Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU1265

Datum uitspraak2005-08-17
Datum gepubliceerd2005-08-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/050644-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank acht het tenlastegelegde bewezen, gelet op de inhoud van de steeds wisselende verklaringen van de verdachte en de medeverdachte, bezien in samenhang met de printgegevens (plaatszendmasten+ tijdstippen) van hun onderlinge GSM-contacten. Deze printgegevens bevestigen de onaannemelijkheid van de verklaringen.


Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND Parketnummer : 04/050644-04 Uitspraak d.d. : 17 augustus 2005 TEGENSPRAAK VONNIS van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: naam : [verdachte] voornamen : [voornaam] geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats] adres : [straatnaam+nummer] plaats : [woonplaats] thans gedetineerd in P.I. Zuid Oost, HvB Roermond, Keulsebaan 530, Roermond. 1. Het onderzoek van de zaak. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 augustus 2005. 2. De tenlastelegging. De verdachte staat terecht ter zake dat: hij op of omstreeks 5 augustus 2004 in de gemeente Haelen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld groot euro 2520,-- of daaromtrent, in elk geval een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [naam] [slachtoffer 1] en/of [naam] [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam] [slachtoffer 1] en/of [naam] [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld heeft bestaan in het: -in de nachtelijke uren, gemaskerd teneinde herkenning te voorkomen althans te bemoeilijken, gewelddaddig binnendringen in de caravan waarin die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich bevonden en/of -gewelddadig vastpakken en/of gewelddadig van het bed op de grond trekken van die [slachtoffer 2] en (vervolgens) tegen de grond drukken van die [slachtoffer 2] en/of een hand op de rug draaien en /of (met kracht) een hand plaatsen op de mond van die [slachtoffer 2] en/of in het gewelddadig slaan van die [slachtoffer 2] en/of -dreigend een vuurwapen, in elk geval een (op een vuurwapen gelijkend) voorwerp, tegen het hoofd houden van die [slachtoffer 2] en/of -gewelddadig vastpakken van die [slachtoffer 1] en/of in het (al dan niet met een voorwerp) gewelddadig slaan -onder meer op het hoofd- van die [slachtoffer 1] en/of in het gewelddadig schoppen of trappen van die [slachtoffer 1], terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 1] tengevolge heeft gehad en/of terwijl het feit werd gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en/of terwijl de schuldige(n) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben/heeft verschaft door middel van braak of verbreking. artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht. Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad. 3. De geldigheid van de dagvaarding. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 4. De bevoegdheid van de rechtbank. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. 5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen. 6. Schorsing der vervolging. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. 7. Bewezenverklaring. De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 3 augustus 2005 gevorderd dat het ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard. De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, omdat het wettig en overtuigend bewijs dat verdachte ook maar iets te maken heeft met het ten laste gelegde feit ontbreekt. De rechtbank overweegt hierover het volgende. Uit de gsm-printgegevens van het door de politie Limburg-Noord, District Weert opgemaakt proces-verbaal, genummerd PL 2343/04-00481, gedateerd 28 oktober 2004 en 22 november 2004 blijkt dat de mobiele telefoon van verdachte voor langere tijd onder het bereik van de zendmast aan [straatnaam] in Haelen is gesignaleerd (van 4.16:22 uur tot 4.43:14 uur). In dit kader is voorts relevant dat verdachte heeft verklaard dat hij zijn mobiele telefoon zelf in bezit had en niet had uitgeleend. De rechtbank concludeert hieruit dat verdachte zich gedurende genoemde periode in de nabijheid van [straatnaam] te Haelen heeft bevonden. Blijkens de printgegevens heeft verdachte in de zojuist genoemde periode zesmaal getelefoneerd met twee personen, te weten met medeverdachten [mededader 1] en met [mededader 2] De rechtbank merkt op dat verdachte sterk wisselende verklaringen heeft afgelegd omtrent zijn aanwezigheid in de buurt van [plaats delict] in Haelen. Uit het dossier blijkt dat verdachte tijdens verhoren door de politie geen aannemelijke verklaring heeft kunnen geven voor zijn aanwezigheid aldaar. Ter zitting heeft verdachte als nieuwste versie verklaard dat hij in de hiervoor genoemde periode zelf met de auto vanuit Roermond is gaan rijden naar [plaats delict] in Helden om naar zijn vrouw te gaan en dat hij onderweg nog gebeld heeft met medeverdachte [mededader 1] dat hij mee wilde naar Schiphol. De rechtbank vindt deze verklaring niet aannemelijk op grond van het volgende. Medeverdachte [mededader 1] heeft verklaard dat hij in de vroege ochtend van 5 augustus 2004 de vrouw van verdachte heeft opgehaald op [adres] te Helden, waarna hij op weg is gegaan om haar naar Schiphol te brengen. Onderweg is hij door verdachte gebeld met het verzoek om terug te keren en ook verdachte op te halen. Medeverdachte [mededader 1] heeft verklaard dat het betreffende telefoongesprek heeft plaatsgevonden toen hij zich reeds op de snelweg A67 bevond, ter hoogte van een tankstation. Vervolgens is hij via Heythuysen naar Roermond teruggereden om verdachte in Roermond op te halen. Deze verklaring vindt ondersteuning in de zich in het dossier bevindende printgegevens. Uit de printgegevens blijkt dat dit telefoongesprek heeft plaatsgevonden om 5.15:58 uur, met het telefoontoestel van de vrouw van verdachte. In het aanvullend proces-verbaal van 10 februari 2005 is aangegeven dat de telefoon van mevrouw van verdachte zich toen bevond in een geografisch gebied waarin in elk geval ook het tankstation langs de A67 is gelegen. Tevens blijkt uit de printgegevens dat de telefoon van medeverdachte [mededader 1] zich om 5:28:16 te Roggel en om 5:38:14 te Horn bevond. Indien verdachte reeds tijdens een telefoongesprek in de periode van 4.16:22 uur tot 4.43:14 uur hierover met medeverdachte [mededader 1] zou hebben gebeld, dan zou medeverdachte [mededader 1] niet eerst vanuit Helden naar de A67 en vervolgens richting Amsterdam zijn gereden om vervolgens weer naar Roermond terug te keren en zou er voor verdachte geen reden meer zijn geweest om medeverdachte [mededader 1] om 5.15:58 wederom te bellen met het verzoek om hem op te halen. Omtrent de strekking van de andere twee met medeverdachte [mededader 1] gevoerde gesprekken heeft verdachte, hoewel uitdrukkelijk daarnaar gevraagd, geen verklaring gegeven. Verder is van de zijde van de verdediging ter zitting aangevoerd dat het onmogelijk is om tijdens een overval zoveel malen te bellen, echter naar het oordeel van de rechtbank is het zeer wel mogelijk dat de telefoongesprekken vóór en ná de overval hebben plaatsgevonden. Weliswaar hebben de slachtoffers verklaard dat de overval ongeveer 7 tot 10 minuten heeft geduurd (p. 171 en 214), maar kijkend naar de beschrijvingen die de slachtoffers van de overval hebben gegeven, waarbij de overvallers zeer doelgericht te werk zijn gegaan en verder niet gezocht hebben naar andere zaken, heeft de rechtbank de indruk dat het zeer wel mogelijk is dat de overval, los van de subjectieve beleving die de slachtoffers daaromtrent wellicht hebben, zeer kort -en de rechtbank denkt daarbij aan een periode van hooguit drie minuten - heeft geduurd. Alle omstandigheden, in onderlinge samenhang bezien, is de rechtbank van oordeel dat zij bewezen acht dat verdachte bij de overval op [plaats delict] in Haelen betrokken is geweest, gezien de aanwezigheid van verdachte in de directe omgeving van [plaats delict] in Haelen, waarbij verdachte geen aannemelijke verklaring heeft kunnen geven voor zijn aanwezigheid aldaar voor de duur van ongeveer een half uur op een nagenoeg vaste plaats (blijkens de printgegevens), gecombineerd met de sterk wisselende verklaringen die hij heeft afgelegd omtrent de reis naar Schiphol. De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: hij op 5 augustus 2004 in de gemeente Haelen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld groot euro 2520,-- toebehorende aan [naam] [slachtoffer 1] en/of [naam] [slachtoffer 2], welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [naam] [slachtoffer 1] en/of [naam] [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld heeft bestaan in het: -in de nachtelijke uren, gemaskerd teneinde herkenning te voorkomen, gewelddaddig binnendringen in de caravan waarin die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich bevonden en -gewelddadig vastpakken en gewelddadig van het bed op de grond trekken van die [slachtoffer 2] en (vervolgens) tegen de grond drukken van die [slachtoffer 2] en een hand op de rug draaien en (met kracht) een hand plaatsen op de mond van die [slachtoffer 2] en in het gewelddadig slaan van die [slachtoffer 2] en/of -dreigend een vuurwapen, in elk geval een (op een vuurwapen gelijkend) voorwerp, tegen het hoofd houden van die [slachtoffer 2] en -gewelddadig vastpakken van die [slachtoffer 1] en in het (al dan niet met een voorwerp) gewelddadig slaan -onder meer op het hoofd- van die [slachtoffer 1] en in het gewelddadig schoppen of trappen van die [slachtoffer 1], terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 1] tengevolge heeft gehad en terwijl het feit werd gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl de schuldigen zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak. Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. 8. Het bewijs. De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen. De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen. 8.1 De bewijsmiddelen. Voor zover het vonnis is uitgewerkt, staan de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen vermeld in de alsdan aan het vonnis gehechte aanvulling als bedoeld in de artikelen 365a en 365b van het Wetboek van Strafvordering. 9. Kwalificatie van het bewezenverklaarde. Het ten laste van verdachte bewezen verklaarde levert op het navolgende misdrijf: diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft. Dit misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 312 in verband met artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. 10. De strafbaarheid van verdachte. De verdachte is strafbaar voor het bewezen verklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft. 11. De straffen en/of maatregelen. De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 3 augustus 2005 met betrekking tot de op te leggen hoofdstraf gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van viereneenhalf jaar, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. 11.1 De algemene overwegingen van de rechtbank. Op grond van de aard van het bewezen verklaarde, alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte na te melden straffen en maatregel behoren te worden opgelegd. 11.2 De bijzondere overwegingen van de rechtbank. De rechtbank heeft bij de strafoplegging meer in het bijzonder enerzijds rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede met het belang van een juiste normhandhaving. Van uitzonderlijke ernst acht de rechtbank het feit dat het hier een diefstal met geweld betrof in een als woning bestemde plaats van slachtoffers waarmee de daders bekend waren in de nacht waarbij grof geweld werd gebruikt en het feit - blijkens de medische verklaring - voor het slachtoffer [slachtoffer 1] ernstig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad. Voorts heeft de rechtbank laten meewegen dat door het bewezenverklaarde feit een ernstige inbreuk op de geestelijke en lichamelijke integriteit van de slachtoffers wordt veroorzaakt en dat dit bewezen verklaarde feit persoonlijk leed en psychische schade bij deze slachtoffers teweeg heeft gebracht. Het feit heeft een bijzonder gewelddadig en gevaarzettend karakter. Het is van algemene bekendheid dat er bij slachtoffers van een delict als het bewezen verklaarde, lange tijd gevoelens van angst en onzekerheid (kunnen) blijven bestaan, waardoor zij in hun deelname aan het maatschappelijk verkeer ernstig kunnen worden belemmerd. Anderzijds houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat de verdachte blijkens het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister niet eerder hier ten lande is veroordeeld en met de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die zijn gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting. De rechtbank zal een straf opleggen conform hetgeen door de officier van justitie is gevorderd en derhalve een hogere straf dan door de verdediging is bepleit, nu met name de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, een straf zoals door de officier van justitie gevorderd rechtvaardigen. 11.3 Verbeurdverklaring. De rechtbank is van oordeel dat de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten een pet, kleur zwart, Nike baseball, baseballcap, een shirt, kleur zwart, t-shirt, een personenauto, Mazda 323F, kleur rood en een telefoontoestel, kleur blauw, Erisscon T65, dienen te worden verbeurdverklaard. Genoemde voorwerpen zijn vatbaar voor verbeurdverklaring aangezien met betrekking tot die voorwerpen het feit is begaan. 11.4 De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] en de schadevergoedingsmaatregel. [slachtoffer 1], [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor ten laste gelegde feit geleden materiële en immateriële schade. [slachtoffer 1] voornoemd heeft de materiële schade, op een bedrag van EUR 2.220,-- en de immateriële schade op een bedrag van EUR 300,-- gesteld, en wil die schades vergoed krijgen. Ten laste van verdachte is het hiervoor ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld. De vordering komt de rechtbank alleszins gegrond voor, zodat daarover, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, dient te worden beslist zoals hierna is vermeld. Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededaders, aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van EUR 2.520,-- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 50 dagen, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 1], [adres], zoals hierna in het dictum genoemd. 11.5 De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] en de schadevergoedingsmaatregel. [slachtoffer 2], [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor ten laste gelegde feit geleden materiële en immateriële schade. [slachtoffer 2] voornoemd heeft de materiële schade, op een bedrag van EUR 300,-- en de immateriële schade eveneens op een bedrag van EUR 300,-- gesteld, en wil die schades vergoed krijgen. Ten laste van verdachte is het hiervoor ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld. De vordering komt de rechtbank alleszins gegrond voor, zodat daarover, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, dient te worden beslist zoals hierna is vermeld. Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededaders, aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van EUR 600,-- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 12 dagen, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 2], [adres], zoals hierna in het dictum genoemd. 12. Toepasselijke wetsartikelen. Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 10, 24, 24c, 27, 33, 33a, 36f, 310, 312. BESLISSING De rechtbank: verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij; verstaat dat het aldus bewezen verklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte terzake strafbaar; veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 4 1/2 jaar; beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]; veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [slachtoffer 1], [adres], te betalen een bedrag van EUR 2.520,--; bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door verdachtes mededaders is voldaan; legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van EUR 2.520,-- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 50 dagen ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1], [adres], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft; bepaalt dat indien verdachte of zijn mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 2.520,-- ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte of zijn mededaders aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen; veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil; wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]; veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [slachtoffer 2], [adres], te betalen een bedrag van EUR 600,--; bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door verdachtes mededaders is voldaan; legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van EUR 600,-- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 12 dagen ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2], [adres], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft; bepaalt dat indien verdachte of zijn mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 600,-- ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte of zijn mededaders aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen; veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil; verklaart verbeurd het inbeslaggenomene, te weten een pet, kleur zwart, Nike baseball, baseballcap, een shirt, kleur zwart, t-shirt, een personenauto, Mazda 323F, kleur rood en een telefoontoestel, kleur blauw, Erisscon T65. Vonnis gewezen door mrs. D.C.M. Bomans, E.P.J. Rutten en E.J. Govaers, rechters, van wie mr. D.C.M. Bomans voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.F.D. Engelhard als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 17 augustus 2005. Mr. E.J. Govaers en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.