Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU1921

Datum uitspraak2005-08-31
Datum gepubliceerd2005-09-06
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsZutphen
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 05/36087
Statusgepubliceerd


Indicatie

Vrijheidsbeperkende maatregel / maatregel van toezicht. Verweerder heeft aan de vreemdelinge de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 56 Vw 2000 opgelegd, alsook de maatregel van toezicht ex artikel 54 Vw 2000. De rechtbank is van oordeel dat de grond dat de vreemdeling niet heeft voldaan aan de rechtsplicht Nederland uit eigen beweging te verlaten – mede gegeven de toelichting daarop in het verweerschrift – het besluit kan dragen. Beroep ongegrond.


Uitspraak

RECHTBANK ‘s-GRAVENHAGE Zitting houdende te Zutphen Registratienummer: AWB 05/36087 Datum uitspraak: 31 augustus 2005 UITSPRAAK op het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) en de maatregel van toezicht van artikel 54 Vw 2000, toegepast ten aanzien van de vreemdeling genaamd althans zich noemende: A geboren op [...] 1962, van Burundese nationaliteit, INDnummer 0003.04.4006, eiseres, mede ten behoeve van haar twee minderjarige kinderen, B en C gemachtigde: mr. E.J.M. Klip, advocaat te Lekkerkerk, tegen DE MINISTER VOOR VREEMDELINGENZAKEN EN INTEGRATIE verweerder, gemachtigde: mr. A.H. Straatman, werkzaam bij de IND. 1. Procesverloop Bij besluit van 13 juli 2005 heeft verweerder aan eiseres de vrijheidsbeperkende maatregel van artikel 56 van de Vw 2000 en de maatregel van toezicht van artikel 54 van de Vw 2000 opgelegd. Eiseres heeft daartegen bij brief van 9 augustus 2005 beroep ingesteld. Verweerder heeft bij brief van 22 augustus 2005 de gedingstukken en een verweerschrift ingezonden. Het beroep is behandeld ter zitting van 24 augustus 2005. Eiseres is daarbij in persoon verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich doen vertegenwoordigen. 2. Overwegingen 2.1 Ingevolge artikel 56 van de Vw 2000 kan - voor zover hier van belang - door de Minister in het belang van de openbare orde de vrijheid van beweging van een vreemdeling worden beperkt. 2.2 Ingevolge artikel 54, tweede lid, van de Vw 2000 kan - voor zover hier van belang - de Minister in het belang van de openbare orde aan een vreemdeling een individuele verplichting tot periodieke aanmelding bij de korpschef opleggen. 2.3 De Minister heeft bij brief van 23 januari 2004 (TK 2003-2004, 19 637 en 29 344, nr. 793, pp. 1-7) het beleid met betrekking tot de terugkeer van de groep langdurig in Nederland verblijvende asielzoekers, die niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning en die zich nog in de reguliere asielopvang bevinden, uiteengezet. In beginsel gaat het - aldus de Minister - om vreemdelingen die hun (eerste) asielaanvraag voor 1 april 2001 hebben ingediend. Besloten is om een extra inspanning te doen om de terugkeer van deze groep te realiseren. Voor die groep zal worden overgegaan tot intensieve facilitering van de terugkeer vanuit de gemeentelijke woning of COA-voorziening. Indien de terugkeer niet is gerealiseerd vanuit de opvang wordt vervolgens, afhankelijk van individuele omstandigheden en mogelijkheden, een periodieke meldingsplicht, beperking van de bewegingsvrijheid, vrijheidsbeperking of vrijheidsontneming opgelegd. Bovenstaande intensieve begeleiding is volgens de Minister alleen mogelijk wanneer de betrokkene daadwerkelijk beschikbaar is. De ervaring leert dat om dit te bewerkstelligen een vrijheidsbeperkende maatregel nuttig c.q. nodig is. Het verhoogt de kans op beschikbaarheid van de betrokkene en het verkleint de kans op MOB gaan zodat de kans op daadwerkelijk vertrek naar het land van herkomst groter wordt (TK 2003-2004, 19 637 en 29 344, nr. 796, p. 28). Het beleid is nader uitgewerkt - aldus de Minister - in het Handboek Project Terugkeer van december 2004. In fase 1 vindt de vertrekfacilitering plaats in de opvanglocatie. In deze fase vinden twee vertrekgesprekken plaats. In fase 2 vindt de vertrekfacilitering plaats in het vertrekcentrum. 2.4 Bij verweerschrift heeft verweerder het besluit nader toegelicht. Verweerder heeft daarbij aangevoerd dat uit de gedingstukken volgt dat met eiseres in het AZC D twee vertrekgesprekken zijn gevoerd, te weten op 23 juni en 13 juli 2005. In het tweede gesprek is eiseres uitgelegd dat zij in een vertrekcentrum zal worden geplaatst. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de openbare orde de oplegging van de maatregel ex artikel 54 en 56 Vw 2000 aan eiseres vordert, in welk verband verweerder heeft opgemerkt dat eiseres niet over een geldig identiteitsdocument beschikt en niet over een vaste woon — of verblijfsplaats beschikt sinds haar opvangvoorziening op 13 juli 2005 is geëindigd. Om te voorkomen dat zij na afloop van fase 1 een zwervend bestaan gaat leiden, vordert de openbare orde de oplegging van de thans bestreden maatregelen. 2.5 Naar het oordeel van de rechtbank kan het besluit tot beperking van de vrijheid van beweging en het opleggen van een individuele periodieke meldplicht op grond van de openbare orde toetsing in rechte doorstaan. De rechtbank neemt daarbij in aanmerking dat voormeld terugkeerbeleid, dat niet kennelijk onredelijk wordt geacht, op eiseres van toepassing is en dat de grond dat zij niet heeft voldaan aan de rechtsplicht om uit eigen beweging Nederland te verlaten, mede gelet op de toelichting daarop in het verweerschrift, het besluit kan dragen. De rechtbank is niet gebleken dat - zoals eiseres heeft gesteld - de maatregelen zijn opgelegd bij wijze van punitieve sanctie. De inhoud van de twee met eiseres gevoerde vertrekgesprekken op 23 juni en 13 juli 2005 bieden ook overigens geen aanknopingspunten voor die conclusie. Voor zover eiseres heeft gesteld dat uitzetting naar Burundi in strijd is met het Nederlandse asielbeleid, het Vluchtelingenverdrag en het EVRM, kan deze stelling niet tot gegrond verklaring van het beroep leiden, nu de beoordeling van eventuele verblijfsaanspraken van eiseres in de onderhavige procedure niet aan de orde is. Ten overvloede wordt in dit verband overigens overwogen dat verweerder ter zitting heeft verklaard dat eiseres in verband met het thans gevoerde beleid van categoriale bescherming niet naar Burundi zal worden uitgezet. Indien eiseres meent dat haar op asielgerelateerde gronden hier te lande verblijf dient te worden toegestaan en zij aldus ontslagen dient te worden van de verplichting uit Nederland te vertrekken, zal zij een daartoe strekkende aanvraag moeten indienen, hetgeen zij op 19juli 2005 ook heeft gedaan. De rechtbank stelt vast dat bij uitspraak van 18 augustus 2005 (Awb 05/33938 e.v.) van deze rechtbank, nevenzittingsplaats Almelo, in het kader van die - tweede - op 19 juli 2005 ingediende asielaanvraag is geoordeeld dat verweerder deze aanvraag terecht heeft afgewezen. Daarbij is - voor zover van belang in deze procedure en gelet op de thans aangevoerde stelling dat zij buiten haar schuld niet kan terugkeren naar Kenia - tevens overwogen dat verweerder zich op het standpunt heeft mogen stellen dat eiseres niet in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning regulier onder de beperking dat zij buiten haar schuld niet uit Nederland kan vertrekken. 2.6 Het beroep dient derhalve ongegrond verklaard te worden. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep ongegrond; Aldus gegeven door mr. R.G.J. Welbergen en in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2005 in tegenwoordigheid van mr. M.P. Schutte als griffier. Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep open (artikel 84, aanhef en onder a, Vw 2000) Afschrift verzonden op: