Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU1996

Datum uitspraak2005-08-25
Datum gepubliceerd2005-09-05
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/3048 WAO
Statusgepubliceerd


Indicatie

Is het bezwaar terecht niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn?


Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R 04/3048 WAO U I T S P R A A K in het geding tussen: [appellant], wonende te [woonplaats], Turkije, appellant, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Appellant heeft, op bij beroepschrift met bijlagen aangevoerde gronden, hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 17 maart 2004, nr. AWB 03/3390 WAO, waarnaar hierbij wordt verwezen. Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend. Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van de Raad, gehouden op 14 juli 2005, waar partijen, gedaagde met bericht van verhindering, niet zijn verschenen. II. MOTIVERING Bij besluit van 30 oktober 2002 heeft gedaagde aan appellant medegedeeld dat zijn uitkering ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, laatstelijk berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 25 tot 35% met ingang van 6 mei 2003 wordt herzien en nader vastgesteld naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 15 tot 25%. Dit besluit is op diezelfde datum ook in de Turkse taal en per aangetekende post aan appellant verzonden. Bij brief gedateerd 20 januari 2003 en door gedaagde ontvangen op 29 januari 2003 heeft appellant tegen het besluit van 30 oktober 2002 bezwaar gemaakt. Bij het besluit op bezwaar van 2 juli 2003 heeft gedaagde het door appellant ingestelde bezwaar tegen het besluit van 30 oktober 2002 niet-ontvankelijk verklaard wegens overschrijding van de bezwaartermijn. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard. Zij heeft daartoe als volgt overwogen (waarbij eiser als appellant is aangeduid en gedaagde als verweerder). “In artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken bedraagt. Op grond van artikel 6:8, eerste lid, van de Awb in samenhang met artikel 3:41, eerste lid, van de Awb – voorzover hier van belang – vangt de termijn aan met ingang van de dag na die waarop het besluit de belanghebbende is toegezonden. Verweerder heeft het primaire besluit – zowel in een Nederlandstalige versie als in een Turkstalige versie – op 30 oktober 2002 aan eiser verzonden. De termijn voor het maken van bezwaar is dan ook op 31 oktober 2002 aangevangen en op 11 december 2003 geëindigd. Het bezwaarschrift van eiser is gedateerd op 20 januari 2003 en is op 29 januari 2003 bij verweerder binnengekomen. Het bezwaar is derhalve na het verstrijken van de daarvoor geldende termijn ingediend. Ingevolge artikel 6:11 van de Awb blijft niet-ontvankelijkverklaring wegens termijnoverschrijding achterwege indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener van het bezwaar- of beroepschrift in verzuim is geweest. De rechtbank is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan zou moeten worden gezegd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was. Verweerder heeft eiser bij brieven van 4 april 2003 en 20 januari 2003 (lees: 5 mei 2003) verzocht mee te delen of er sprake was geweest van bijzondere omstandigheden waardoor hij niet eerder in de gelegenheid was een bezwaarschrift in te dienen. Eiser heeft hierop bij brief van 28 mei 2003 slechts aangevoerd dat hij niet kan rondkomen van een lagere WAO-uitkering. In beroep heeft eiser nog aangevoerd dat hij de brieven van verweerder door taalproblemen niet heeft begrepen. Dit kan naar het oordeel van de rechtbank echter niet gelden voor het primaire besluit van 30 oktober 2002, nu dit besluit in de Turkse taal is verzonden. Voor zover eiser doelt op de brieven van verweerder van 4 april 2003 en 20 januari 2003 (lees: 5 mei 2003), kan de rechtbank eiser hierin niet volgen, omdat de brief van 20 januari 2003 (lees: 5 mei 2003) juist op verzoek van eiser in de Duitse taal is opgesteld. Gelet op het voorgaande heeft verweerder het bezwaar van eiser naar het oordeel van de rechtbank terecht niet-ontvankelijk verklaard.” De Raad kan zich in deze overwegingen van de rechtbank volledig vinden en maakt deze tot de zijne. De Raad merkt daarbij nog op dat in hetgeen door appellant in hoger beroep naar voren is gebracht de Raad geen grond heeft kunnen vinden hierover anders te oordelen. Het hiervoor overwogene leidt tot de conclusie dat het hoger beroep niet kan slagen en dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Beslist wordt als volgt. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus gegeven door mr. T.L. de Vries, in tegenwoordigheid van mr. M.F. van Moorst als griffier en uitgesproken in het openbaar op 25 augustus 2005. (get.) T.L. de Vries. (get.) M.F. van Moorst. Gw