
Jurisprudentie
AU1248
Datum uitspraak2005-08-09
Datum gepubliceerd2005-08-22
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/6154 WWB
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-08-22
RechtsgebiedBijstandszaken
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/6154 WWB
Statusgepubliceerd
Indicatie
Is beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard wegens niet tijdig voldoen griffierecht? Is verzuim verschoonbaar? Tekst van laatste rappel bevat geen nieuwe dreiging met niet-ontvankelijkverklaring.
Uitspraak
04/6154 WWB
U I T S P R A A K
met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen:
[opposant], wonende te [woonplaats], opposant,
en
het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Winterswijk, geopposeerde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Bij uitspraak van de Raad van 26 april 2005 is het door opposant ingestelde hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Zutphen van 2 november 2004, reg.nr. 04/584 WWB, niet-ontvankelijk verklaard.
Tegen deze uitspraak heeft opposant een verzetschrift ingediend.
Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te worden gehoord ter zitting van 2 augustus 2005, waar opposant, zoals aangekondigd, niet is verschenen. Geopposeerde heeft zich niet laten vertegenwoordigen.
II. MOTIVERING
De uitspraak van de Raad van 26 april 2005 steunt kort samengevat hierop, dat het bij het instellen van het hoger beroep ingevolge artikel 22 van de Beroepswet verschuldigde griffierecht van € 102,-- niet binnen de in de brief van 16 februari 2005 gestelde termijn tot uiterlijk 28 februari 2005 is betaald en dat op grond van de beschikbare gegevens redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat opposant niet in verzuim is geweest. In geding is de vraag of het hoger beroep van opposant terecht niet-ontvankelijk is verklaard.
De Raad overweegt dienaangaande het volgende.
Uit de gedingstukken is gebleken dat na de verzending van de brief van 16 februari 2005 opposant in de onderhavige zaak (nogmaals) is herinnerd aan de betaling van het griffierecht in dit hoger beroep met een brief van de griffier van de Raad van 24 februari 2005, waarin wordt verwezen naar een eerdere op de betaling van dat griffierecht betrekking hebbend rappel. Dit rappel bevat geen (nieuwe) dreiging met niet-ontvankelijkverklaring van het hoger beroep en eindigt met de volgende zin:
"Mocht verdere vertraging onvermijdelijk zijn, dan verzoek ik u mij daarvan
mededeling te doen.".
Opposant heeft op de brief van 24 februari 2005 gereageerd met een faxbericht van 25 februari 2005, kenmerk 04/6154 WWB, waarin hij inzake betaling van griffierecht aan de rechtbank Zutphen nadere informatie verstrekt en tevens meedeelt dat hij de Raad per omgaande nader zal berichten in deze zaak zodra er nieuwe berichten zijn. Van de zijde van de Raad is hierop geen reactie gegeven.
Gelet op de hiervoor vermelde omstandigheden is de Raad van oordeel dat in de onderhavige zaak opposant niet kan worden tegengeworpen dat hij het griffierecht niet vóór 28 februari 2005 heeft betaald.
Het verzet moet dan ook met toepassing van artikel 8:55, vijfde lid onder c, van de Awb gegrond worden verklaard. Dit brengt, gelet op artikel 8:55, zevende lid, van de Awb, mee dat de uitspraak waartegen verzet is gedaan, vervalt en dat het onderzoek wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het verzet gegrond.
Aldus gewezen door mr. G.A.J. van den Hurk, in tegenwoordigheid van S.W.H. Peeters als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 9 augustus 2005.
(get.) G.A.J. van den Hurk.
(get.) S.W.H. Peeters.