Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU1434

Datum uitspraak2005-08-16
Datum gepubliceerd2005-08-24
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Zutphen
Zaaknummers05/439 BESLUI 229
Statusgepubliceerd


Indicatie

De wetgever heeft beoogd dat de bevoegdheid tot vestiging van een vervroegd voorkeursrecht als bedoeld in artikel 8 Wet voorkeursrecht gemeenten wordt toegepast in gevallen waarin het gemeentebestuur voor de betreffende gronden nog geen structuur- of bestemmingsplan heeft kunnen vaststellen, althans in ontwerp ter inzage heeft kunnen leggen. Nu als vaststaand moet worden aangenomen dat de ontwikkeling met het oog waarop het voorkeursrecht is gevestigd identiek is aan de ontwikkeling voorziening in het ontwerpplan Hattemerbroek Dorp, zoals dat in ontwerp ter inzage heeft gelegen, moet met eiseres worden geoordeeld dat verweerder niet bevoegd was op grond van artikel 8 Wvg een voorkeursrecht voor het perceel van eiseres te vestigen.


Uitspraak

RECHTBANK ZUTPHEN Enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken Reg.nr.: 05/439 BESLUI 229 UITSPRAAK in het geding tussen: [eiseres], wonende te [plaats], eiseres, en de raad van de gemeente Oldebroek, verweerder. 1. Aanduiding bestreden besluit Besluit van verweerder van 15 februari 2005, nummer 2005000547. 2. Feiten Met ingang van 10 oktober 2001 heeft overeenkomstig artikel 23 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening ter inzage gelegen het ontwerpbestemmingsplan Hattemerbroek Dorp. Dit plan is niet vastgesteld door verweerder. Op 18 mei 2004 heeft verweerder besloten dit plan opnieuw in procedure te doen brengen, zulks met uitzondering van een inbreidingslocatie, alwaar 16 woningen waren geprojecteerd. Voor deze locatie zal het plan Hattemerbroek Dorp II in procedure worden gebracht, met in achtneming van de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 3 december 2003 (Nieuwegein) inzake akoestisch onderzoek in relatie tot bestemmingsplannen. Op dezelfde datum heeft het college van burgemeester en wethouders op basis van artikel 8a juncto artikel 8 van de Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg) besloten verweerder voor te stellen het voorkeursrecht te vestigen op enkele percelen gelegen in het plangebied Hattemerbroek dorp II. Op 22 juni 2004 heeft verweerder, ondanks bezwaren van eiseres, overeenkomstig dit voorstel beslist. Ingevolge artikel 9a Wvg wordt het bezwaar van eiseres tegen het voorstel van 18 mei 2004 geacht te zijn gericht tegen het besluit van 22 juni 2004. Bij het bestreden besluit is het bezwaarschrift overeenkomstig het advies van de bezwaarschriftencommissie ongegrond verklaard. 3. Procesverloop [Naam] heeft op 30 maart 2005 namens eiseres beroep ingesteld op de in het beroepschrift vermelde gronden. Verweerder heeft de op de zaak betrekking hebbende stukken en een verweerschrift ingezonden. Het beroep is behandeld ter zitting van 12 augustus 2005, waar [Naam] namens eiseres is verschenen. Verweerder is, hoewel behoorlijk opgeroepen, zonder kennisgeving niet verschenen. 4. Motivering Ingevolge artikel 8 van de Wvg kan de gemeenteraad gronden aanwijzen waarop van toepassing zijn de artikelen 10-24, 26 en 27, voor zover die gronden nog niet zijn opgenomen in een ter inzage gelegd ontwerp van een structuurplan als bedoeld in artikel 2, eerste lid, of van een bestemmingsplan, waarbij aan de betrokken gronden een gewijzigde bestemming wordt toegedacht onderscheidenlijk gegeven. Eiseres stelt zich op het standpunt dat de gronden waarop het besluit in primo ziet wel al zijn opgenomen in een ter inzage gelegd ontwerp van een bestemmingsplan, te weten het ontwerpplan Hattemerbroek Dorp en verweerder derhalve niet bevoegd was het besluit in primo te nemen. Verweerder stelt zich in navolging van de bezwaarschriftencommissie op het standpunt dat het feit dat op enig moment een ontwerpplan ten inzage heeft gelegen niet in de weg staat aan toepassing van artikel 8 Wvg. Uit de wetsgeschiedenis, met name TK 1978-1979, 13713 nr. 32 blz. 7. en 8. en de Memorie van Antwoord aan de Eerste Kamer blijkt dat de wetgever heeft beoogd dat de bevoegdheid bedoeld in artikel 8 Wvg wordt toegepast in de gevallen waarin het gemeentebestuur voor de betreffende gronden nog geen structuur- of bestemmingsplan heeft kunnen vaststellen, althans in ontwerp ter inzage heeft kunnen leggen. Nu als vaststaand moet worden aangenomen dat de ontwikkeling met het oog waarop het voorkeursrecht is gevestigd identiek is aan de ontwikkeling voorziening in het ontwerpplan Hattemerbroek Dorp, zoals dat in ontwerp ter inzage heeft gelegen, moet met eiseres worden geoordeeld dat verweerder niet bevoegd was op grond van artikel 8 Wvg een voorkeursrecht voor het perceel van eiseres te vestigen. Het beroep is derhalve gegrond. Niet is gebleken dat eiseres proceskosten heeft gemaakt die op grond van artikel 8:75 van de Awb voor vergoeding in aanmerking komen. Het vorenstaande leidt tot de slotsom dat beslist moet worden als hierna is aangegeven. 5. Beslissing De rechtbank, recht doende: - verklaart het beroep gegrond; - vernietigt het bestreden besluit; - bepaalt dat de Gemeente Oldebroek het betaalde griffierecht van € 138,00 aan eiseres vergoedt. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Aldus gegeven door mr. J.A. Lok en in het openbaar uitgesproken op 16 augustus 2005, in tegenwoordigheid van de griffier.