
Jurisprudentie
AU1765
Datum uitspraak2005-08-31
Datum gepubliceerd2005-08-31
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200503819/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-08-31
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200503819/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 18 februari 2004 heeft de rechtsvoorganger van appellant, te weten het waterschap De Groote Waard, aan [vergunninghouder] een vergunning verleend voor het maken, hebben en onderhouden van een uitweg op de Groeneweg ter hoogte van perceel [locatie] te [plaats].
Uitspraak
200503819/1.
Datum uitspraak: 31 augustus 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
de Dijkgraaf en Heemraden van het waterschap Hollandse Delta, rechtsopvolger van waterschap De Groote Waard te Klaaswaal,
appellant,
tegen de uitspraak in zaak no. AWB 04/564 van de rechtbank Dordrecht van 25 maart 2005 in het geding tussen:
[wederpartijen], beiden wonend te [woonplaats]
en
appellant.
1. Procesverloop
Bij besluit van 18 februari 2004 heeft de rechtsvoorganger van appellant, te weten het waterschap De Groote Waard, aan [vergunninghouder] een vergunning verleend voor het maken, hebben en onderhouden van een uitweg op de Groeneweg ter hoogte van perceel [locatie] te [plaats].
Bij besluit van 9 juni 2004 heeft voornoemde rechtsvoorganger van appellant het daartegen door [wederpartijen] gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 25 maart 2005, verzonden op dezelfde dag, heeft de rechtbank Dordrecht (hierna: de rechtbank) het daartegen door [wederpartijen] ingestelde beroep gegrond verklaard en de bestreden beslissing op bezwaar vernietigd. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak heeft appellant bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 29 april 2005, hoger beroep ingesteld. Deze brief is aangehecht.
Bij brief van 8 mei 2005 hebben [wederpartijen] van antwoord gediend.
Bij brief van 27 mei 2005 heeft [vergunninghouder], die op de voet van artikel 8:26, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid is gesteld als partij aan het geding deel te nemen, een memorie ingediend.
Bij brief van 13 juni 2005 hebben [wederpartijen] een nader stuk ingediend. Dit stuk is in kopie aan de andere partijen toegezonden.
Bij brief van 12 juli 2005 heeft appellant een nader stuk ingediend. Dit stuk is in kopie aan de andere partijen toegezonden.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 27 juli 2005, waar appellant, vertegenwoordigd door mr. L.J.M.M. Vosters, senior adviseur juridische zaken bij het waterschap Hollandse Delta, en [vergunninghouder] in persoon, bijgestaan door zijn [echtgenote], zijn verschenen. [wederpartijen] zijn met bericht van verhindering niet verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Vaststaat dat voornoemde rechtsvoorganger van appellant, alvorens de vergunning voor het maken, hebben en onderhouden van een uitweg op de Groeneweg te Strijen te verlenen, verzuimd heeft de openbare voorbereidingsprocedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) te volgen, terwijl dit ingevolge artikel 15, tweede lid, van de Wegenverordening Waterschap De Groote Waard verplicht was.
2.2. Ingevolge artikel 6:22 van de Awb kan een besluit waartegen bezwaar is gemaakt of beroep is ingesteld, ondanks schending van een vormvoorschrift, door het orgaan dat op het bezwaar of beroep beslist, in stand worden gelaten indien blijkt dat de belanghebbenden daardoor niet zijn benadeeld.
2.3. De rechtbank heeft het besluit van 9 juni 2004 vernietigd. Daartoe heeft zij overwogen dat in dit geval niet is voldaan aan de voorwaarden om toepassing te kunnen geven aan artikel 6:22 van de Awb, omdat weliswaar de bezwaren van [wederpartijen] tegen de vergunningverlening van de uitweg zijn meegewogen, maar niet is uit te sluiten dat potentiële belanghebbenden door de schending van voormelde verplichting worden benadeeld.
2.4. Appellant kan zich niet met dit oordeel verenigen en betoogt daartoe het volgende. [wederpartijen] zijn niet benadeeld door het niet volgen van het bepaalde in afdeling 3.4 van de Awb. Het besluit tot het verlenen van de vergunning is gepubliceerd in Het Kompas, zodat [wederpartijen] en andere belanghebbenden kennis hebben kunnen nemen van het besluit en bezwaar hebben kunnen maken. Van die mogelijkheid hebben [wederpartijen] ook gebruik gemaakt. Zij zijn door de externe Bezwaarschriftencommissie gehoord en op basis van het advies van die commissie heeft een integrale heroverweging plaatsgevonden. De mogelijkheid dat andere potentiële belanghebbenden in hun belangen zijn geschaad, kan worden uitgesloten, omdat er afgezien van [wederpartijen] geen directe buren of andere mogelijke belanghebbenden zijn.
2.5. Dit betoog slaagt. Vooropgesteld wordt dat nu [wederpartijen] tijdig bezwaar hebben gemaakt tegen het besluit van 18 februari 2004 zij naar het oordeel van de Afdeling niet in hun belangen zijn geschaad. Ten aanzien van andere potentiële belanghebbenden overweegt de Afdeling dat uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat enkel de woning van [wederpartijen] in de directe nabijheid van de onderhavige uitweg is gelegen. De andere twee in de omgeving van de uitweg gelegen woningen zijn dermate ver daarvan verwijderd, dat gezien deze afstanden geen belangen van die bewoners rechtstreeks zijn betrokken bij het besluit tot het verlenen van een vergunning voor het maken, hebben en onderhouden van de uitweg. Hierbij neemt de Afdeling mede in aanmerking dat niet is gebleken van feiten of omstandigheden in verband waarmee zou moeten worden geoordeeld dat niettegenstaande deze afstanden, een eigen, persoonlijk belang van die bewoners rechtstreeks door het verlenen van de vergunning voor deze uitweg zal worden geraakt.
Voorts blijkt uit de stukken niet dat de enig andere potentieel belanghebbende die door de schending van afdeling 3.4 van de Awb zou kunnen zijn benadeeld, de vereniging 'Vereniging Hoekschewaards Landschap' (hierna: de vereniging), bij het besluit tot verlening van de vergunning van de uitweg als belanghebbende in de zin van artikel 1:2 van de Awb valt aan te merken. Wat hier ook van zij, aangezien de vereniging bij brief van 22 mei 2005 heeft aangegeven geen bezwaren te hebben tegen de eerdergenoemde uitweg, is zij niet benadeeld door de schending van afdeling 3.4 van de Awb. Anders dan de rechtbank is de Afdeling derhalve van oordeel dat het in dit geval niet aannemelijk is dat andere potentiële belanghebbenden zijn benadeeld door de schending van afdeling 3.4 van de Awb. Gelet op het vorenstaande ziet de Afdeling aanleiding het geconstateerde gebrek met toepassing van artikel 6:22 van de Awb te passeren.
2.6. Het hoger beroep is gegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden vernietigd. In aanmerking genomen, dat de rechtbank niet aan een inhoudelijke beoordeling is toegekomen, zal de Afdeling de zaak met toepassing van artikel 44, eerste lid, aanhef en onder b, van de Wet op de Raad van State naar de rechtbank terugwijzen.
2.7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart het hoger beroep gegrond;
II. vernietigt de uitspraak van de rechtbank Dordrecht van 25 maart 2005, reg. nr. AWB 04/564;
III. wijst de zaak naar de rechtbank terug.
Aldus vastgesteld door mr. J.E.M. Polak, Voorzitter, en mr. Ch.W. Mouton en mr. C.H.M. van Altena, Leden, in tegenwoordigheid van mr. L.F. Egmond, ambtenaar van Staat.
w.g. Polak w.g. Egmond
Voorzitter ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2005
426.