
Jurisprudentie
AU1416
Datum uitspraak2005-08-24
Datum gepubliceerd2005-08-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200408432/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-08-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200408432/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 18 november 2003 heeft de gemeenteraad van Veldhoven, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 5 november 2003, het bestemmingsplan "Heikant 2000" vastgesteld.
Uitspraak
200408432/1.
Datum uitspraak: 24 augustus 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellante], gevestigd te [plaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Noord-Brabant,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 18 november 2003 heeft de gemeenteraad van Veldhoven, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 5 november 2003, het bestemmingsplan "Heikant 2000" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 1 juni 2004, no.959695/1001008, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit heeft appellante bij brief van 14 oktober 2004, bij de Raad van State per fax ingekomen op dezelfde dag, beroep ingesteld.
Bij brief van 12 januari 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 14 april 2005. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 15 juli 2005, waar appellante, vertegenwoordigd door [gemachtigden] en verweerder, vertegenwoordigd door mr. G.R. van Bruggen, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar namens de gemeenteraad R. Smits, ambtenaar van de gemeente, gehoord.
2. Overwegingen
Overgangsrecht
2.1. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb (wet van 24 juni 2002, Stb. 54) en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb (wet van 26 mei 2005, Stb. 282) in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht, zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten, op dit geding van toepassing blijft.
Toetsingskader
2.2. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
Standpunt van appellante
2.3. Appellante stelt in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het plan, voorzover dit voorziet in de bouw van twee woningen, één woning naast [locatie 1] en één woning op de hoek Sint Jorisstraat en Smelen. Zij vreest dat zij op onaanvaardbare wijze in haar bedrijfsvoering zal worden beperkt, nu het plan woningbouw mogelijk maakt op minder dan 50 meter van haar perceelsgrens. Bovendien kan, vanwege het gebruik van bestrijdingsmiddelen op haar perceel, ter plaatse van de nieuwe woningen geen aanvaardbaar woon- en leefklimaat worden gewaarborgd, aldus appellante.
Het bestreden besluit
2.4. Verweerder heeft geen reden gezien het plan in zoverre in strijd met een goede ruimtelijke ordening te achten en heeft het plan in zoverre goedgekeurd. Hij heeft zich op het standpunt gesteld dat de afstand tussen het perceel van appellante en de nieuwbouwlocaties redelijk is. Hij is van mening dat appellante daarbij niet in haar bedrijfsvoering wordt geschaad en dat een aanvaarbaar woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd.
Vaststelling van de feiten
2.5. Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.
2.5.1. Het plan heeft in het algemeen een conserverend karakter en voorziet in een actuele juridisch-planologische regeling voor het woongebied ten noorden van de Heerbaan in Veldhoven. Het plan voorziet, voorzover thans van belang, in de bouw van twee nieuwe woningen tegenover het perceel van appellante aan de Sint Jorisstraat, één woning naast [locatie 1] en één woning op de hoek Sint Jorisstraat en Smelen.
2.5.2. Appellante exploiteert een heester- en boomkwekerij op het perceel [locatie 2]. Het bedrijf bestrijkt een oppervlakte van ongeveer 1 hectare. Het perceel van appellante, met de bestemming "Woondoeleinden", ligt direct ten noorden van het plangebied en valt in het bestemmingsplan "Meerhoven". Appellante mag op grond van het overgangsrecht de kwekerij voortzetten, maar mag haar niet vergroten of zodanig wijzigen dat de afwijking van het bestemmingsplan daardoor wordt vergroot. In de raadsvergadering van 30 september 2003 heeft de gemeenteraad besloten om het perceel van appellante aan te willen kopen om het vrijkomende gebied te ontwikkelen voor woningbouw.
Blijkens de stukken is op het perceel sprake van onder meer teelt in open grond. In het kader van de bedrijfsvoering wordt gebruik gemaakt van bestrijdings- en gewasbeschermingsmiddelen.
Blijkens de stukken en het deskundigenrapport staat de woning [locatie 3] met een afstand van 22 meter het dichtst bij het perceel van appellante. Verder staan er twee andere woningen dichter bij de kwekerij dan de twee nieuwe woningen die het plan mogelijk maakt.
Het oordeel van de Afdeling
2.6. Vooropgesteld wordt dat geen wettelijke bepalingen bestaan inzake de minimaal aan te houden afstanden tussen gronden waarop bomen en andere gewassen in de open lucht worden gekweekt en nabijgelegen gevoelige objecten, waaronder burgerwoningen.
Nu de bestaande woningen dichter bij de kwekerij staan dan de nieuwe woningen waarin het plan voorziet, is niet gebleken dat appellante in zoverre door de uitvoering van het plan in haar bedrijfsvoering wordt beperkt. De omstandigheid dat de gemeenteraad in het bestemmingsplan "Meerhoven" is uitgegaan van een minimum afstand van 50 meter tussen het perceel van appellante en nieuwe woningbouw, maakt dat niet anders.
Gelet hierop en op het verhandelde ter zitting heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de nieuwe woningen waarborgt. Hierbij heeft de Afdeling mede in aanmerking genomen dat de kwekerij kleinschalig is. De Afdeling ziet dan ook geen aanleiding voor het oordeel dat verweerder niet in redelijkheid de afstand tussen het perceel van appellante en de bebouwingslijn in het plangebied toereikend heeft kunnen achten.
2.6.1. Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan in zoverre niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen appellante heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit in zoverre anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder in zoverre terecht goedkeuring heeft verleend aan het plan.
Het beroep is ongegrond.
Proceskostenveroordeling
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. R.J. Hoekstra, Voorzitter, en mr. J.R. Schaafsma en mr. P.A. Offers, Leden, in tegenwoordigheid van mr. R.F.J. Bindels, ambtenaar van Staat.
w.g. Hoekstra w.g. Bindels
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 24 augustus 2005
85-432.