Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU1271

Datum uitspraak2005-08-17
Datum gepubliceerd2005-08-23
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/050645-04
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank acht het tenlastegelegde bewezen, gelet op de inhoud van de steeds wisselende verklaringen van de verdachte en de medeverdachte, bezien in samenhang met de printgegevens (plaatszendmasten+ tijdstippen) van hun onderlinge GSM-contacten. Deze printgegevens bevestigen de onaannemelijkheid van de verklaringen. Verder is verdachte door slachtoffer 1 herkend en zijn DNA-sporen van zowel slachtoffer 1 als van verdachte aangetroffen op een T-shirt.


Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND Parketnummer : 04/050645-04 Uitspraak d.d. : 17 augustus 2005 TEGENSPRAAK VONNIS van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: naam : [naam] voornamen : [voornaam] geboren op : [geboortedatum] te [geboorteplaats] adres : Huis van Bewaring Grave, Muntlaan 1 plaats : Grave. 1. Het onderzoek van de zaak. Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 augustus 2005. 2. De tenlastelegging. De verdachte staat terecht ter zake dat: hij op of omstreeks 5 augustus 2004 in de gemeente Haelen, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld groot euro 2520,-- of daaromtrent, in elk geval een hoeveelheid geld, geheel of ten dele toebehorende aan [naam] [slachtoffer 1] en/of [naam] [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [naam] [slachtoffer 1] en/of [naam] [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en of welke bedreiging met geweld heeft bestaan in het: -in de nachtelijke uren, gemaskerd teneinde herkenning te voorkomen althans te bemoeilijken, gewelddaddig binnendringen in de caravan waarin die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] zich bevonden en/of -gewelddadig vastpakken en/of gewelddadig van het bed op de grond trekken van die [slachtoffer 2] en (vervolgens) tegen de grond drukken van die [slachtoffer 2] en/of een hand op de rug draaien en /of (met kracht) een hand plaatsen op de mond van die [slachtoffer 2] en/of in het gewelddadig slaan van die [slachtoffer 2] en/of -dreigend een vuurwapen, in elk geval een (op een vuurwapen gelijkend) voorwerp, tegen het hoofd houden van die [slachtoffer 2] en/of -gewelddadig vastpakken van die [slachtoffer 1] en/of in het (al dan niet met een voorwerp) gewelddadig slaan -onder meer op het hoofd- van die [slachtoffer 1] en/of in het gewelddadig schoppen of trappen van die [slachtoffer 1], terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 1] tengevolge heeft gehad en/of terwijl het feit werd gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en/of terwijl de schuldige(n) zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben/heeft verschaft door middel van braak of verbreking. artikel 312 van het Wetboek van Strafrecht. Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad. 3. De geldigheid van de dagvaarding. Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 4. De bevoegdheid van de rechtbank. Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. 5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen. 6. Schorsing der vervolging. Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. 7. Bewezenverklaring. De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 3 augustus 2005 gevorderd dat het ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard. De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde, nu zich in het dossier wellicht voldoende wettig bewijs bevindt dat verdachte het ten laste gelegde heeft gepleegd, doch dit bewijs niet overtuigend is. De rechtbank overweegt hierover het volgende. In het dossier bevinden zich gegevens betreffende het telefoonverkeer van onder andere verdachte [naam] en zijn medeverdachte [naam]. Een aantal van deze gegevens zijn weergegeven op het "overzicht printlijst" welke zich bevindt op de doorgenummerde pagina's 374 tot en met 376 van het dossier. Uit dit "overzicht printlijst" blijkt dat verdachte [naam] om 4.25:10 uur belt met [medebetrokkene]. Zijn telefoontoestel bevindt zich dan in de nabijheid van de zendmast aan de [straatnaam] te Haelen. Verdachte [naam] heeft verklaard dat hij zijn mobiele telefoon zelf in bezit had en niet had uitgeleend. De rechtbank concludeert hieruit dat verdachte [naam] zich dus om 4.25:10 uur in de nabijheid van de [straatnaam] te Haelen bevond. Verdachte [naam] heeft tijdens een van zijn verhoren bij de politie verklaard dat hij vanuit Roermond via de Napoleonsweg en Neer naar Helden is gereden. Daarmee heeft verdachte echter nog geen verklaring gegeven met betrekking tot de noodzaak van een telefoongesprek met [medebetrokkene] juist op het moment dat hij onderweg zou zijn naar Helden noch over de inhoud van dat gesprek. Verder blijkt uit het "overzicht printlijst" dat verdachte [naam] in een tijdsbestek van vijftien minuten (tussen 4.16:22 uur en 4.30:40 uur) drie maal is gebeld door medeverdachte [naam], die zich op dat moment eveneens bevond in de nabijheid en onder het bereik van de zendmast aan de [straatnaam] te Haelen. Verdachte [naam] heeft verklaard dat hij in de vroege ochtend van 5 augustus 2004 de vrouw van zijn medeverdachte [naam] heeft opgehaald op [straatnaam] te Helden, waarna hij op weg is gegaan om haar naar Schiphol te brengen. Onderweg is hij door medeverdachte [naam] gebeld met het verzoek om terug te keren en ook medeverdachte [naam] op te halen. Verdachte [naam] heeft verklaard dat het betreffende telefoongesprek heeft plaatsgevonden toen hij zich reeds op de snelweg A67 bevond, ter hoogte van een tankstation. Vervolgens is hij via Heythuysen naar Roermond teruggereden om medeverdachte [naam] in Roermond op te halen. Deze verklaring vindt ondersteuning in de zich in het dossier bevindende printgegevens. Uit de printgegevens blijkt dat dit telefoongesprek heeft plaatsgevonden om 5.15:58 uur, met het telefoontoestel van de vrouw van [naam medeverdachte]. In het aanvullend proces-verbaal van 10 februari 2005 is aangegeven dat de telefoon van mevrouw [naam medeverdachte] zich toen bevond in een geografisch gebied waarin in elk geval ook het tankstation langs de A67 is gelegen. Tevens blijkt uit de printgegevens dat de telefoon van verdachte [naam] zich om 5:28:16 te Roggel en om 5:38:14 te Horn bevond. Ter terechtzitting heeft verdachte [naam] verklaard (in afwijking van hetgeen hij bij de politie heeft verklaard) dat hij onderweg naar Helden reeds door medeverdachte [naam] is gebeld en dat het gesprek handelde over het (mee)rijden van medeverdachte [naam] naar Schiphol. De rechtbank acht deze verklaring niet aannemelijk. Immers in dat geval zou verdachte [naam] niet eerst vanuit Helden naar de A67 en vervolgens richting Amsterdam zijn gereden om vervolgens weer naar Roermond terug te keren en zou er voor medeverdachte [naam] geen reden meer zijn geweest om verdachte [naam] om 5.15:58 wederom te bellen met het verzoek om hem op te halen. Omtrent de strekking van de andere twee met medeverdachte [naam] gevoerde gesprekken heeft verdachte [naam], hoewel uitdrukkelijk daarnaar gevraagd, geen verklaring gegeven. Door een speurhond is langs de berm van de [straatnaam] een zwart t-shirt gevonden, dat door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) tweemaal is onderzocht. Nadat het NFI de eerste keer (29-11-2004) alleen bloedsporen van het slachtoffer [slachtoffer 1] daarop aantrof, is er een tweede, aanvullend onderzoek verricht (11-2-2005) waarbij uit het celmateriaal, aangetroffen op het t-shirt een partieel DNA-profiel is verkregen waarvan de DNA-kenmerken overeenkomen met de desbetreffende DNA-kenmerken van het DNA-profiel van verdachte [naam]. Naar aanleiding van het onderzoek concludeert het NFI, dat het celmateriaal in het aangetroffen t-shirt afkomstig kan zijn van verdachte [naam]. De kans dat een willkeurig gekozen persoon dezelfde DNA-kenmerken bezit als dat van het onderzochte celmateriaal bedraagt circa 1 op 19 miljoen. De rechtbank acht dit een relatief sterk bewijs, gezien de (afgebakende) populatie van personen die daarvoor in aanmerking komt (namelijk de populatie van Pools sprekende personen met een Oekraïns accent). In het dossier bevindt zich voorts de verklaring van het slachtoffer [slachtoffer 1] (pagina 224 e.v.) die verklaart dat hij verdachte [bijnaam verdachte] (uit het dossier blijkt dat hiermee verdachte [naam] wordt bedoeld) duidelijk heeft herkend, toen [slachtoffer 1] er tijdens de overval in slaagde om het masker van het gezicht van verdachte [naam] af te trekken. Daarnaast heeft [slachtoffer 1] verklaard dat hij in de nacht van 4 op 5 augustus 2004, rond 1.00 uur, gebeld is door verdachte [naam] met de vraag - kort gezegd - waar hij was en wanneer hij weer thuis zou zijn. [slachtoffer 1] bevond zich op dat moment in Duitsland. Uit de printgegevens blijkt dat het tijdstip van dit telefoongesprek 23.46:04 is geweest. Ook verdachte [naam] bevestigt in zijn verklaringen op pagina 338 en 346 dat dit telefoongesprek heeft plaatsgevonden. Ten overstaan van de politie heeft verdachte [naam] verklaard dat hij niet meer wist waarom hij [slachtoffer 1] had gebeld, maar dat hij zich niet kon voorstellen dat dat was om te vragen waar [slachtoffer 1] was en wanneer [slachtoffer 1] weer thuis zou zijn. Ter terechtzitting heeft verdachte [naam] verklaard dat hij wist dat [slachtoffer 1] op korte termijn naar Polen zou terug gaan en dat hij [slachtoffer 1] gebeld heeft om hem te vragen om voor hem worst mee te nemen uit Polen. De rechtbank overweegt dat zij geen redenen heeft om aan de verklaring van [slachtoffer 1] omtrent de inhoud van het telefoongesprek met verdachte [naam] te twijfelen en kent daaraan dan ook meer waarde toe dan aan de ter terechtzitting afgelegde verklaring van verdachte [naam], temeer daar deze verklaring eerst ter terechtzitting (bijna een jaar na de overval) is afgelegd en verder in geen enkele eerdere verklaring ter sprake is gekomen. Volgens [slachtoffer 1] was verdachte [naam] op de hoogte van het feit dat [slachtoffer 1] op 4 augustus 2004 (belasting)geld zou terug krijgen van zijn werkgever. [slachtoffer 1] had hierover naar zijn zeggen gesproken met [medebetrokkene] in het bijzijn van verdachte [naam] (pagina 206). Bovendien had verdachte [naam] volgens [slachtoffer 1] wetenschap van de (vaste) plaats waar [slachtoffer 1] zijn geld en portefeuille bewaarde in zijn caravan, nu verdachte [naam] deze bewaarplaats zelf eerder gezien had (pagina 212). Gelet op het feit dat er in de caravan tijdens de overval meteen onder het matras is gezocht naar geld en de overvallers de caravan niet nader doorzocht hebben en er verder ook niets is meegenomen uit de caravan, heeft de rechtbank de overtuiging dat de overval gepleegd moet zijn door iemand die wetenschap had van de aanwezigheid en de bewaarplaats van geld in de caravan. De raadsvrouw heeft nog betoogd, dat verdachte [naam] niet bij de overval betrokken kan zijn geweest nu hij volgens zijn eigen verklaring en de overgelegde schriftelijke verklaringen van mevrouw [naam medeverdachte], [naam getuige 1] en [naam getuige 2] omstreeks 4.30 uur op [plaats delict] zou zijn aangekomen om aldaar mevrouw [naam medeverdachte] op te halen. De rechtbank overweegt ten aanzien daarvan het volgende. De rechtbank is van oordeel, dat genoemde verklaringen niet zonder meer kunnen leiden tot de constatering dat verdachte [naam] omstreeks 4.30 op [plaats delict] te Helden is gearriveerd. De rechtbank vindt met name opvallend, dat in genoemde verklaringen zo exact de tijdstippen zijn aangegeven, en dus kennelijk door genoemde getuigen zijn waargenomen, waarop verdachte [naam] ter plaatse zou zijn gearriveerd. De raadsvrouw van verdachte [naam] heeft hierover aangegeven dat mevrouw [naam medeverdachte] - omdat zij op tijd op Schiphol moest zijn - vanwege de tijdsdruk reeds met 'allen' wachtte op verdachte [naam]. Verder heeft [naam getuige 1] en ook verdachte [naam] zelf ter zitting verklaard, dat verdachte [naam] na aankomst op [plaats delict] te Helden nog koffie heeft gedronken met [naam getuige 1] terwijl mevrouw [naam medeverdachte] afscheid nam van andere mensen. Gezien de in de verklaringen genoemde tijdstippen zou dit ongeveer 15 minuten in beslag hebben genomen. De rechtbank constateert, dat de verklaring met betrekking tot het koffie drinken en afscheid nemen niet in overeenstemming is met de drang tot vertrek die zou hebben geleid tot het zo exact waarnemen van genoemde tijdstippen. De rechtbank zal die verklaringen dan ook passeren. Vervolgens constateert de rechtbank dat een aanwezigheid van verdachte [naam] op het betreffende tankstation langs de A67 om 5.15:58 uur de mogelijkheid van een aankomst op en derhalve ook een vertrek van verdachte [naam] van [plaats delict] te Helden ruim na 4.30 uur open laat. Concluderend is de rechtbank van oordeel dat, gezien al hetgeen hiervoor is overwogen, in onderling verband en samenhang bezien, wettig en overtuigend bewezen is dat verdachte [naam] bij de overval op [plaats delict] in Haelen betrokken is geweest, met dien verstande dat: hij op 5 augustus 2004 in de gemeente Haelen, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een hoeveelheid geld groot euro 2520,-- toebehorende aan [naam] [slachtoffer 1] en/of [naam] [slachtoffer 2], welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen [naam] [slachtoffer 1] en/of [naam] [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld heeft bestaan in het: -in de nachtelijke uren, gemaskerd teneinde herkenning te voorkomen, gewelddaddig binnendringen in de caravan waarin die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] zich bevonden en -gewelddadig vastpakken en gewelddadig van het bed op de grond trekken van die [slachtoffer 2] en (vervolgens) tegen de grond drukken van die [slachtoffer 2] en een hand op de rug draaien en (met kracht) een hand plaatsen op de mond van die [slachtoffer 2] en in het gewelddadig slaan van die [slachtoffer 2] en -dreigend een vuurwapen, in elk geval een (op een vuurwapen gelijkend) voorwerp, tegen het hoofd houden van die [slachtoffer 2] en -gewelddadig vastpakken van die [slachtoffer 1] en in het (al dan niet met een voorwerp) gewelddadig slaan -onder meer op het hoofd- van die [slachtoffer 1] en in het gewelddadig schoppen of trappen van die [slachtoffer 1], terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 1] tengevolge heeft gehad en terwijl het feit werd gepleegd gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en terwijl de schuldigen zich de toegang tot de plaats des misdrijfs hebben verschaft door middel van braak. Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. 8. Het bewijs. De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen. De genoemde geschriften zijn slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen. 8.1 De bewijsmiddelen. Voor zover het vonnis is uitgewerkt, staan de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen vermeld in de alsdan aan het vonnis gehechte aanvulling als bedoeld in de artikelen 365a en 365b van het Wetboek van Strafvordering. 9. Kwalificatie van het bewezenverklaarde. Het ten laste van verdachte bewezen verklaarde levert op het navolgende misdrijf: diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, gedurende de voor de nachtrust bestemde tijd in een woning en de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak en het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft. Dit misdrijf is strafbaar gesteld bij artikel 312 in verband met artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht. 10. De strafbaarheid van verdachte. De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft. 11. De straffen en/of maatregelen. De officier van justitie heeft bij gelegenheid van de terechtzitting op 3 augustus 2005 met betrekking tot de op te leggen hoofdstraf gevorderd dat verdachte ter zake van het ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van viereneenhalf jaar, met aftrek ex artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht. 11.1 De algemene overwegingen van de rechtbank. Op grond van de aard van het bewezenverklaarde, alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte na te melden straffen en maatregel behoren te worden opgelegd. 11.2 De bijzondere overwegingen van de rechtbank. De rechtbank heeft bij de strafoplegging meer in het bijzonder enerzijds rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in verhouding tot andere strafbare feiten, alsmede met het belang van een juiste normhandhaving. Van uitzonderlijke ernst acht de rechtbank het feit dat het hier een diefstal met geweld betrof in een als woning bestemde plaats van slachtoffers waarmee de daders bekend waren in de nacht waarbij grof geweld werd gebruikt en het feit - blijkens de medische verklaring - voor het slachtoffer [slachtoffer 1] ernstig lichamelijk letsel ten gevolge heeft gehad. Voorts heeft de rechtbank laten meewegen dat door het bewezenverklaarde feit een ernstige inbreuk op de geestelijke en lichamelijke integriteit van de slachtoffers wordt veroorzaakt en dat dit bewezen verklaarde feit persoonlijk leed en psychische schade bij deze slachtoffers teweeg heeft gebracht. Het feit heeft een bijzonder gewelddadig en gevaarzettend karakter. Het is van algemene bekendheid dat er bij slachtoffers van een delict als het bewezen verklaarde, lange tijd gevoelens van angst en onzekerheid (kunnen) blijven bestaan, waardoor zij in hun deelname aan het maatschappelijk verkeer ernstig kunnen worden belemmerd. Anderzijds houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat de verdachte blijkens het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister niet eerder hier ten lande is veroordeeld en met de overige persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals die zijn gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting. De rechtbank zal een straf opleggen conform hetgeen door de officier van justitie is gevorderd en derhalve een hogere straf dan door de verdediging is bepleit, nu met name de aard en de ernst van het bewezen verklaarde, een straf zoals door de officier van justitie gevorderd rechtvaardigen. 11.3 Verbeurdverklaring. De rechtbank is van oordeel dat het inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten een telefoontoestel, kleur grijs, Nokia, dient te worden verbeurdverklaard. Genoemd voorwerp is vatbaar voor verbeurdverklaring aangezien met betrekking tot dat voorwerp het feit is begaan. 11.4 De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] en de schadevergoedingsmaatregel. [slachtoffer 1], [straatnaam] [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor ten laste gelegde feit geleden materiële en immateriële schade. [slachtoffer 1] voornoemd heeft de materiële schade, op een bedrag van EUR 2.220,-- en de immateriële schade op een bedrag van EUR 300,-- gesteld, en wil die schades vergoed krijgen. Ten laste van verdachte is het hiervoor ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld. De vordering komt de rechtbank alleszins gegrond voor, zodat daarover, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, dient te worden beslist zoals hierna is vermeld. Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededaders, aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van EUR2.520,-- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 50 dagen, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 1], [straatnaam] [adres], zoals hierna in het dictum genoemd. 11.5 De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] en de schadevergoedingsmaatregel. [slachtoffer 2], [straatnaam] [adres], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van het hiervoor ten laste gelegde feit geleden materiële en immateriële schade. [slachtoffer 2] voornoemd heeft de materiële schade op een bedrag van EUR 300,-- en de immateriële schade eveneens op een bedrag van EUR 300,-- gesteld, en wil die schades vergoed krijgen. Ten laste van verdachte is het hiervoor ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld. De vordering komt de rechtbank alleszins gegrond voor, zodat daarover, alsmede over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt, dient te worden beslist zoals hierna is vermeld. Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededaders, aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van EUR 600,-- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 12 dagen, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 2], [straatnaam] [adres], zoals hierna in het dictum genoemd. 12. Toepasselijke wetsartikelen. Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 10, 24, 24c, 27, 33, 33a, 36f, 310, 312. BESLISSING De rechtbank: verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij; verstaat dat het aldus bewezen verklaarde het hiervoor vermelde strafbare feit oplevert en verklaart verdachte terzake strafbaar; veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 4 1/2 jaar; beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]; veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [slachtoffer 1], [straatnaam] [adres], te betalen een bedrag van EUR 2.520,--; bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door verdachtes mededaders is voldaan; legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van EUR 2.520,-- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 50 dagen ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1], [straatnaam] [adres], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft; bepaalt dat indien verdachte of zijn mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 2.520,-- ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte of zijn mededaders aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen; veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil; wijst toe de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]; veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [slachtoffer 2], [straatnaam] [adres], te betalen een bedrag van EUR 600,--; bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door verdachtes mededaders is voldaan; legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van EUR 600,-- bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 12 dagen ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 2], [straatnaam] [adres], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft; bepaalt dat indien verdachte of zijn mededaders hebben voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van EUR 600,-- ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte of zijn mededaders aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen; veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op nihil; verklaart verbeurd het inbeslaggenomene, te weten een telefoontoestel, kleur grijs, Nokia. Vonnis gewezen door mrs. D.C.M. Bomans, E.P.J. Rutten en E.J. Govaers, rechters, van wie mr. D.C.M. Bomans voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. E.F.D. Engelhard als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 17 augustus 2005. Mr. E.J. Govaers en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.