Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU1913

Datum uitspraak2005-08-31
Datum gepubliceerd2005-09-01
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Leeuwarden
Zaaknummers05/115
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bouwvergunning voor tijdschriftenzuil geweigerd. Volgens de rechtbank zijn B&W ten ontrechte uitgegaan van strijd met het bestemmingsplan. Aanvang beslistermijn op bouwaanvraag vangt aan na eerdere uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State dat een bouwvergunning vereist is. B&W hebben niet beslist binnen de termijn van dertien weken, waardoor de bouwvergunning van rechtswege is verleend. Beroep gegrond.


Uitspraak

RECHTBANK LEEUWARDEN Sector Bestuursrecht Uitspraak ex artikel 8:70 van de Algemene wet bestuursrecht Reg.nr.: 05/115 Inzake het geding tussen Totempaal Media B.V., gevestigd te Amsterdam, eiseres, gemachtigde: mr. J.A. Huijgen, advocaat te ’s-Gravenhage, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerenveen, verweerder, gemachtigde: S. Schotanus, werkzaam bij verweerders gemeente. Procesverloop Bij besluit van 12 september 2002 heeft verweerder de aanvraag van eiseres om vergunning te verlenen voor een tijdschriftenzuil ten behoeve van het bedrijf Milo aan de Dracht 90 te Heerenveen geweigerd onder toepassing van de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Heerenveen (APV). Tegen dit besluit heeft eiseres een bezwaarschrift ingediend. Bij besluit van 25 maart 2003 heeft verweerder het bezwaarschrift ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft eiseres beroep bij de rechtbank ingesteld. Bij uitspraak van 26 november 2003 (registratienummer 03/395) heeft de rechtbank het beroep ongegrond verklaard. De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) heeft het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep op 2 juni 2004 gegrond verklaard en het besluit van 25 maart 2003 vernietigd. Bij besluit van 4 januari 2005 heeft verweerder opnieuw beslist op het bezwaarschrift van eiseres. Verweerder heeft het bezwaarschrift ongegrond verklaard en besloten dat de aanvraag om vergunning voor de tijdschriftenzuil -zij het op andere gronden- wederom wordt geweigerd. Tegen dit besluit heeft eiseres beroep bij de rechtbank ingesteld. De zaak is behandeld ter zitting van de rechtbank, enkelvoudige kamer, gehouden op 19 juli 2005. Namens eiseres is verschenen mr. S.J. van Leeuwen, kantoorgenoot van mr. Huijgen voornoemd. Verweerder is verschenen bij gemachtigde. Motivering Op 14 september 2001 is door eiseres ten behoeve van het bedrijf Milo aan de Dracht 90 te Heerenveen een vergunningaanvraag ingediend voor een (reeds geplaatste) halfronde tijdschriftenzuil. Bij besluit van 12 september 2002 heeft verweerder geweigerd een reclamevergunning te verlenen voor de tijdschriftenzuil met toepassing van art. 4.7.2 APV. Hieraan is ten grondslag gelegd dat de zuil niet voldoet aan redelijke eisen van welstand en bovendien in strijd is met de richtlijnen die zijn neergelegd in het Beeldkwaliteitsplan Heerenveen-Centrum (BKP). Het door eiseres tegen dit besluit ingestelde bezwaar is door verweerder bij besluit van 25 maart 2003 ongegrond verklaard. Bij uitspraak van deze rechtbank van 26 november 2003 (registratienummer 03/395) is het daartegen ingestelde beroep ongegrond verklaard. De AbRS heeft bij uitspraak van 2 juni 2004 het tegen deze uitspraak ingestelde hoger beroep gegrond verklaard en het besluit van 25 maart 2003 vernietigd. Daartoe is overwogen dat de tijdschriftenzuil moet worden aangemerkt als een bouwwerk in de zin van art. 1 lid 1 Woningwet, voor de oprichting waarvan ingevolge de Woningwet een bouwvergunning is vereist. Bij het thans bestreden besluit heeft verweerder opnieuw beslist op het bezwaarschrift. Verweerder heeft het bezwaarschrift -onder wijziging van de motivering- wederom ongegrond verklaard. Daartoe heeft verweerder overwogen dat de vereiste bouwvergunning wordt geweigerd wegens strijd met redelijke eisen van welstand. Namens eiseres is in beroep betoogd dat de door haar gevraagde bouwvergunning voor de tijdschriftenzuil op grond van art. 46 lid 4 Woningwet van rechtswege is verleend, nu verweerder niet op de aanvraag om bouwvergunning heeft beslist binnen de in art. 46 lid 1 Woningwet voorgeschreven termijn van dertien weken. De rechtbank overweegt als volgt. Op grond van art. VII van de wet van 18 oktober 2001 (Stb. 2001, 518) is op een aanvraag om bouwvergunning als bedoeld in art. 40 lid 1 (oud) Woningwet of een melding als bedoeld in art. 42 lid 1 (oud) Woningwet die is ingediend vóór 1 januari 2003, het recht van toepassing zoals dat gold op de dag waarop die aanvraag of melding is ingediend, tenzij art. I onderdeel N van voormelde wet ertoe leidt dat voor het bouwen geen bouwvergunning is vereist. Dit betekent dat in de onderhavige zaak moet worden getoetst aan de bepalingen van de Woningwet zoals die hebben geluid tot 1 januari 2003. In art. 44 Woningwet is bepaald dat de bouwvergunning alleen mag en moet worden geweigerd wegens strijd met het bestemmingsplan, de bouwverordening of het Bouwbesluit, of indien het bouwplan naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet voldoet aan redelijke eisen van welstand, dan wel indien voor het bouwwerk een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 of een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening is vereist en deze is geweigerd. Ingevolge art. 46 lid 1 Woningwet beslissen burgemeester en wethouders omtrent een aanvraag om bouwvergunning binnen dertien weken na de dag waarop zij de aanvraag hebben ontvangen. Op grond van het tweede lid kunnen burgemeester en wethouders in afwijking van het eerste lid hun beslissing voor ten hoogste eenmaal dertien weken verdagen. Een beslissing tot verdaging behoeft de goedkeuring van de gemeenteraad. Ingevolge art. 46 lid 3 Woningwet is het eerste lid niet van toepassing is indien de aanvraag betrekking heeft op een bouwwerk, voor het bouwen waarvan slechts bouwvergunning kan worden verleend, nadat vrijstelling is verleend als bedoeld in de artikelen 15, 17 of 19 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO). Een aanvraag om bouwvergunning die slechts kan worden ingewilligd na de verlening van een dergelijke vrijstelling wordt mede geacht een verzoek tot verlening van zodanige vrijstelling in te houden. Het vierde lid bepaalt dat indien burgemeester en wethouders niet voldoen aan het eerste lid de bouwvergunning van rechtswege is verleend. De rechtbank stelt vast dat eiseres bij brief van 14 september 2001 een vergunning heeft gevraagd voor de tijdschriftenzuil. Eiseres heeft daarbij niet voldaan aan de formele indieningsvereisten voor een bouwaanvraag en ook overigens blijkt niet uit de betreffende brief wat voor soort vergunning eiseres beoogt aan te vragen. Ook nadat verweerder de brief van 14 september 2001 heeft opgevat als een aanvraag om reclamevergunning en deze als zodanig heeft afgehandeld heeft eiseres nimmer tegen deze gang van zaken geageerd, terwijl het naar het oordeel van de rechtbank op de weg van eiseres had gelegen om aan verweerder kenbaar te maken dat zij beoogde een bouwaanvraag in te dienen in plaats van een aanvraag om reclamevergunning. Onder deze omstandigheden is de rechtbank -anders dan eiseres- van oordeel dat de in art. 46 lid 1 Woningwet opgenomen beslistermijn van dertien weken niet na ontvangst van de brief van 14 september 2001 is gaan lopen. Hierbij weegt de rechtbank mee dat art. 46 lid 1 Woningwet is bedoeld om de aanvrager van een bouwvergunning te garanderen dat hij binnen een redelijke termijn een beslissing op zijn aanvraag verkrijgt. Gelet op het feit dat eerst na de uitspraak van de AbRS van 2 juni 2004 voor partijen duidelijk is geworden dat voor de onderhavige tijdschriftenzuil een bouwvergunning is vereist, is de rechtbank van oordeel dat de in art. 46 lid 1 Woningwet neergelegde termijn van dertien weken is aangevangen op de dag volgend op deze uitspraak. Door eerst bij besluit van 4 januari 2005 op de bouwvergunningaanvraag te beslissen, heeft verweerder niet binnen deze termijn op de aanvraag beslist. Van een besluit tot verdaging van de beslissing als bedoeld in art. 46 lid 2 Woningwet is de rechtbank niet gebleken. Gelet op deze gang van zaken moet worden beoordeeld of ingevolge het bepaalde in art. 46 lid 4 Woningwet de bouwvergunning van rechtswege op 2 september 2004, de eerste dag na ommekomst van de beslistermijn, is verleend. Hierbij is beslissend of het bouwplan in overeenstemming met het bestemmingsplan is, in welk geval de in art. 46 lid 1 Woningwet bepaalde termijn onverkort geldt. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt. Op grond van de gedingstukken -met name foto’s van de situatie ter plaatse en de plankaart- en het ter zitting verhandelde stelt de rechtbank vast dat ingevolge het bestemmingsplan "Heerenveen Centrum" op het perceel waarop het bouwplan betrekking heeft de bestemming "centrumdoeleinden" rust en niet de bestemming "centrumerf" waarvan verweerder bij het bestreden besluit vanuit is gegaan. Op grond van de planvoorschriften is het bouwen van een tijdschriftenzuil op gronden met deze bestemming toegestaan, zodat het bouwplan niet strijdig is met het bestemmingsplan. Uit het vorenstaande volgt dat de bouwvergunning ingevolge artikel 46 lid 4 Woningwet op 2 september 2004 van rechtswege is verleend. Verweerder was dan ook op 4 januari 2005 niet meer bevoegd om op de aanvraag om bouwvergunning te beslissen. Het beroep dient reeds daarom gegrond te worden verklaard. Hetgeen overigens namens eiseres is aangevoerd behoeft derhalve geen verdere beoordeling. Gelet op het vorenstaande en op het bepaalde in art. 8:74 van de Awb dient verweerders gemeente het door eiseres gestorte griffierecht ad € 273,00 te vergoeden. Op grond van art. 8:75 Awb veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten. Overeenkomstig het bepaalde in het Besluit proceskosten bestuursrecht belopen de proceskosten van eiseres € 644,00 (beroepschrift 1 punt, verschijnen ter zitting 1 punt, waarde per punt € 322,00; gewicht van de zaak: gemiddeld), terzake van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De rechtbank wijst verweerders gemeente aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit; - bepaalt dat de gemeente Heerenveen het door eiseres betaalde griffierecht van € 273,00 aan haar vergoedt; - veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres ten bedrage van € 644,00, aan eiseres te vergoeden door de gemeente Heerenveen. Aldus gegeven door mr. E. de Witt, rechter, en door hem in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2005 in tegenwoordigheid van mr. T. Hoekstra als griffier. w.g. T. Hoekstra w.g. E. de Witt Tegen deze uitspraak staat voor partijen hoger beroep open. Gelijke bevoegdheid komt toe aan andere belanghebbenden, zulks behoudens het bepaalde in art. 6:13 juncto 6:24 Awb. Indien u daarvan gebruik wenst te maken dient u binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een brief (beroepschrift) alsmede een afschrift van deze uitspraak te zenden aan: de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Postbus 20019 2500 EA Den Haag In het beroepschrift vermeldt u dan waarom u de uitspraak niet juist vindt. Afschrift verzonden op: 31 augustus 2005