
Jurisprudentie
AU1409
Datum uitspraak2005-08-24
Datum gepubliceerd2005-08-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200501242/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-08-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200501242/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 5 oktober 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Wieringermeer het wijzigingsplan "Schervenweg 12" vastgesteld.
Uitspraak
200501242/1.
Datum uitspraak: 24 augustus 2005.
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 5 oktober 2004 heeft het college van burgemeester en wethouders van Wieringermeer het wijzigingsplan "Schervenweg 12" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 14 december 2004, kenmerk 2004-49244, beslist over de goedkeuring van dit plan.
Tegen dit besluit heeft [appellant] bij brief van 9 februari 2005, bij de Raad van State ingekomen op 10 februari 2005, beroep ingesteld.
Verweerder heeft geen verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek is een nader stuk ontvangen van verweerder. Dit is aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 18 juli 2005, waar [appellant], vertegenwoordigd door mr. drs. O.H. Minjon, advocaat te Alkmaar, en verweerder, vertegenwoordigd door W.J. Ardewijn, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar [partij], bijgestaan door ing. I.T.G.M. Martens, gehoord. Het college van burgemeester en wethouders is niet verschenen.
2. Overwegingen
Toetsingskader
2.1. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een wijzigingsplan. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), voorzover hier relevant, kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het plan kan worden gewijzigd binnen bij het plan te bepalen grenzen. Bij de beslissing omtrent goedkeuring van het wijzigingsplan dient verweerder te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven wijzigingsvoorwaarden is voldaan. Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de WRO in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) rust daarnaast op verweerder de taak om te bezien of het plan binnen de bij het bestemmingsplan bepaalde grenzen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Tevens heeft verweerder erop toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan overigens niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
Het plan
2.2. Het plan voorziet ten behoeve van de plaatsing van een windturbine in een vergroting van het bouwblok van 1.5 hectare naar 2.5 hectare op het perceel Schervenweg 12, dat de bestemming "Agrarisch gebied" heeft.
Standpunt [appellant]
2.3. [Appellant] stelt in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan. Daartoe voert hij aan dat het plan in strijd is met de wijzigingsvoorwaarden omdat de vergroting van het bouwblok niet noodzakelijk is uit het oogpunt van de toekomstige bedrijfsvoering van het bedrijf, dat is gevestigd aan de Schervenweg 12. Evenmin zal de vergroting van het bouwblok volgens appellant ten dienste komen van de agrarische activiteiten van het bedrijf. Hij voert aan dat ten onrechte buiten de aanvraag tot het vergroten van het bouwblok is getreden doordat het plan voorziet in een vergroting van het bouwblok tot 2.5 hectare in plaats van de verzochte 2 hectare. Voorts vreest hij geluid- en schaduwhinder als gevolg van de voorziene windturbine.
Het bestreden besluit
2.4. Verweerder heeft geen reden gezien het plan in strijd te achten met een goede ruimtelijke ordening of het recht en heeft het goedgekeurd. Hij is van mening dat strijd met de wijzigingsvoorwaarden zich niet voordoet. Hij acht voldoende aangetoond dat de vergroting van het bouwblok voor het plaatsen van een windturbine noodzakelijk is voor de toekomstige bedrijfsvoering van het agrarische bedrijf ter plaatse.
Vaststelling van de feiten
2.5. Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.
2.5.1. Ingevolge artikel 4, tweede lid, onder a., van het bestemmingsplan "Buitengebied 1996", zoals gewijzigd bij het bestemmingsplan "Bestemmingsplan Buitengebied 1996, partiële herziening", is ten behoeve van de uitoefening van een agrarisch bedrijf op met "agrarisch bedrijf" aangegeven gronden, bebouwing toegestaan, mits deze wordt gegroepeerd binnen een aaneengesloten oppervlak van 1.5 hectare. Uitsluitend ter vervanging van een bestaande windturbine mag een nieuwe turbine worden geplaatst onder de volgende voorwaarden: - de windturbine dient op het bouwperceel te worden geplaatst; - (….).
2.5.2. Ingevolge artikel 1, onder o., van de voorschriften van het bestemmingsplan "Buitengebied 1996" wordt onder een agrarisch bedrijf verstaan: een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren.
2.5.3. Ingevolge artikel 22, dertiende lid, kunnen burgemeester en wethouders overeenkomstig artikel 11 van de WRO de bestemming "Agrarisch gebied" en "Agrarisch gebied met landschappelijke en natuurwetenschappelijke waarden" wijzigen ten behoeve van vergroting van het aaneengesloten oppervlak van 1.5 hectare, als bedoeld in artikel 4, tweede lid, onder a, tot ten hoogste 2.5 hectare.
2.5.4. Ingevolge artikel 3, vierde lid, voorzover hier van belang, wordt de wijziging voor het vergroten van het bouwperceel slechts verleend indien: - aangetoond wordt dat vergroting uit het oogpunt van de toekomstige bedrijfsvoering noodzakelijk is; - (….); - de vergroting van het bouwperceel ten dienste komt van agrarische activiteiten die noodzakelijkerwijs op de bedrijfslocatie dienen te worden uitgevoerd.
2.5.5. Niet is gebleken dat het begrip "bouwperceel" in de voorschriften van het bestemmingsplan "Buitengebied 1996" niet identiek is aan het begrip "bouwblok" in de besluiten tot vaststelling en goedkeuring van het wijzigingsplan "Schervenweg 12".
2.5.6. De procedure omtrent de vergroting van het bouwblok is op verzoek van een agrarisch bedrijf gestart om de bestaande windturbine ter plaatse te kunnen vervangen door een grotere windturbine. Dit bedrijf hield zich bezig met het telen van bloembollen en is thans niet meer gevestigd aan de Schervenweg 12. Het verzoek zag op het vergroten van het bouwblok van 1.5 hectare tot 2 hectare. De procedure omtrent de vergroting van het bouwblok is overgenomen door het bedrijf dat thans is gevestigd op deze plaats. Dit bedrijf houdt zich, blijkens het uittreksel van de Kamer van Koophandel, bezig met beheer, verhuur en taxatie van en makelaardij in (agrarisch) onroerend goed. Voorts behoren het telen, verwerken, drogen en koelen van agrarische producten tot de bedrijfsactiviteiten, aldus het uittreksel. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat de bedrijfsactiviteiten thans zijn beperkt tot het koelen van agrarische producten en het stallen van landbouwmachines en werktuigen. Bloementeelt in kassen zal in de toekomst deel gaan uit maken van de bedrijfsvoering.
Het oordeel van de Afdeling
2.6. Voorzover appellant van mening is dat ten onrechte buiten de aanvraag is getreden overweegt de Afdeling dat de toepassing van een wijzigingsbevoegdheid als bedoeld in artikel 11, eerste lid, van de WRO niet afhankelijk is van de indiening van een aanvraag. Ongeacht of een hiertoe strekkende aanvraag is ingediend, is het college van burgemeester en wethouders bevoegd met gebruikmaking van een aan het college toegekende wijzigingsbevoegdheid een wijzigingsplan vast te stellen. Hieruit vloeit voort dat, indien een aanvraag is ingediend, het college de bevoegdheid heeft om ambtshalve met inachtneming van de bij het bestemmingsplan gegeven wijzigingsvoorwaarden te voorzien in een verdergaande wijziging dan die is verzocht.
2.6.1. Ter zitting is komen vast te staan dat de energiebehoefte van het bedrijf aan de Schervenweg 12, ook ingeval van verwezenlijking van de voorgenomen bloementeelt, slechts een zeer marginaal deel bedraagt en zal bedragen van de hoeveelheid stroom die de bovenvermelde windturbine kan opwekken en dat het bedrijf beoogt met de windturbine extra inkomsten te genereren door middel van verkoop van stroom. De Afdeling stelt vast dat de vergroting van het bouwblok uit het oogpunt van de toekomstige bedrijfsvoering in dit geval niet noodzakelijk is aangezien geen direct verband zal bestaan tussen de bedrijfsvoering en de voorziene windturbine. Dat een grotere windturbine een aanzienlijke bijdrage kan leveren aan het bedrijfsinkomen van een agrarisch bedrijf brengt niet reeds met zich dat de vergroting van het bouwblok voor het plaatsen van een dergelijke windturbine noodzakelijk is uit het oogpunt van de toekomstige bedrijfsvoering en ten dienste komt van de agrarische activiteiten van het bedrijf.
2.6.2. Gelet op het vorenstaande is het plan in strijd met artikel 22, dertiende lid, gelezen in samenhang met artikel 3, vierde lid, van de voorschriften van het bestemmingsplan "Buitengebied 1996" en artikel 11, eerste lid, van de WRO. Door het plan niettemin goed te keuren heeft verweerder gehandeld in strijd met de bovengenoemde artikelen, gelezen in samenhang met artikel 10:27 van de Awb. Het beroep van [appellant] is gegrond, zodat het bestreden besluit dient te worden vernietigd. Aangezien rechtens nog maar één te nemen besluit mogelijk is, ziet de Afdeling aanleiding goedkeuring te onthouden aan het plan. In verband met het vorenstaande behoeft hetgeen appellant overigens aanvoert geen behandeling.
2.7. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het beroep gegrond;
II. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland van 14 december 2004, kenmerk 2004-49244;
III. onthoudt goedkeuring aan het wijzigingsplan "Schervenweg 12";
IV. bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit;
V. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Noord-Holand tot vergoeding van bij appellant in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de provincie Noord-Holland aan appellant onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald;
VI. gelast dat de provincie Noord-Holland aan appellant het door hem voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 136,00 (zegge: honderdzesendertig euro) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. M.G.J. Parkins-de Vin, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. P. Klein, ambtenaar van Staat.
w.g. Parkins-de Vin w.g. Klein
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op
176-459.