
Jurisprudentie
AU1733
Datum uitspraak2005-08-25
Datum gepubliceerd2005-08-31
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersR0500379
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-08-31
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof 's-Hertogenbosch
ZaaknummersR0500379
Statusgepubliceerd
Indicatie
25 augustus 2005
Rekestenkamer
Rekestnummer R200500379
Procesrecht, niet-ontvankelijk wegens overschrijding beroepstermijn ex art. 806 RV
Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Uit deze relatie is de minderjarige [naam minderjarige dochter] geboren. De vrouw oefent het eenhoofdig gezag uit over de minderjarige dochter. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank bepaald dat de man een x-bedrag als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige dochter moet voldoen.
De man is van deze beslissing in beroep gekomen.
In de onderhavige procedure (dat wil zeggen bij “niet-echtscheidingszaken in het familierecht”) is artikel 806 eerste lid sub a Rv van toepassing.
In dat artikel is bepaald dat in afwijking van het tweede lid van artikel 358 Rv, hoger beroep kan worden ingesteld door degene aan wie een afschrift van de beschikking is verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
De bestreden beslissing is uitgesproken op 3 januari 2005. Deze beschikking is blijkens de fax d.d. 20 juli 2005 afkomstig van de griffie van de rechtbank ’s-Hertogenbosch op 4 januari 2005 door de rechtbank aan de man toegezonden. Het beroepschrift had drie maanden later, op 4 april 2005 ingekomen moeten zijn ter griffie van het hof (3 april 2005 was een zondag). Het beroepschrift is echter eerst op 6 april 2005 ingekomen ter griffie en dus te laat.
De man is aldus niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
Uitspraak
25 augustus 2005
Rekestenkamer
Rekestnummer R200500379
GERECHTSHOF 'S-HERTOGENBOSCH
Beschikking
In de zaak in hoger beroep van:
[X.],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de man,
procureur mr. Ph.C.M. van der Ven,
t e g e n
[Y.],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
procureur mr. M.A.M.L. van Osch.
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst naar de beschikking van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 3 januari 2005, waarvan de inhoud bij partijen bekend is.
2. Het geding in hoger beroep
2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 6 april 2005, heeft de man verzocht voormelde beschikking te vernietigen voor wat betreft de door de rechtbank vastgestelde bijdrage in de kosten en verzorging en opvoeding van de minderjarige [naam minderjarige dochter] en opnieuw rechtdoende de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [naam minderjarige dochter] vast te stellen op E. 180,- per maand, althans op een zodanig bedrag als het hof in goede justitie zal vermenen te behoren.
2.2. Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 2 mei 2005, heeft de vrouw verzocht het beroep van de man ongegrond te verklaren, dan wel de door de man te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige [naam minderjarige dochter] vast te stellen op E. 237,- per maand, althans te bepalen op een bedrag door het hof in goede justitie vast te stellen.
2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 21 juli 2005. Bij die gelegenheid is de vrouw bijgestaan door haar advocaat gehoord.
De man is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
2.4. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van:
- de producties, overgelegd bij het beroepschrift en het verweerschrift;
- de fax d.d.15 juli 2005 afkomstig van de procureur van de man, met bijlage;
- de fax van de vakgericht administratief medewerker van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 20 juli 2005.
3. De gronden van het hoger beroep
Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift.
4. De beoordeling
4.1. Partijen hebben een affectieve relatie gehad. Uit deze relatie is op [geboortejaar] de minderjarige [naam minderjarige dochter] geboren. De vrouw oefent het eenhoofdig gezag uit over [naam minderjarige dochter]. De man heeft [naam minderjarige dochter] niet erkend.
4.2. Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch bepaald dat de man als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van [naam minderjarige dochter] moet voldoen een bedrag van E. 275,00 per maand met ingang van 1 juni 2004. De bijdrage voor [naam minderjarige dochter]beloopt ingevolge de wettelijke indexering op dit moment E. 278,00 per maand.
De man is van deze beslissing in beroep gekomen.
Ontvankelijkheid
In de onderhavige procedure is artikel 806 eerste lid sub a Rv van toepassing.
In dat artikel is bepaald dat in afwijking van het bepaalde in het tweede lid van artikel 358 Rv, hoger beroep kan worden ingesteld door degene aan wie een afschrift van de beschikking is verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak. De bestreden beslissing is uitgesproken op 3 januari 2005. Deze beschikking is blijkens de fax d.d. 20 juli 2005 afkomstig van de griffie van de rechtbank 's-Hertogenbosch op 4 januari 2005 door de rechtbank aan de man toegezonden. Het beroepschrift had drie maanden later, op 4 april 2005 ingekomen moeten zijn ter griffie van het hof (3 april 2005 was een zondag). Het beroepschrift is echter eerst op 6 april 2005 ingekomen ter griffie en dus te laat.
De man is aldus niet-ontvankelijk in zijn verzoek.
5. De beslissing
Het hof:
verklaart de man niet-ontvankelijk in zijn beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. Koens, Draijer-Udo en Van der Velden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 25 augustus 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.