, voornoemd, en waar gedaagde, zoals aangekondigd, zich niet heeft laten vertegenwoordigen. II. MOTIVERING Bij de vaststelling van de door appellante verschuldigde gedifferentieerde premie als bedoeld in artikel 78 van de WAO voor het premiejaar 2002 heeft gedaagde in aanmerking genomen de aan een (ex-)werknemer van appellante toegekende uitkering krachtens deze wet, die in 2000 tot uitbetaling kwam. Deze uitkering is bij besluit van 26 maart 2001 toegekend en wel ingaande 3 juli 2000. Het (onder meer) tegen dit besluit door appellante ingediende bezwaarschrift heeft gedaagde bij besluit van 18 november 2002 niet-ontvankelijk verklaard. Bij uitspraak van 18 maart 2003 heeft de rechtbank onder toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) het beroep van appellante tegen dit besluit ongegrond verklaard. Het tegen die uitspraak gedane verzet heeft de rechtbank bij uitspraak van 28 oktober 2003 ongegrond verklaard. Het beroep van appellante tegen het in rubriek I vermelde besluit van 14 januari 2003 inzake de vaststelling van de door haar verschuldigde premie als bedoeld in artikel 78 van de WAO voor het premiejaar 2002 heeft de rechtbank bij de aangevallen uitspraak ongegrond verklaard. In hetgeen appellante in hoger beroep heeft aangevoerd heeft de Raad geen aanknopingspunten gevonden om tot een ander oordeel te komen dan waartoe de rechtbank is gekomen. Met betrekking tot de stelling van appellante dat artikel 87e van de WAO buiten toepassing dient te worden gelaten, volstaat de Raad met te verwijzen naar de overwegingen van de rechtbank daaromtrent, in het bijzonder naar de door de rechtbank genoemde uitspraken van de Raad. De omstandigheid dat de uitkering pas in 2001 is toegekend, ontneemt aan de in 2000 gedane betalingen niet het karakter van betalingen van een arbeidsongeschiktheidsuitkering. Het gestelde omtrent de eerste arbeidsongeschiktheidsdag van de (ex-)werknemer stuit af op het bepaalde in artikel 87e van de WAO. Met betrekking tot het gestelde omtrent het al dan niet verrichten van reïntegratie-inspanningen van de kant van gedaagde en de tijdigheid van keuringen en arbeidskundige beoordelingen door gedaagde overweegt de Raad onder verwijzing naar de door appellante in haar faxbericht van 20 juni 2005 genoemde uitspraken van de Raad dat ook dit afstuit op het bepaalde in artikel 87e van de WAO. De Raad herhaalt dat de mogelijkheid van het verrichten van reïntegratie-inspanningen besloten ligt in de besluitvorming omtrent de mate van arbeidsongeschiktheid. Dit laatste geldt ook voor het gestelde omtrent de tijdigheid van herbeoordelingen. Uit het vorenstaande volgt dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt. De Raad acht tot slot geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Awb. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus gegeven door mr. G. van der Wiel in tegenwoordigheid van J.P. Mulder als griffier en uitgesproken in het openbaar op 28 juli 2005. (get.) G. van der Wiel. (get.) J.P. Mulder.