Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU1904

Datum uitspraak2005-08-25
Datum gepubliceerd2005-09-01
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers19/2005 NOT
Statusgepubliceerd
SectorNotariskamer


Indicatie

Artikel 49 Wet op het notarisambt mist toepassing.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER BIJ VERVROEGING Beslissing van 25 augustus 2005 in de zaak onder rekestnummer 19/2005 NOT van: 1. [appellant], 2. [appellant], beiden wonende te [plaats], APPELLANTEN, t e g e n [Z], notaris te [plaats], GEÏNTIMEERDE. 1. Het geding in hoger beroep 1.1. Ter griffie van het hof alhier is op 6 januari 2005 ingekomen een verzoekschrift - met bijlagen - van de zijde van appellanten, verder te noemen klagers, waarbij tijdig hoger beroep is ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Dordrecht, verder te noemen de kamer, van 9 december 2004, waarbij hun klacht tegen geïntimeerde, verder te noemen de notaris, deels gegrond is verklaard zonder oplegging een maatregel aan de notaris en voor het overige ongegrond is verklaard. 1.2. Klagers hebben nog een aanvullend verzoekschrift – met één bijlage – gedateerd 4 maart 2005 toegezonden. 1.3. Van de zijde van de notaris is op 7 april 2005 een brief ter griffie van het hof ingekomen, waarin hij verwijst naar zijn verweer in eerste aanleg. 1.4. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 14 juli 2005. Verschenen is de notaris. Hij heeft het woord gevoerd. Klagers zijn – met bericht van verhindering – niet verschenen. 2. De ontvankelijkheid van klager sub 2 Klager sub 2, zijnde de gevolmachtigde van klager sub 1, heeft, gelet op het hierna onder 4. opgenomen feitencomplex, in deze zaak geen rechtens te respecteren zelfstandig belang om naast klager sub 1 als klager te worden ontvangen. Hij is derhalve niet ontvankelijk in zijn klacht en zal verder niet als klager worden aangemerkt. 3. De stukken van het geding Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie alsmede van de hiervoor genoemde stukken. 4. De feiten Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld, zodat ook het hof van die feiten uitgaat. 5. Het standpunt van klager 5.1. Klager verwijt de notaris dat hij onrechtmatig heeft gehandeld door de gehele tekst van het testament van erflaatster te verspreiden en door een afschrift van het testament als productie bij te voegen en bijgevoegd te houden in een procedure bij de kantonrechter. Tevens heeft de notaris ter zitting van de kantonrechter uit het “geheime” deel van het testament geciteerd. 5.2. Ook wordt de notaris verweten dat hij de privacy van klager geschonden heeft door in het verzoekschrift aan de kantonrechter achter de achternaam van klager op te nemen “(voorheen: [P]).” 5.3. Tevens verwijt klager de notaris dat hij door het schrijven van de brief van 14 april 2004 heeft gehandeld in strijd met zijn publieke taak en dat hij zijn onpartijdigheid in de waagschaal heeft gesteld. 5.4. Voorts wordt de notaris verweten dat hij tijdens de zitting bij de kantonrechter, zonder enige aanleiding en verantwoording heeft geïnsinueerd dat aan de zijde van klager gevaar voor verduistering zou bestaan. 5.5. Ten slotte verwijt klager de notaris dat hij onprofessioneel handelt door onder andere op zijn briefpapier niet het nummer van zijn derdengeldenrekening te vermelden. 6. Het standpunt van de notaris 6.1. De notaris betwist de stellingen van klager en hij verweert zich als volgt. De notaris heeft betoogd dat uit het testament blijkt wie erfgenaam is en dat de overige kinderen zijn onterfd. De inhoud van het testament bevat geen bepalingen die geheim gehouden dienden te worden. Alle bepalingen in het testament zijn zowel met betrekking tot de procedure voor de kantonrechter als ten aanzien van het opeisen van de legitieme portie in meer of mindere mate relevant, zoals de executeursbenoeming en de uitsluitingsclausule. 6.2. Voorts heeft de notaris betoogd dat de naam van klager zonder de toevoeging “[P]” in de procedure bij de kantonrechter uit de lucht zou zijn komen te vallen. De oude achternaam legt de verbinding naar de bloedverwantschap. Aangezien een rechter de verhoudingen tussen partijen dient te kennen, heeft de notaris deze toevoeging aangebracht. 6.3. Eveneens heeft de notaris betoogd dat een notaris als partij-adviseur mag optreden. Uit de correspondentie en de besprekingen blijkt duidelijk dat de notaris als adviseur van de legitimarissen optrad. 6.4. Aangezien er nog steeds geen boedelbeschrijving was opgemaakt en ondanks herhaalde verzoeken ook geen andere informatie was verstrekt, ontstond bij de legitimarissen een groeiend wantrouwen jegens de erfgenaam en diens vertegenwoordiger. De notaris heeft dit standpunt, als hun gemachtigde, kenbaar gemaakt. 6.5. Ten slotte wijst de notaris er op dat de derdengeldenrekeningen staan vermeld op afrekeningen en andere stukken waarin om betaling wordt verzocht. 7. De beoordeling 7.1. Allereerst stelt het hof vast dat uit de beslissing van de kamer van 9 december 2004 is gebleken dat het namens klager ingestelde verzet door de kamer is behandeld. De beslissing dienaangaande is echter ten onrechte niet schriftelijk vastgelegd. Evenwel blijkt uit het verloop van de procedure, en ligt in de bestreden beslissing besloten, dat het verzet gegrond is verklaard. Slechts uit proceseconomische overwegingen zal het hof thans overgaan tot behandeling van de zaak, in plaats van de zaak terug te verwijzen naar de kamer, teneinde als nog een uitdrukkelijke beslissing op het verzet te doen verkrijgen. 7.2. Het onderzoek in hoger beroep heeft naar het oordeel van het hof niet geleid tot de vaststelling van andere feiten dan wel andere beschouwingen dan die vervat in de beslissing van de kamer waarmee het hof zich verenigt, behoudens het navolgende. 7.3. Het hof is van oordeel dat ten aanzien van het klachtonderdeel met betrekking tot onrechtmatig handelen van de notaris inzake onder meer het verspreiden van de tekst van het testament van de moeder van klager, artikel 49 van de Wet op het notarisambt, verder te noemen: WNA, hier toepassing mist. Het litigieuze testament behoorde immers niet tot het protocol van de notaris maar tot het protocol van notaris mr. A.J. [X] te [plaats], terwijl gesteld noch gebleken is dat de notaris het testament als notaris van de protocolhoudende notaris in afschrift heeft verkregen. Ter zitting heeft de notaris – daar naar gevraagd – verklaard dat het testament geen informatie bevat, die hij, ook als derde-notaris tot wiens protocol het testament niet behoort, geheim diende te houden. Uit het hiervoor overwogene volgt dat de notaris niet nodeloos informatie heeft verstrekt waardoor zijn optreden als onzorgvuldig zou dienen te worden gekwalificeerd. De notaris heeft dan ook geen norm overtreden die leidt tot gegrond verklaring van de klacht. Het hof is van oordeel dat de klacht op dit onderdeel ongegrond is. 7.4. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als in deze procedure niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven. 7.5. Het vorenoverwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing. 8. De beslissing Het hof: - Verklaart, met vernietiging in zoverre van de bestreden beslissing, appellant sub 2 niet-ontvankelijk in zijn klacht; - verwerpt het beroep voor het overige. Deze beslissing is gegeven door mrs. N.A.M. Schipper, P.J.N. van Os en F.A.A. Duynstee in het openbaar uitgesproken op donderdag 25 augustus 2005. Kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Dordrecht KvT Klachtnummer: 4/04 Datum: 9 december 2004 Beslissing op de klacht van: [klager] en [klager], beiden wonende te [plaats], klagers tegen : Mr. [Z], notaris te [plaats]. Verloop van de procedure 1. De kamer beslist op de volgende processtukken: - het klaagschrift dat op 10 mei 2004 door de kamer is ontvangen; - het verweerschrift dat op 24 mei 2004 door de kamer is ontvangen; - de mondelinge behandeling op 23 juni 2004 ten overstaan van de voorzitter; - de voorzittersbeslissing van 7 juli 2004; - het verzetschrift dat op 20 juli 2004 door de kamer is ontvangen; - de reactie van de notaris die op 29 juli 2004 is ontvangen; - de mondelinge behandeling op 8 september 2004; - de mondelinge behandeling op 27 oktober 2004. Feiten 2. Bij de beoordeling van de klacht wordt van het volgende uitgegaan. 3. Op 9 oktober 2003 is te [plaats] mevrouw M.J. [P], hierna te noemen erflaatster, overleden. Erflaatster is gehuwd geweest met de heer E. [P], welk huwelijk door het overlijden van de heer [P] op 4 juli 1971 is ontbonden. 4. Bij testament heeft erflaatster haar zoon J.D.Q. [K], één van de klagers in deze procedure, benoemd tot haar enig erfgenaam en haar overige kinderen, alsmede de kinderen van haar vooroverleden zoon, uitgesloten van erfopvolging. 5. Een aantal onterfde kinderen maakt aanspraak op de legitieme portie en heeft notaris [Z] benaderd om hen bij te staan bij het uitoefenen van hun wilsrechten. 6. Dhr. [K] heeft, ondanks een verzoek hiertoe door de notaris namens de legitimarissen, geen boedelbeschrijving opgemaakt. 7. Notaris [Z] heeft van één der legitimarissen een kopie met de integrale tekst van het testament van erflaatster in zijn bezit gekregen. Bij een door (een medewerkster van) de notaris namens een aantal kinderen van erflaatster ingediend verzoek aan de kantonrechter te Dordrecht, is de gehele tekst van het testament als bijlage opgenomen. Dhr. [F], notarieel gevolmachtigde van dhr. [K], heeft de notaris erop gewezen dat hij het testament onrechtmatig in zijn bezit had en dat verdere verspreiding daarvan onrechtmatig handelen zou inhouden. Na het indienen van het verzoekschrift heeft dhr. [F] de notaris in de gelegenheid gesteld deze produktie te rectificeren, hetgeen de notaris niet heeft gedaan. 8. In het verzoekschrift aan de kantonrechter is achter de naam van dhr. [K] geschreven: “(voorheen: [P]).” 9. Bij brief van 14 april 2004 heeft de notaris aan dhr. [F] onder meer het volgende geschreven: “Ik denk dat u uw grieven maar tijdens de zitting van 29 april a.s. aan de rechter kenbaar moet maken.” 10. Tijdens de mondelinge behandeling van het verzoek door de kantonrechter heeft notaris [Z] uit het testament geciteerd. Tevens heeft hij kenbaar gemaakt dat de legitimarissen het gevaar voor verduistering door dhr. [K] aanwezig achten. Klacht 11. De klacht strekt ertoe dat de kamer een passende maatregel treft tegen de notaris om de volgende redenen. 12. Notaris [Z] heeft onrechtmatig gehandeld door de integrale tekst van het testament van erflaatster te verspreiden, door een afschrift van het testament als produktie bij te voegen en bijgevoegd te houden in een procedure bij de kantonrechter. Tevens heeft de notaris ter zitting van de kantonrechter uit het “geheime” deel van het testament geciteerd. 13. De notaris heeft de privacy van dhr. [K] geschonden door in het verzoekschrift aan de kantonrechter achter zijn naam op te nemen “(voorheen: [P]).” 14. Door het schrijven van de onder 9. bedoelde brief heeft de notaris gehandeld in strijd met zijn publieke taak en heeft hij zijn onpartijdigheid in de waagschaal gesteld. 15. Notaris [Z] heeft tijdens de zitting bij de kantonrechter, zonder enige aanleiding en verantwoording geïnsinueerd dat zijdens dhr. [K] gevaar voor verduistering zou bestaan. 16. Tot slot heeft notaris [Z] onprofessioneel gehandeld door onder andere op zijn briefpapier niet het nummer van zijn derdengeldenrekening te vermelden. Verweer 17. Notaris [Z] voert aan dat uit het testament blijkt wie erfgenaam is en dat de overige kinderen zijn onterfd. De inhoud van het testament bevatte geen bepalingen die strikt geheim gehouden dienden te worden. Alle bepalingen in het testament zijn zowel met betrekking tot de procedure voor de kantonrechter als ten aanzien van de opeising van de legitieme portie in meer of mindere mate relevant, zoals de executeursbenoeming en de uitsluitingsclausule. 18. De naam ‘[K]’ zou zonder de gewraakte toevoeging in de procedure bij de kantonrechter uit de lucht zijn komen te vallen. De oude naam legt de verbinding naar de bloedverwantschap. Een rechter moet de verhoudingen tussen partijen kennen. 19. Een notaris mag als partij-adviseur optreden. Uit de correspondentie en de besprekingen blijkt duidelijk dat de notaris als adviseur van de legitimarissen optrad. 20. Aangezien er nog steeds geen boedelbeschrijving was opgemaakt en ondanks herhaalde verzoeken ook geen andere informatie was verstrekt, ontstond bij de legitimarissen een groeiend wantrouwen jegens de erfgenaam en diens vertegenwoordiger. De notaris heeft dit, als hun gemachtigde, verwoord. 21. De derdengeldenrekeningen staan vermeld op afrekeningen en andere stukken waarin om betaling wordt verzocht. Beoordeling van het geschil 22. De Wet op het notarisambt (Wna) bepaalt in artikel 49, dat onterfde legitimarissen recht hebben op inzage in, een afschrift of een uittreksel van de bepalingen uit het testament, die betrekking hebben op de onterving. Notaris [Z] heeft aangevoerd dat alle in het testament opgenomen bepalingen relevant zijn voor de legitimarissen, in verband met het opeisen van hun legitieme portie en voor de in verband daarmee gevoerde procedure bij de kantonrechter. Gelet op de aard van de aanspraken van de legitimarissen en van hetgeen in deze klachtprocedure is gebleken met betrekking tot de inhoud van het testament, had het op de weg van klagers gelegen om aan te geven welke bepalingen uit het testament in dit kader niet relevant zijn. Dit hebben zij nagelaten. Het is dan ook niet komen vast te staan dat notaris [Z] onrechtmatig heeft gehandeld door de inhoud van het gehele testament te verspreiden en uit het testament te citeren. Dit gedeelte van de klacht is derhalve ongegrond. 23. Met name in zaken die te maken hebben met erfrecht, kan het voor de rechter aan wie een geschil wordt voorgelegd, van belang zijn om inzicht te krijgen in de relatie tussen de betrokkenen. De zinsnede “(voorheen: [P])” is bedoeld als voorlichting aan de rechter en als zodanig relevant. Niet valt in te zien dat notaris [Z] door het opnemen van deze zinsnede laakbaar heeft gehandeld. 24. Klagers hebben aangevoerd dat de notaris zich, in strijd met de Wna, partijdig heeft opgesteld. De notaris is in de onderhavige kwestie opgetreden als partijadviseur. Gezien de tussen partijen gevoerde correspondentie en gehouden besprekingen moet dit duidelijk zijn geweest voor klagers. Niet gebleken is dat de notaris, in zijn hoedanigheid als partijadviseur, in strijd met enig rechtbeginsel heeft gehandeld. 25. Als gemachtigde van een aantal van de legitimarissen heeft de notaris op de zitting bij de kantonrechter het standpunt van zijn cliënten naar voren gebracht. De legitimarissen stelden zich op het standpunt dat er kans was op verduistering door dhr. [K], aangezien dhr. [K] weigerde een boedelbeschrijving op te maken en elke andere informatie te verstrekken. Door dit standpunt van de legitimarissen te verwoorden en zich daarbij te bedienen van uit het beslagrecht afkomstige bewoordingen, heeft de notaris niet klachtwaardig gehandeld. 26. Artikel 25 Wna schrijft voor dat de notaris het nummer van zijn derdengeldrekening op zijn briefpapier vermeldt. Dit houdt in dat dit rekeningnummer in alle brieven van de notaris moet staan. Notaris [Z] heeft dit rekeningnummer echter niet in alle brieven aan klagers vermeld. Dit gedeelte van de klacht is derhalve gegrond, doch er wordt geen aanleiding gezien de notaris hiervoor een maatregel op te leggen. Beslissing de Kamer van Toezicht: verklaart de klachten ongegrond, behoudens de klacht omtrent het niet vermelden van het rekeningnummer van de derdengeldrekening op het briefpapier; verstaat dat geen tuchtmaatregel wordt opgelegd. Deze beslissing is genomen door mr. Heijnen, plaatsvervangend-voorzitter, mr. Snelders, mr. Hoppel en mr. Van Ringelesteijn, leden en mr. Van der Heiden, plaatsvervangend-lid, in tegenwoordigheid van de secretaris en uitgesproken in het openbaar op 9 december 2004.