
Jurisprudentie
AU1792
Datum uitspraak2005-08-31
Datum gepubliceerd2005-08-31
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200502168/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-08-31
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200502168/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 25 maart 2003 heeft verweerder een verzoek van appellant om met bestuurlijke handhavingsmiddelen op te treden tegen overtreding van de bij besluit van 16 februari 1982 en 26 augustus 1993 aan de vereniging "Schutterij St. Cornelius" (hierna: vergunninghoudster) verleende vergunningen voor een schietinrichting op het adres Ittervoorterweg 70h te Weert, afgewezen.
Uitspraak
200502168/1.
Datum uitspraak: 31 augustus 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van burgemeester en wethouders van Weert,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 25 maart 2003 heeft verweerder een verzoek van appellant om met bestuurlijke handhavingsmiddelen op te treden tegen overtreding van de bij besluit van 16 februari 1982 en 26 augustus 1993 aan de vereniging "Schutterij St. Cornelius" (hierna: vergunninghoudster) verleende vergunningen voor een schietinrichting op het adres Ittervoorterweg 70h te Weert, afgewezen.
Bij besluit van 12 augustus 2003, verzonden op 21 augustus 2003, heeft verweerder het hiertegen gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 3 maart 2004, in zaak no. 200306254/1, heeft de Afdeling het besluit van 12 augustus 2003 gedeeltelijk vernietigd.
Bij besluit van 25 januari 2005, verzonden op 4 februari 2005, heeft verweerder een nieuwe beslissing op bezwaar genomen en het primaire besluit van 25 maart 2003 tot afwijzing van een verzoek om handhaving in stand gelaten.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 13 maart 2005, bij de Raad van State ingekomen op dezelfde datum, beroep ingesteld.
Bij brief van 28 april 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellant en van verweerder. Deze zijn aan de andere partij toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak samen met zaak no. 200502167/1 ter zitting gevoegd behandeld op 15 juli 2005, waar appellant in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door J. Truijen, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Voorts is als partij gehoord vergunninghoudster, vertegenwoordigd door L. Stals.
2. Overwegingen
2.1. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.
2.2. In voorschrift 1 van de krachtens de Hinderwet verleende vergunning van 16 februari 1982 is, kort weergegeven, bepaald dat niet mag worden geschoten als zich iemand in de onveilige zone bevindt.
Ingevolge voorschrift 20 van deze vergunning moet voor en tijdens het schieten de schietmeester de inrichting in gereedheid brengen c.q. houden en er zich van overtuigen dat de inrichting bij een optimale veiligheid in gebruik kan worden genomen en gehouden.
2.3. Appellant betoogt dat verweerder in de nieuwe beslissing op bezwaar niet heeft gemotiveerd dat de voorschriften 1 en 20 niet werden overtreden.
2.4. Verweerder heeft, zoals blijkt uit de gevoegde zaak nr. 200502167/1, vastgesteld dat voorschrift 1 was overtreden. Van overtreding van voorschrift 20 is niet gebleken. Appellant heeft zulks niet weerlegd, doch heeft in zijn algemeenheid betoogd dat de onderhavige inrichting ter plaatse niet thuishoort en daarom verplaatst dient te worden. Dit aspect staat in dit geschil evenwel niet ter beoordeling.
Gelet op hetgeen in de vermelde gevoegde zaak is overwogen, heeft verweerder op goede gronden afgezien van het treffen van handhavingsmaatregelen.
2.5. Het beroep is ongegrond.
2.6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. H.Ph.J.A.M. Hennekens, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. J. Heijerman, ambtenaar van Staat.
w.g. Hennekens w.g. Heijerman
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2005
255-483.