
Jurisprudentie
AU1368
Datum uitspraak2005-08-11
Datum gepubliceerd2005-08-25
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/310 WUV
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-08-25
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/310 WUV
Statusgepubliceerd
Indicatie
WUV-gerechtigde. Aanvraag om uitbreiding uren huishoudelijke hulp afgewezen.
Uitspraak
E N K E L V O U D I G E K A M E R
05/310 WUV
U I T S P R A A K
in het geding tussen:
[eiser], wonende te [woonplaats] (Frankrijk), eiser,
en
de Raadskamer WUV van de Pensioen- en Uitkeringsraad, verweerster.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Onder dagtekening 30 december 2004, kenmerk JZ/M70/2004/0864, heeft verweerster ten aanzien van eiser een besluit genomen ter uitvoering van de Wet uitkeringen vervolgingsslachtoffers 1940-1945 (hierna: de Wet).
Tegen dat besluit heeft eiser bij de Raad beroep ingesteld. In het beroepschrift heeft eiser uiteengezet waarom hij zich met het bestreden besluit niet kan verenigen.
Verweerster heeft een verweerschrift ingediend.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad op 30 juni 2005. Daar is eiser niet verschenen en heeft verweerster zich doen vertegenwoordigen door J.A. Groeneveld, werkzaam bij de Pensioen- en Uitkeringsraad.
II. MOTIVERING
Blijkens de gedingstukken is eiser, geboren [in] 1940, vervolgde en uitkerings-gerechtigde in de zin van de Wet. Dienaangaande is aanvaard dat de psychische klachten alsmede de hartklachten van eiser in het door de Wet vereiste verband staan met de vervolging.
Vervolgens heeft verweerster bij besluit van 10 december 2003 eiser met ingang van 1 oktober 2003 in aanmerking gebracht voor een vergoeding van de kosten verbonden aan extra huishoudelijke hulp tot maximaal vier uur per week.
Bij brief van 2 december 2003 heeft eiser bij verweerster een vervolgaanvraag ingediend om toekenning van een voorziening ter zake van de kosten verbonden aan extra huis-houdelijke hulp gedurende zes uur per week.
Bij besluit van 6 augustus 2004, zoals na daartegen gemaakt bezwaar gehandhaafd bij het bestreden besluit, heeft verweerster dat verzoek afgewezen op de grond - kort gezegd en samengevat - dat eiser niet vanwege de uit de vervolging voortvloeiende klachten is aangewezen op meer dan 4 uren huishoudelijke hulp en voorts dat eisers rugklachten niet aan de vervolging kunnen worden toegeschreven maar door andere oorzaken zijn ontstaan.
In beroep heeft eiser aangevoerd dat zijn rugklachten dateren uit de jaren ’40 en deze hem hinderen in het doen van huishoudelijke werkzaamheden. Voorts heeft eiser benadrukt dat hij vanwege de aanwezige rugklachten heeft gevraagd om uitbreiding van de huishoudelijke hulp.
De Raad dient antwoord te geven op de vraag of het bestreden besluit, gelet op hetgeen door eiser in beroep is aangevoerd, in rechte kan standhouden.
Dienaangaande overweegt de Raad als volgt.
Blijkens de gedingstukken is het in het bestreden besluit neergelegde standpunt van verweerster in overeenstemming met adviezen van een tweetal geneeskundig adviseurs van de Pensioen- en Uitkeringsraad. Deze adviezen berusten op een rapport van onderzoek van eiser op 29 april 2004 door een van deze adviseurs, de arts A.J. Maas, waarbij is betrokken de van de behandelende sector ontvangen informatie alsmede de reeds bij verweerster aanwezige medische informatie in verband met de eerdere aanvraag van eiser. In deze adviezen is gemotiveerd aangegeven dat ten aanzien van de rugklachten van eiser sprake is van status na HNP (operatie in 1992) in combinatie met degeneratieve afwijkingen en een verband met de vervolging ontbreekt.
De Raad acht het bestreden besluit op grond van deze adviezen deugdelijk voorbereid en gemotiveerd.
In de voorhanden medische gegevens en andere gegevens heeft de Raad geen aanknopingspunt gevonden om het in bovengenoemde adviezen vervatte, door verweerster gevolgde medisch standpunt onjuist te oordelen. Daarbij kan de Raad niet voorbijgaan aan de omstandigheid dat eiser bij de in 1983 in het kader van de Wet gedane aanvraag, geen melding heeft gemaakt van rugklachten.
Nu op basis van de voorhanden gegevens onderhavige aanvraag uitsluitend is gebaseerd op de uit de rugklachten voortvloeiende belemmeringen, is de Raad met verweerster van oordeel dat de gevraagde uitbreiding van de extra huishoudelijk hulp niet is geïndiceerd op grond van eisers voor de toepassing van de Wet aanvaarde klachten.
Gezien het voorgaande bestaat voor vernietiging van het bestreden besluit geen grond, zodat dit besluit in rechte kan standhouden.
De Raad acht, ten slotte, geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake een vergoeding van proces-kosten.
Beslist wordt als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door mr. G.L.M.J. Stevens, in tegenwoordigheid van J.P. Schieveen als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 11 augustus 2005.
(get.) G.L.M.J. Stevens.
(get.) J.P. Schieveen.