Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU1744

Datum uitspraak2005-08-22
Datum gepubliceerd2005-08-31
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200506982/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 6 april 2005 heeft de Kiesraad, te dezen handelend als het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (hierna: het centraal stembureau), het verzoek van de politieke groepering 'NEDERLAND' om registratie van de aanduiding 'NEDERLAND' als aanduiding waarmee zij voor de Tweede Kamer-verkiezingen op de kandidatenlijst wenst te worden vermeld, ingewilligd.


Uitspraak

200506982/1. Datum uitspraak: 22 augustus 2005 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellant], wonend te Den Haag, en het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 6 april 2005 heeft de Kiesraad, te dezen handelend als het centraal stembureau voor de verkiezing van de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (hierna: het centraal stembureau), het verzoek van de politieke groepering 'NEDERLAND' om registratie van de aanduiding 'NEDERLAND' als aanduiding waarmee zij voor de Tweede Kamer-verkiezingen op de kandidatenlijst wenst te worden vermeld, ingewilligd. Tegen dit besluit heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 9 augustus 2005, beroep ingesteld. Bij brief van 10 augustus 2005 heeft het centraal stembureau een verweerschrift ingediend. Bij brief van 12 augustus 2005 heeft appellant een nadere memorie ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. Bij brieven van 15 augustus 2005 en 16 augustus 2005 hebben partijen toestemming verleend als bedoeld in artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) om in het geding uitspraak te doen zonder zitting. Vervolgens heeft de Afdeling bepaald dat het onderzoek ter zitting achterwege blijft. Vervolgens is het onderzoek gesloten. 2.    Overwegingen 2.1.    Ingevolge artikel 8:41, tweede lid, van de Awb wordt een beroep niet-ontvankelijk verklaard indien storting of bijschrijving van het griffierecht niet heeft plaatsgevonden binnen vier weken na de dag van verzending van de mededeling waarin de indiener van een beroepschrift is gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.    Ingevolge artikel G5, derde lid, van de Kieswet, gelezen in samenhang met artikel D9, derde lid, van die wet, bedraagt de termijn waarbinnen de bijschrijving of storting van het verschuldigde bedrag dient plaats te vinden, twee weken. De voorzitter van de Afdeling kan een kortere termijn stellen. 2.2.    Appellant is voor de behandeling van het door hem ingestelde beroep € 138,00 aan griffierecht verschuldigd. Bij aangetekende brief van 10 augustus 2005 is appellant daarop gewezen. Daarbij is meegedeeld dat het griffierecht uiterlijk voorafgaand aan de zitting contant dient te worden betaald ter secretarie van de Raad van State. Tevens is vermeld dat, indien het verschuldigde bedrag dan niet is voldaan, er rekening mee moet worden gehouden dat het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard.    Bij brief van 12 augustus 2005 heeft appellant verklaard niet bereid te zijn het verschuldigde griffierecht te voldoen. Het beroep is reeds hierom niet-ontvankelijk. 2.3.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Aldus vastgesteld door mr. H.G. Lubberdink, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. O. van Loon, ambtenaar van Staat. w.g. Lubberdink    w.g. Van Loon Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2005 284-435.