Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU1950

Datum uitspraak2005-08-17
Datum gepubliceerd2005-09-05
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/2857 WW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Hetgeen opposant in verzet heeft aangevoerd vormt geen grond om de niet tijdige betaling van het griffierecht verontschuldigbaar te achten. Verzet is ongegrond.


Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R 04/2857 WW U I T S P R A A K met toepassing van artikel 21 van de Beroepswet in samenhang met artikel 8:55 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen: [opposant], wonende te [woonplaats], opposant, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, geopposeerde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Namens opposant heeft mr. G.C. Mourits, advocaat te Zoetermeer, hoger beroep ingesteld tegen een door de rechtbank Rotterdam op 6 april 2004 tussen partijen gegeven uitspraak, kenmerk WW 03/2446-PRC. Bij uitspraak van 1 september 2004 heeft de Raad het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat opposant het griffierecht niet binnen de gestelde termijn heeft voldaan. Tegen deze uitspraak is verzet gedaan. Het verzet is behandeld ter zitting van 6 juli 2005 waar appellant niet is verschenen en waar gedaagde zich heeft laten vertegenwoordigen door mr. G.G. Prijor, werkzaam bij het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. II. MOTIVERING In verzet heeft gemachtigde van opposant meegedeeld dat het verschuldigde griffierecht vijf werkdagen nadat het griffierecht betaald had moeten zijn van de rekening van gemachtigde is afgeschreven. Nu het aanvullend beroepschrift reeds op 15 juli 2004 was ingediend en het verzuim ten aanzien van de betaling van het griffierecht uiterst gering is had de Raad in alle redelijkheid en billijkheid het beroep niet niet-ontvankelijk behoren te verklaren. Voorts heeft de gemachtigde van opposant meegedeeld dat er onzorgvuldig is gehandeld jegens opposant nu de uitspraak van 1 september 2004 eerst op 25 oktober 2004, derhalve bijna 8 weken later, aan gemachtigde van opposant is verzonden. Hetgeen opposant in verzet heeft aangevoerd vormt geen grond om de niet tijdige betaling van het griffierecht verontschuldigbaar te achten. De Raad overweegt daartoe dat de verplichting tot het betalen van het griffierecht niet afhankelijk gesteld kan worden van het indienen van de gronden van het beroep. Tevens laat de beweerdelijke onzorgvuldigheid onverlet dat het griffierecht binnen de gestelde termijn voldaan moet worden om het hoger beroep ontvankelijk te doen zijn. Het verzet moet derhalve ongegrond worden verklaard. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Awb. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Verklaart het verzet ongegrond. Aldus gegeven door mr. T. Hoogenboom, in tegenwoordigheid van P. Boer als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 17 augustus 2005. (get.) T. Hoogenboom. (get.) P. Boer. RW168