Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU1634

Datum uitspraak2005-04-28
Datum gepubliceerd2005-08-29
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
Zaaknummers03/00642
Statusgepubliceerd


Indicatie

Nu onvoldoende feiten en omstandigheden zijn komen vast te staan om te kunnen concluderen dat de aanvankelijk opgemaakte beschikking het product is van een discrepantie tussen wat de gemeenteambtenaar wilde en wat op het formulier van de beschikking is vastgelegd, moet het beroep van verweerder op de zogenoemde schijf- en tikfoutjurisprudentie worden verworpen. Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de onderhavige herzieningsbeschikking moet worden vernietigd. Dit heeft tot gevolg dat het in de aanvankelijke beschikking vastgestelde bedrag van fl. 190.000,= (€ 86.218,= ) geldt als de aan de onroerende zaak op grond van de Wet WOZ toegekende waarde voor het onderhavige tijdvak.


Uitspraak

BELASTINGKAMER Nr. 03/00642 HET GERECHTSHOF TE 's-HERTOGENBOSCH PROCES-VERBAAL MONDELINGE UITSPRAAK Uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, negende enkelvoudige Belastingkamer, op het beroep van X te Y (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Z (hierna: verweerder) op het bezwaarschrift betreffende de in het kader van de Wet waardering onroerende zaken aan belanghebbende gezonden herzieningsbeschikking, formuliernummer 1, waarbij de waarde van de onroerende zaak Astraat 1 te Z (hierna: de onroerende zaak) per de peildatum 1 januari 1999 is vastgesteld voor het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004. Het onderzoek ter zitting Het onderzoek ter zitting heeft met gesloten deuren plaatsgehad op 14 april 2005 te 's-Hertogenbosch. Aldaar zijn toen verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede, de verweerder. Na de behandeling van de zaak heeft het Hof heden, 28 april 2005, de volgende mondelinge uitspraak gedaan. De beslissing Het Hof: - verklaart het beroep gegrond - vernietigt de bestreden uitspraak en de onderhavige herzieningsbeschikking, * gelast dat aan belanghebbende wordt vergoed het door deze ter zake van de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 31,=, * veroordeelt verweerder in de kosten van het geding aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 230,60, en * wijst de gemeente Z aan als de rechtspersoon die het griffierecht en de proceskosten moet vergoeden. De gronden voor de beslissing 1. Met dagtekening 31 maart 2001 is aan belanghebbende op de voet van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: Wet WOZ) een beschikking gezonden. Bij deze beschikking is de waarde in het economische verkeer van de onroerende zaak voor het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004 vastgesteld op fl. 190.000,= (€ 86.218,=). 2. Bij brief van 12 juli 2001 heeft verweerder belanghebbende een brief gestuurd waarin staat dat de beschikking niet verzonden had mogen worden, dat er twijfels zijn over de juistheid van de door het taxatiebureau vastgestelde waarde en dat deze waarde op zijn juistheid zal worden gecontroleerd en waar nodig gecorrigeerd. 3. Vervolgens is aan belanghebbende met dagtekening 2 september 2002 de onderhavige herzieningsbeschikking gezonden, waarbij de waarde in het economische verkeer van de onroerende zaak is vastgesteld op € 223.326,=. 4. Belanghebbende voert primair aan dat verweerder niet meer bevoegd was terug te komen op de bij de oorspronkelijke beschikking vastgestelde waarde. 5. Met betrekking tot herzieningsbeschikkingen als de onderhavige is in artikel 27, eerste lid, tweede volzin, van de Wet WOZ bepaald dat een feit dat de gemeenteambtenaar bekend was of redelijkerwijs bekend had kunnen zijn, geen grond voor herziening van de waarde kan opleveren. 6. Belanghebbende heeft ter zitting gesteld dat de feiten waarop de herzieningsbeschikking steunt verweerder bekend waren, of althans redelijkerwijs bekend hadden kunnen zijn. 7. Verweerder heeft die stelling niet betwist. Het Hof is ook overigens niet gebleken dat die stelling onjuist is, en gaat daarom uit van de juistheid ervan. 8. Verweerder stelt zich echter op het standpunt dat herziening van de aanvankelijk vastgestelde waarde op zijn plaats is omdat het in dit geval gaat om herstel van een voor belanghebbende kenbare schrijf- of tikfout, danwel een daarmee gelijk te stellen vergissing. 9. Voor een geslaagd beroep op de zogenoemde schijf- en tikfoutjurisprudentie is nodig dat de aanvankelijk vastgestelde waarde te laag is als gevolg van een vergissing die heeft geleid tot een discrepantie tussen wat de gemeenteambtenaar wilde en wat in het biljet van de beschikking is vastgelegd, zoals bijvoorbeeld een schrijf-, reken-, overname- of intoetsfout, en het voor de belanghebbende redelijkerwijs kenbaar was dat bij de totstandkoming van de beschikking een fout was gemaakt, waarbij het niet van belang is of tevens kenbaar was waarin de fout bestond. Dit is door de Hoge Raad beslist in zijn arrest van 8 augustus 2003, BNB 2003/345, inzake de bevoegdheid tot navordering op grond van artikel 16 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. Naar het oordeel van het Hof heeft hetzelfde te gelden voor de bevoegdheid tot herziening van een beschikking op grond van artikel 27 Wet WOZ. 10. Het ligt op de weg van het overheidsorgaan om te stellen, en bij betwisting aannemelijk te maken, welke schrijf-, reken-, overname- of intoetsfout of daarmee gelijk te stellen vergissing heeft geleid tot de discrepantie tussen wat het orgaan wilde en wat op het biljet is vastgelegd. 11. In het onderhavige geval heeft verweerder geen feiten of omstandigheden gesteld die een verklaring kunnen vormen voor de door haar gestelde onjuistheid van de aanvankelijke beschikking. Desgevraagd heeft zij ter zitting verklaard dat zij niet heeft kunnen nagaan wat er is misgegaan, maar dat er misschien iets fout is gegaan bij het inlezen van de CD-rom die van het taxatiebureau is ontvangen. 12. Aldus heeft verweerder niet aan de op haar rustende stelplicht voldaan. Nu ook overigens onvoldoende feiten en omstandigheden zijn komen vast te staan om te kunnen concluderen dat de aanvankelijk opgemaakte beschikking het product is van een discrepantie tussen wat de gemeenteambtenaar wilde en wat op het formulier van de beschikking is vastgelegd, moet het beroep van verweerder op de zogenoemde schijf- en tikfoutjurisprudentie worden verworpen. 13. Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de onderhavige herzieningsbeschikking moet worden vernietigd. Dit heeft tot gevolg dat het in de aanvankelijke beschikking vastgestelde bedrag van fl. 190.000,= (€ 86.218,= ) geldt als de aan de onroerende zaak op grond van de Wet WOZ toegekende waarde voor het onderhavige tijdvak. 14. Gelet op het vorenoverwogene, is het gelijk aan de zijde van belanghebbende. Het beroep dient gegrond te worden verklaard. 15. Gelet op artikel 8:74, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht dient aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht te worden vergoed. De proceskosten Nu het beroep gegrond is, acht het Hof termen aanwezig verweerder te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken. Het Hof is van oordeel dat belanghebbende in aanmerking komt vergoeding van zijn reiskosten voor het bijwonen van de zitting en zijn verletkosten terzake. Met inachtneming van het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht becijferd het Hof de reiskosten op basis van het openbaar vervoer 2e klasse op een bedrag van € 30,60 en de verletkosten op 8 uur maal € 25,= per uur is € 200,=, is in totaal € 230,60. Belanghebbende maakt nog aanspraak op vergoeding van kosten voor het opstellen van taxatierapporten. In de door belanghebbende overgelegde taxatierapporten staat echter dat zij zijn opgesteld ten behoeve van een beoordeling van een aanvraag voor een hypothecaire lening. Belanghebbende stelt weliswaar dat de taxatierapporten zijn opgesteld ten behoeve van de onderhavige procedure, doch gelet op de hiervoor genoemde vermelding in de rapporten hecht het Hof aan die stelling geen geloof. Ter zake van deze rapporten kent het Hof daarom geen proceskosten- of schadevergoeding toe. Ook de overige door belanghebbende gestelde kosten komen gelet op het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht niet voor vergoeding in aanmerking. Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal. Aldus gedaan door R.J. Koopman, lid van voormelde kamer, en voor wat betreft de beslissing in tegenwoordigheid van A.R. Veldt, griffier, in het openbaar uitgesproken op 28 april 2005. Aangetekend in afschrift aan partijen verzonden op: 3 mei 2005 Het aanwenden van een rechtsmiddel: Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen: 1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd. 2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht. d. de gronden van het beroep in cassatie Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt de indiener de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen. Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep ontvangt de indiener een nota griffierecht van de Hoge Raad. In het beroepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.