Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU1954

Datum uitspraak2005-11-25
Datum gepubliceerd2005-11-25
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureCassatie
Instantie naamHoge Raad
ZaaknummersC03/251HR
Statusgepubliceerd


Indicatie

Geschil omtrent de internationale rechtsmacht van de Nederlandse rechter kennis te nemen van een vordering tot betaling van de kosten van een hier te lande gelegd conservatoir beslag ter verzekering van de vordering in de hoofdzaak (waarin de Nederlandse rechter onbevoegd is), 81 RO.


Conclusie anoniem

Rolnr. C03/251HR Mr L. Strikwerda Zt. 2 sept. 2005 conclusie inzake [eiseres] tegen [verweerder] h.o.d.n. VDE Holdings Edelhoogachtbaar College, 1. In deze zaak gaat het om de vraag of de Nederlandse rechter in een geval waarin hem geen internationale bevoegdheid toekomt ten aanzien van de hoofdzaak, niettemin bevoegd is om kennis te nemen van de vordering tot betaling van de kosten van een ter verzekering van de vordering in de hoofdzaak hier te lande gelegd conservatoir beslag. 2. Uit de gedingstukken blijkt het volgende. (i) Bij exploit van 22 december 2000 heeft thans eiseres tot cassatie, hierna: [eiseres], thans verweerder in cassatie, hierna: [verweerder], gedagvaard voor de rechtbank 's-Gravenhage en gevorderd dat de rechtbank [verweerder] zal veroordelen tot betaling aan [eiseres] van een bedrag aan schadevergoeding, op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente, met veroordeling van [verweerder] "in de kosten van de procedure". (ii) Ten grondslag aan haar vorderingen heeft [eiseres] gelegd dat - kort gezegd - tussen haar en [verweerder] een overeenkomst is totstandgekomen inzake beglazingswerk, dat [verweerder] ondeugdelijk werk heeft afgeleverd, en dat [eiseres] dientengevolge schade lijdt. (iii) Hangende de hoofdzaak heeft [eiseres] op 11 januari 2001, na daartoe verkregen verlof bij beschikking van dezelfde datum van de president van de rechtbank te 's-Gravenhage, ten laste van [verweerder] conservatoir derdenbeslag doen leggen onder Dace Contracting BV, gevestigd te Delft. (iv) [Verweerder] heeft in de bij dagvaarding van 22 december 2000 door [eiseres] tegen hem aanhangig gemaakte procedure bij incidentele vordering vóór alle weren de exceptie van onbevoegdheid opgeworpen. Hij heeft daartoe gesteld dat, nu hij woonachtig is in Groot Brittanië en V.D.E. Holdings ook in dat land gevestigd is, ingevolge art. 2 van het hier toepasselijke EEX-Verdrag (Verdrag van 27 september 1968, Trb. 1969, 101), niet de Nederlandse rechter, doch de rechter in Groot Brittanië bevoegd is. (v) [Eiseres] heeft de exceptie bestreden en daartoe aangevoerd dat haar algemene voorwaarden deel uitmaken van de tussen partijen gesloten overeenkomst en dat deze algemene voorwaarden de rechter in Den Haag als bevoegde rechter aanwijzen, zodat de Nederlandse rechter op grond van art. 17 EEX-Verdrag bevoegd is om kennis te nemen van de vordering van [eiseres]. 3. De rechtbank heeft bij vonnis 4 juli 2001 in het incident de door [verweerder] opgeworpen exceptie van onbevoegdheid afgewezen. Zij achtte zich bevoegd op grond van de door [eiseres] gestelde forumkeuze. In de hoofdzaak werden partijen naar de rol verwezen voor voortprocederen. 4. Op het hoger beroep van [verweerder] heeft het gerechtshof te 's-Gravenhage, na tussenarresten van 7 maart 2002 en 2 januari 2003, bij eindarrest 5 juni 2003 het vonnis van de rechtbank evenwel vernietigd en zich onbevoegd verklaard om van de vordering van [eiseres] kennis te nemen en daarover te beslissen. Het hof achtte [eiseres] niet geslaagd in de haar bij het tussenarrest van 2 januari 2003 verleende bewijsopdracht aangaande haar (door [verweerder] in hoger beroep alsnog bestreden) stelling dat - kort gezegd - haar algemene voorwaarden en het daarin opgenomen forumkeuzebeding deel uitmaken van de tussen partijen gesloten overeenkomst. 5. [Eiseres] is tegen zowel de tussenarresten als het eindarrest van het hof (tijdig) in cassatie gekomen met één middel. [Verweerder] is in cassatie niet verschenen. Tegen hem is verstek verleend. 6. Het middel klaagt erover dat het hof bij de beoordeling van de bevoegdheidsvraag geen aandacht heeft geschonken aan art. 767 Rv. Nu het hof bekend was met het feit dat [eiseres] beslag had gelegd en nu de vordering van [eiseres] zich ook uitstrekt over de vordering tot vergoeding van de beslagkosten, had het hof, na het oordeel dat geen jurisdictiebeding was overeengekomen, zich moeten buigen over de vraag of art. 767 Rv gedeeltelijk, namelijk ten aanzien van de vordering tot vergoeding van de beslagkosten, toepassing vindt, zo stelt het middel. Door dit na te laten heeft het hof, zo vervolgt het middel, zijn plicht tot ambtshalve aanvulling van rechtsgronden geschonden en, voor zover het hof mocht hebben geoordeeld dat art. 767 Rv toepassing mist, blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. 7. Het middel zal naar mijn oordeel niet tot cassatie kunnen leiden. 8. Ingevolge art. 706 Rv kunnen de kosten van het beslag, al of niet in de hoofdzaak, van de beslagene worden teruggevorderd. Daarnaast kunnen de beslagkosten worden geldend gemaakt in de rangregeling na voltooide verhaalsexecutie (art. 485 Rv). Zie Kluwers Burgerlijke Rechtsvordering, losbl., aantekening bij art. 706 (A.I.M. van Mierlo). Zie voorts H. Oudelaar, Executierecht, 2003, blz. 98/99. In het onderhavige geval betekent dit dat [eiseres] zijn beslagkostenaanspraak op drie manieren geldend kan maken: (a) in de hoofdzaak, zo nodig na vermeerdering van eis, (b) in een afzonderlijk geding, of (c) - nadat op een eventueel toewijzend vonnis in de hoofdzaak door de krachtens het EEX-Verdrag bevoegde buitenlandse rechter hier te lande exequatur is verleend en daardoor het conservatoir beslag is overgegaan in een executoriaal beslag - in de rangregeling na executie. 9. Het middel berust kennelijk op het uitgangspunt dat [eiseres] de onder (a) bedoelde weg heeft gekozen om zijn beslagkostenaanspraak geldend te maken. Uit de gedingstukken blijkt echter niet dat [eiseres] in de hoofdzaak aanspraak heeft gemaakt op de beslagkosten. Uit de inleidende dagvaarding kan immers niet anders worden opgemaakt dan dat [eiseres], naast de hoofdvordering tot schadevergoeding vermeerderd met wettelijke rente, slechts heeft gevorderd dat [verweerder] wordt veroordeeld "in de kosten van de procedure", terwijl uit de andere gedingstukken niet blijkt (het middel noemt ook geen vindplaatsen) dat [eiseres] door vermeerdering van eis aanspraak op vergoeding van de kosten van het - hangende de hoofdzaak - gelegde beslag heeft gemaakt. 10. Het middel mist derhalve feitelijke grondslag voor zover het stelt dat "de vordering van [eiseres] zich ook uitstrekt over de vordering tot vergoeding van de beslagkosten", en moet reeds daarom falen. 11. Bij deze stand van zaken kan in het midden blijven de vraag of de Nederlandse rechter bij het ontbreken van internationale rechtsmacht om kennis te nemen van de vordering ter verzekering waarvan het beslag is gelegd, niettemin bevoegd is om kennis te nemen van een in de hoofdzaak geldend gemaakte aanspraak op de beslagkosten en, zo ja, of deze bevoegdheid, gegeven de toepasselijkheid van het EEX-Verdrag, gegrond kan worden op art. 767 Rv. De conclusie strekt tot verwerping van het beroep. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden


Uitspraak

25 november 2005 Eerste Kamer Nr. C03/251HR JMH Hoge Raad der Nederlanden Arrest in de zaak van: [Eiseres], gevestigd te [vestigingsplaats], EISERES tot cassatie, advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens, t e g e n [Verweerder], handelende onder de naam VDE HOLDINGS, gevestigd te [vestigingsplaats], Groot Brittannië, VERWEERDER in cassatie, niet verschenen. 1. Het geding in feitelijke instanties Eiseres tot cassatie - verder te noemen: [eiseres] - heeft bij exploot van 22 december 2000 verweerder in cassatie - verder te noemen: [verweerder] - gedagvaard voor de rechtbank te 's-Gravenhage en gevorderd bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [verweerder] te veroordelen om aan [eiseres] te voldoen "het bedrag op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet". [Verweerder] heeft voor alle weren de exceptie van onbevoegdheid opgeworpen en de rechtbank verzocht zich onbevoegd te verklaren, althans [eiseres] niet in haar vordering te ontvangen, althans deze vordering aan haar te ontzeggen. [Eiseres] heeft de incidentele vordering bestreden. De rechtbank heeft bij vonnis van 4 juli 2001 in het incident de vordering van [verweerder] afgewezen en de hoofdzaak naar de rol verwezen voor voortprocederen. Tegen dit vonnis heeft [verweerder] bij het gerechtshof te 's-Gravenhage hoger beroep ingesteld. Bij tussenarrest van 7 maart 2002 heeft het hof de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een akte door [eiseres] en bij tussenarrest van 2 januari 2003 [eiseres] tot bewijslevering toegelaten. Bij eindarrest van 5 juni 2003 heeft het hof het bestreden vonnis vernietigd en zich onbevoegd verklaard om van de vordering van [eiseres] jegens [verweerder] kennis te nemen en daarover te beslissen. De drie vermelde arresten van het hof zijn aan dit arrest gehecht. 2. Het geding in cassatie Tegen alle arresten van het hof heeft [eiseres] beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. Tegen de niet verschenen [verweerder] is verstek verleend. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Strikwerda strekt tot verwerping van het beroep. 3. Beoordeling van het middel De in het middel aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. 4. Beslissing De Hoge Raad: verwerpt het beroep; veroordeelt [eiseres] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] begroot op nihil. Dit arrest is gewezen door de vice-president D.H. Beukenhorst als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens, E.J. Numann, W.A.M. van Schendel en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 25 november 2005.