Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU2005

Datum uitspraak2005-09-06
Datum gepubliceerd2005-09-06
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Roermond
Zaaknummers04/620045-05
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verdachte en zijn mededaders zijn tijdens de carnaval op zoek gegaan naar een willekeurig slachtoffer om te overvallen. Met dat doel hebben zij enige tijd gezocht teneinde een in hun ogen geschikt slachtoffer op een geschikte locatie te vinden. Vervolgens geven zij het slachtoffer nauwelijks de tijd om zijn portemonnee af te geven. Medeverdachte 1 trapt blijkens zijn verklaring het slachtoffer meteen tegen zijn hoofd. Waarna verdachte het slachtoffer meermalen met een knuppel op het hoofd slaat en medeverdachte 1 het slachtoffer vrijwel tegelijkertijd meermalen met een mes in de borst steekt. Hoewel verdachte verklaren dat zij schrokken toen het slachtoffer neerviel hebben zij het slachtoffer ernstig gewond midden op straat achtergelaten, zonder zich te bekommeren over diens welzijn en ook niet wetende of iemand het slachtoffer tijdig te hulp zou komen.


Uitspraak

RECHTBANK ROERMOND Parketnummer : 04/620045-05 Uitspraak d.d. : 6 september 2005 TEGENSPRAAK VONNIS van de rechtbank Roermond, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen: naam : [verdachte] voornamen : [voornamen] geboren op : [geboortedatum en -plaats] thans gedetineerd in het huis van bewaring te Sittard. 1. Het onderzoek van de zaak Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 23 augustus 2005. 2. De tenlastelegging De verdachte staat terecht ter zake dat: 1. hij op of omstreeks 08 februari 2005 te Echt, in elk geval in de gemeente Echt-Susteren, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] van het leven te beroven, met dat opzet tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, die [slachtoffer 1] tegen diens hoofd, althans lichaam, heeft getrapt en/of die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met een knuppel, in elk geval met een hard voorwerp, op of tegen diens hoofd en/of lichaam heeft geslagen en/of die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met een mes in diens borst,in elk geval in diens lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, welke vorenomschreven poging tot doodslag werd gevolgd en/of vergezeld en/of voorafgegaan van een of meer strafba(a)r(e) feit(en), te weten: dat hij op of omstreeks 08 februari 2005 te Echt, in elk geval in de gemeente Echt-Susteren, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met dat oogmerk tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, zich naar die [slachtoffer 1] heeft begeven en/of tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd:"Geef mij geld" althans woorden van soortgelijke aard en strekking, en/of die [slachtoffer 1] tegen diens hoofd, althans lichaam, heeft getrapt en/of die [slachtoffer 1] meermalen, althans alleen, met een (honkbal)knuppel, in elk geval met een hard voorwerp, op of tegen diens hoofd en/of lichaam heeft geslagen en/of die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met een mes in diens borst, in elk geval in diens lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, zulks terwijl dat feit werd gepleegd op de openbare weg, de Kerkveldsweg-West, in elk geval op een openbare weg, en welke poging tot doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van die/dat feit(en) voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf straffeloosheid en/of het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren; artikel 288 van het Wetboek van Strafrecht; Althans indien terzake het vorenstaande onder 1 geen veroordeling zou volgen: hij op of omstreeks 08 februari 2005 te Echt, in elk geval in de gemeente Echt-Susteren, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), met dat oogmerk tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, zich naar die [slachtoffer 1] heeft begeven en/of tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd:"Geef mij geld" althans woorden van soortgelijke aard en strekking, en/of die [slachtoffer 1] meermalen, althans alleen, met een (honkbal)knuppel, in elk geval met een hard voorwerp, op of tegen diens hoofd en/of lichaam heeft geslagen en/of die [slachtoffer 1] meermalen, althans eenmaal, met een mes in diens lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, zulks terwijl dat feit werd gepleegd op de openbare weg, de Kerkveldsweg-West, in elk geval op een openbare weg, en/of terwijl dat feit zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 1] ten gevolge had; artikel 317 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht; 2. hij in of omstreeks de maand(en) januari 2005 en/of februari 2005 in de gemeente Roermond ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk en met voorbedachten rade [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, ingevolge een daartoe met zijn mededader(s) gemaakte afspraak, zich naar een appartementencomplex gelegen aan de [adres en woonplaats slachtoffer 2], in welk appartementencomplex die [slachtoffer 2] woonachtig was, heeft begeven of is gegaan en/of aan dat appartementencomplex heeft aangebeld waarna hij, verdachte en/of zijn mededader(s) dat appartementencomplex zijn/is binnengelaten of zijn/is binnengekomen en/of vervolgens in dat appartementencomplex naar het appartement of de woning van die [slachtoffer 2] heeft gezocht, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) bewapend waren/was met (een) mes(sen), terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid; artikel 289 juncto artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht. Althans indien terzake het vorenstaande onder 2 geen veroordeling zou volgen: hij in of omstreeks de maand(en) januari 2005 en/of februari 2005 in de gemeente Roermond, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, ter voorbereiding van het misdrijf moord of doodslag op [slachtoffer 2], zijnde een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, opzettelijk een aantal voorwerpen, te weten een of meer mes(sen) en/of handschoenen en/of een muts en/of kleding, kennelijk bestemd tot het (in vereniging) begaan van dat misdrijf, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad; artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht. Voor zover in de tenlastelegging kennelijke schrijffouten of misslagen voorkomen, zijn die in deze weergave van de tenlastelegging door de rechtbank verbeterd. De verdachte is door deze verbetering, zoals uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, niet in de verdediging geschaad. 3. De geldigheid van de dagvaarding Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de dagvaarding aan alle wettelijke eisen voldoet en dus geldig is. 4. De bevoegdheid van de rechtbank Krachtens de wettelijke bepalingen is de rechtbank bevoegd van het ten laste gelegde kennis te nemen. 5. De ontvankelijkheid van de officier van justitie Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen omstandigheden gebleken die aan de ontvankelijkheid van de officier van justitie in de weg staan. De officier van justitie kan dus in de vervolging worden ontvangen. 6. Schorsing der vervolging Bij het onderzoek ter terechtzitting zijn geen gronden voor schorsing der vervolging gebleken. 7. Bewezenverklaring Feit 1 De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 23 augustus 2005 gevorderd dat het sub 1 primair ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard. De verdediging heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring met betrekking tot feit 1 gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. De rechtbank overweegt dienaangaande als volgt. Uit het dossier komt naar voren dat [medeverdachte 1] en [verdachte] in geldnood verkeerden en daarom het plan hadden opgevat om iemand te overvallen. Met dit doel heeft [medeverdachte 1] een mes en [verdachte] een knuppel meegenomen, teneinde het slachtoffer daarmede af te dreigen en daardoor te dwingen zijn geld af te geven. Eenmaal ter plekke hebben verdachten niet gedreigd doch heeft [medeverdachte 1] het slachtoffer vrijwel onmiddellijk tegen het hoofd getrapt. Meteen daarna heeft [verdachte] het slachtoffer meermalen met een knuppel op zijn hoofd geslagen en heeft [medeverdachte 1] – min of meer gelijktijdig met het slaan door [verdachte] – het slachtoffer meermalen met een mes in de borst gestoken. Tijdens dit geweld heeft [medeverdachte 1] nog iets geroepen in de trant van “Geef geld”. Toen het slachtoffer neerviel zijn verdachten meteen op de vlucht geslagen. Het geweld zoals verfeitelijkt in de poging doodslag is precies hetzelfde geweld als omschreven bij de bij de gekwalificeerde poging tot doodslag horende poging tot afpersing. Hieruit volgt naar het oordeel van de rechtbank dat niet bewezen kan worden dat het geweld zoals bedoeld bij de gekwalificeerde poging tot doodslag is toegepast met het oogmerk om de poging tot afpersing te faciliteren zoals tenlastegelegd. De rechtbank spreekt verdachten dan ook vrij van de primair tenlastegelegde gekwalificeerde poging tot doodslag. De rechtbank is van oordeel dat de hierboven omschreven handelingen van verdachten zijn te kwalificeren als poging tot afpersing. Feit 2 De officier van justitie heeft ter terechtzitting van 23 augustus 2005 gevorderd dat het sub 2 primair ten laste gelegde zal worden bewezen verklaard. Door de verdediging is aangevoerd dat verdachte integraal van feit 2 dient te worden vrijgesproken. Met betrekking tot de primair tenlastegelegde poging moord is er geen sprake van een begin van uitvoering. Met betrekking tot de subsidiair tenlastegelegde voorbereidingshandelingen voert de verdediging aan dat de opmerkingen van verdachte met betrekking tot zijn wens om [slachtoffer 2] te vermoorden niet serieus te nemen zijn en slechts te beschouwen zijn als branie-achtige uitspraken van een jongeman met een onverwerkt verleden. In dit licht dient ook het op weg gaan naar de woning van [slachtoffer 2] bezien te worden. Van een strafbare voorbereidingshandeling is volgens de verdediging dan ook geen sprake. De rechtbank deelt deze laatste visie niet. Uit het dossier komt naar voren dat verdachte al langere tijd rondliep met de gedachte om [slachtoffer 2] te vermoorden. Bij de politie heeft verdachte hierover verklaard dat hij [slachtoffer 2] wilde martelen (p. B 082 en B 083) en dat hij hem wilde neersteken op een dusdanige manier dat deze niet meteen dood zou zijn, maar dat hij eerst zou lijden en daarna pas zou overlijden (p. B 101). Ook heeft verdachte verklaard dat hij, sinds hij van plan is om [slachtoffer 2] te vermoorden, iedere dag zijn mes slijpt (B 095), en dat hij in tegenstelling tot medeverdachte [medeverdachte 1] geen muts nodig had om onherkenbaar te blijven omdat [slachtoffer 2] het toch niet zou kunnen navertellen (B 081). Met dit doel voor ogen heeft hij de nodige inspanningen verricht om het adres van [slachtoffer 2] te achterhalen en ook heeft hij zich van de medewerking van medeverdachte [medeverdachte 1] verzekerd door hem voor te houden dat er bij [slachtoffer 2] wel geld te halen was (B 079). Teneinde de kans op ontdekking zo klein mogelijk te maken droegen verdachte en [medeverdachte 1] een muts en handschoenen en hadden zij voordat zij op weg naar [slachtoffer 2] gingen spullen, zoals GSM’s en portemonnees waaruit hun identiteit zou kunnen blijken en die onderweg verloren zouden kunnen worden, in de woning van [medeverdachte 1] achtergelaten (Sharon, p. B 450; Colin, p. B 392-393). Vervolgens hebben verdachten aangebeld bij de centrale voordeur van het appartementencomplex waar [slachtoffer 2] volgens de informatie van verdachten woonachtig was, en nadat zij een medebewoner door middel van een smoes zover gekregen hadden om deze deur te openen, door het trappenhuis en de gangen van het gebouw gelopen op zoek naar de voordeur van het appartement van [slachtoffer 2]. Toen bleek dat zij die niet konden vinden zijn zij onverrichter zake weer vertrokken. De rechtbank is van oordeel dat hoewel verdachten een aardig eind op weg waren er in casu nog geen sprake is van uitvoeringshandelingen nu (het appartement van) [slachtoffer 2] niet is gevonden. Voorts is het nog maar de vraag of verdachten toen op korte termijn de woning van [slachtoffer 2] hadden kunnen traceren, nu deze kort daarvoor verhuisd was. Wel zijn voorstaande handelingen van verdachten te kwalificeren als voorbereidingshandelingen in de zin van artikel 46 Sr. De rechtbank acht derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte sub 1 primair en sub 2 primair is ten laste gelegd, zodat hij daarvan behoort te worden vrijgesproken. De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het sub 1 subsidiair en sub 2 subsidiair ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat: 1. hij op 08 februari 2005 te Echt, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of anderen wederrechtelijk te bevoordelen door geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, toebehorende aan [slachtoffer 1], met dat oogmerk tezamen en in vereniging met zijn mededaders, zich naar die [slachtoffer 1] heeft begeven en tegen die [slachtoffer 1] heeft gezegd:"Geef mij geld" en die [slachtoffer 1] meermalen, met een knuppel, op diens hoofd heeft geslagen en die [slachtoffer 1] meermalen met een mes in diens lichaam heeft gestoken, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid, zulks terwijl dat feit werd gepleegd op de openbare weg, de Kerkveldsweg-West, en terwijl dat feit zwaar lichamelijk letsel voor die [slachtoffer 1] ten gevolge had; 2. hij in de maanden januari 2005 en/of februari 2005 in de gemeente Roermond, tezamen en in vereniging met een ander, ter voorbereiding van het misdrijf moord op [slachtoffer 2], zijnde een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, opzettelijk een aantal voorwerpen, te weten messen en handschoenen en een muts, kennelijk bestemd tot het (in vereniging) begaan van dat misdrijf, voorhanden heeft gehad; Wat meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor bewezen verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank niet bewezen. Verdachte zal hiervan worden vrijgesproken. 8. Het bewijs De overtuiging van de rechtbank dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan, is gegrond op de feiten en de omstandigheden die zijn vervat in de volgende bewijsmiddelen. De hieronder vermelde bewijsmiddelen worden slechts gebezigd met betrekking tot het feit, waarop zij in het bijzonder betrekking hebben. Het genoemde geschrift is slechts gebruikt in verband met de inhoud van de overige bewijsmiddelen. 8.1 De bewijsmiddelen Voor zover het vonnis is uitgewerkt, staan de door de rechtbank gebruikte bewijsmiddelen vermeld in de alsdan aan het vonnis gehechte aanvulling als bedoeld in de artikelen 365a en 365b van het Wetboek van Strafvordering. 9. Kwalificatie van het bewezenverklaarde Het ten laste van verdachte bewezenverklaarde levert op de navolgende misdrijven: 1. poging tot afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen op de openbare weg en terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft; 2. medeplegen van voorbereiding van moord. Het misdrijf sub 1 is strafbaar gesteld bij artikel 317 juncto de artikelen 45 en 312 van het Wetboek van Strafrecht. Het misdrijf sub 2 is strafbaar gesteld bij artikel 46 juncto de artikelen 47 en 289 van het Wetboek van Strafrecht. 10. De strafbaarheid van verdachte De verdachte is strafbaar voor het bewezenverklaarde nu niet is gebleken van enige omstandigheid die verdachtes strafbaarheid opheft. Over verdachte is op 25 juli 2005 gerapporteerd door L.J.M. Klerks, psychiater en op 4 juli 2005 door A.F.J.M. Zwegers, psycholoog/neuropsycholoog. In hun rapporten komen deze deskundigen tot de conclusie dat tijdens het begaan van de feiten bij verdachte sprake was van een borderline persoonlijkheidsstoornis. Op grond hiervan wordt verdachte verminderd toerekeningsvatbaar geacht voor de hem ten laste gelegde feiten. De rechtbank kan zich verenigen met deze conclusies en zal die overnemen en met een verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte bij het bepalen van de straf rekening houden. 11. De straffen en/of maatregelen De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte een gevangenisstraf van 7 jaren zal worden opgelegd. Door de verdediging is uitdrukkelijk gewezen op de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en verzocht een aanzienlijk lagere gevangenisstraf waarvan een gedeelte voorwaardelijk op te leggen met daaraan gekoppeld de voorwaarde dat verdachte zich zal laten behandelen, zoals door de deskundigen voorgesteld. 11.1 De algemene overwegingen van de rechtbank Op grond van de aard van het bewezenverklaarde, alsmede op grond van de omstandigheden waaronder dit is gepleegd en de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, is de rechtbank van oordeel dat aan verdachte na te melden straf en maatregel behoren te worden opgelegd. 11.2 De bijzondere overwegingen van de rechtbank Verdachte en zijn mededaders zijn tijdens de carnaval op zoek gegaan naar een willekeurig slachtoffer om te overvallen. Met dat doel hebben zij enige tijd gezocht teneinde een in hun ogen geschikt slachtoffer op een geschikte locatie te vinden. Vervolgens geven zij het slachtoffer nauwelijks de tijd om zijn portemonnee af te geven. Medeverdachte [medeverdachte 1] trapt blijkens zijn verklaring het slachtoffer meteen tegen zijn hoofd. Waarna verdachte [verdachte] het slachtoffer meermalen met een knuppel op het hoofd slaat en medeverdachte [medeverdachte 1] het slachtoffer vrijwel tegelijkertijd meermalen met een mes in de borst steekt. Hoewel verdachte verklaren dat zij schrokken toen het slachtoffer neerviel hebben zij het slachtoffer ernstig gewond midden op straat achtergelaten, zonder zich te bekommeren over diens welzijn en ook niet wetende of iemand het slachtoffer tijdig te hulp zou komen. Uit het rapport van de forensisch arts M.W.G. Govaerts van 18 mei 2005 blijkt dat de gevolgen voor het slachtoffer zeer ernstig zijn; verwijdering van de milt, steekwonden ongeveer 10 centimeter van het hart en enorm bloedverlies. Tijdens diverse operaties is er in totaal ongeveer 8 liter bloed toegediend. Volgens de behandelende artsen is er bij het slachtoffer gedurende zo’n drie dagen sprake geweest van levensgevaar. Indien niet tijdig medisch was ingegrepen zou dit zeker tot de dood van het slachtoffer hebben geleid. Het is niet aan verdachte en zijn mededaders te danken dat dit gevolg niet is ingetreden. De gevolgen voor het slachtoffer zijn groot. Met name is het gezichtsvermogen van het slachtoffer dusdanig verslechterd dat hierdoor de kwaliteit van leven ernstig is aangetast. Zo kan het slachtoffer niet meer autorijden en ziet hij thans ook te slecht om te kunnen lezen en te vissen. Het is bovendien een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijk geweld dat op hen wordt toegepast nog langere tijd last kunnen ondervinden van gevoelens van angst en onzekerheid. Dit handelen levert een bijdrage aan een toenemend gevoel van onveiligheid in de samenleving en in het uitgaansleven in het bijzonder. Het gedrag van verdachte en zijn mededaders heeft met name in Echt en omgeving een grote maatschappelijke geschoktheid teweeggebracht. De rechtbank acht met name het gemak en de onverschilligheid waarmee verdachte overgaat tot toepassing van extreem geweld afschrikwekkend. Hoewel verdachte aangeeft dat hij nadat het slachtoffer neerviel meteen weg wilde, was hij kennelijk al snel over de schrik heen. Verdachte verklaart immers dat er hij samen met [medeverdachte 1] in de auto op weg terug naar Roermond erover gehad had of het slachtoffer nu door de messteken dan wel door het slaan met de knuppel op het hoofd door verdachte is komen te vallen. Volgens [medeverdachte 1] zou dat door zijn messteken komen. Verdachte is het daar niet zonder meer mee eens, nu hij “de man toch wel goed op zijn hoofd geslagen had” (p. B 055). Voorts verklaart verdachte dat, als hij ongeveer 6 weken later verneemt dat de politie hem wil horen over de overval tijdens de Carnaval in Echt, hij toch wel 5 minuten moest nadenken voordat hij begreep dat de politie de beroving van de man in Echt bedoelden. Hij was het -volgens zijn zeggen- eigenlijk vergeten (p. B 055). Ter zitting is duidelijk geworden dat verdachte zich nog steeds maar marginaal verantwoordelijk acht voor al datgene wat het slachtoffer is overkomen nu niet hij maar [medeverdachte 1] degene was die met het mes heeft gestoken. Naast deze onverschilligheid met betrekking tot het daadwerkelijk toegepast geweld op het slachtoffer van feit 1 zijn de extreem gewelddadige fantasieën jegens het beoogde slachtoffer van feit 2 opmerkelijk. Zoals ook al is aangegeven in de bewijsoverweging heeft verdachte wekenlang gefantaseerd over de wijze waarop hij het slachtoffer zou toetakelen zodat er voldoende lijden aan diens dood vooraf zou gaan. Verdachte schroomt ook niet om dit in geuren en kleuren aan de politie te vertellen; kennelijk omdat verdachte van mening lijkt te zijn dat het slachtoffer een dergelijke lot verdiende gelet op datgene wat het slachtoffer verdachte zou hebben aangedaan. Tenslotte heeft de rechtbank acht geslagen op het feit dat de verdachte blijkens het uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister reeds eerder ter zake een geweldsdelict is veroordeeld. Daarnaast heeft de rechtbank rekening gehouden met de verminderde toerekeningsvatbaarheid van verdachte en zijn persoonlijke omstandigheden, zoals die zijn vermeld in de over verdachte uitgebrachte rapporten van de deskundigen en de reclassering en zoals die overigens zijn gebleken tijdens het onderzoek ter terechtzitting. De rechtbank is van oordeel dat met het oog op een juiste normhandhaving niet kan worden volstaan met het opleggen van een andersoortige of lagere straf dan de hierna vermelde vrijheidsstraf. Hoewel verdachte wordt vrijgesproken van het onder 1 primair en onder 2 primair ten laste gelegde feit zal de rechtbank toch de door de officier van justitie gevorderde gevangenisstraf van 7 jaren opleggen en derhalve een zwaardere straf opleggen dan door de officier van justitie gevorderd, een en ander gelet op de aard en de ernst van de feiten, mede gelet op de persoon van verdachte. 11.3 De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] en de schadevergoedingsmaatregel [slachtoffer 1], [adres en woonplaats slachtoffer 1], heeft een vordering benadeelde partij ingediend met betrekking tot de als gevolg van de hiervoor sub 1 ten laste gelegde feit geleden materiële en immateriële schade. [slachtoffer 1] voornoemd heeft de materiële schade, inclusief de post kosten rechtsbijstand ad € 769,--, op een bedrag van € 6.883,88 en de immateriële schade op een bedrag van € 10.000,-- gesteld, en wil die schades vergoed krijgen. Ten laste van verdachte is het hiervoor onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit bewezen. Het is een strafbaar feit en verdachte zal ter zake van dat feit worden veroordeeld. Met betrekking tot de materiële schade overweegt de rechtbank als volgt: Ten aanzien van de posten ‘ambulance vervoer’, ‘fietsschade’, ‘kosten fysiotherapie’, ‘kosten nieuwe brillen’ en ‘kapotte kleding’ is de rechtbank van oordeel dat deze posten, welke niet of onvoldoende door verdachte zijn weersproken, geheel voor toewijzing vatbaar zijn en vaststellen op het gevorderde bedrag van € 1.768,68. Ten aanzien van de posten ‘reiskosten per auto en trein’, ‘parkeerkosten € 3,-- per keer’, en ‘verteerkosten in ziekenhuis familie’ is de rechtbank van oordeel dat deze schade niet rechtstreeks is toegebracht door het bewezenverklaarde, zodat de benadeelde partij met betrekking tot dat deel van de vordering niet ontvankelijk dient te worden verklaard. Ten aanzien van de post ‘kosten rechtsbijstand’ is de rechtbank van oordeel dat deze schade niet als rechtstreekse schade toegebracht door het bewezenverklaarde kan worden beschouwd, zodat de benadeelde partij met betrekking tot dat deel van de vordering eveneens niet ontvankelijk dient te worden verklaard. De rechtbank beschouwt deze post als zijnde kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken en zal daaromtrent beslissen zoals in het dictum vermeld. Ten aanzien van de posten ‘ziekenhuisdaggeldvergoeding 38 dagen’, ‘kosten thuiszorg’ en ‘hulpmiddelen voor kijken/horen en telefoonkosten’ is de rechtbank van oordeel dat deze schade niet eenvoudig is vast te stellen, zodat de rechtbank de benadeelde partij met betrekking tot dat deel van de vordering niet ontvankelijk in haar vordering zal verklaren en zal bepalen dat de benadeelde partij dat deel slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. Met betrekking tot de gevorderde immateriële schade, welke niet of onvoldoende door verdachte is weersproken, acht de rechtbank, gelet op de aard van het bewezenverklaarde feit, aannemelijk dat door het slachtoffer deze schade is geleden en dat het daarbij gevorderde schadebedrag geenszins bovenmatig is, gelet op de ernstige en blijvende gevolgen voor het slachtoffer. De rechtbank is van oordeel dat het bedrag van € 10.000,-- als voorschot voor toewijzing vatbaar is. Over de kosten die door de benadeelde partij zijn gemaakt zal de rechtbank beslissen, zoals hierna is vermeld. Verdachte is naar burgerlijk recht, samen met zijn mededader(s), aansprakelijk voor deze schade. De rechtbank zal tevens aan verdachte de verplichting opleggen aan de Staat een bedrag van € 11.768,68 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 193 dagen, te betalen ten behoeve van [slachtoffer 1], [adres en woonplaats slachtoffer 1], zoals hierna in het dictum genoemd. De rechtbank bepaalt uitdrukkelijk dat het schadebedrag van € 10.000,-- een bedrag is dat tot op heden is begroot. 12. Toepasselijke wetsartikelen Na te melden beslissing is gegrond op de artikelen: Wetboek van Strafrecht art. 10, 24c, 27, 36f, 45, 46, 47, 57, 289, 312, 317. BESLISSING De rechtbank: verklaart niet wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte het sub 1 primair en sub 2 primair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij; verklaart wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het sub 1 subsidiair en sub 2 subsidiair ten laste gelegde zoals hiervoor omschreven, heeft begaan; verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij; verstaat dat het aldus bewezenverklaarde de hiervoor vermelde strafbare feiten oplevert en verklaart verdachte terzake strafbaar; veroordeelt verdachte voor het hiervoor bewezenverklaarde tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de tijd van 7 jaar; beveelt dat de tijd door de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de uitvoering van de aan verdachte opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht; wijst gedeeltelijk toe de vordering van de benadeelde partij; veroordeelt verdachte om tegen bewijs van betaling aan benadeelde partij [slachtoffer 1], [adres en woonplaats slachtoffer 1], te betalen een bedrag van € 11.768,68; bepaalt dat de verdachte zal zijn bevrijd voor zover voornoemde benadeelde partij - al dan niet via de betaling aan de Staat - door (één van) verdachtes mededaders is voldaan; verklaart de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering ten aanzien van de posten ‘reiskosten per auto en trein’, ‘parkeerkosten € 3,-- per keer’, ‘verteerkosten in ziekenhuis familie’ en ‘kosten rechtsbijstand’. verklaart de benadeelde partij niet ontvankelijk in haar vordering ten aanzien van de posten ‘ziekenhuisdaggeldvergoeding 38 dagen’, ‘kosten thuiszorg’ en ‘hulpmiddelen voor kijken/horen en telefoonkosten’ en bepaalt dat de benadeelde partij dat deel van haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen. legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat te betalen een som geld ten bedrage van € 11.768,68 bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de tijd van 193 dagen ten behoeve van het slachtoffer genaamd [slachtoffer 1], [adres en woonplaats slachtoffer 1], met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de opgelegde verplichting tot schadevergoeding ten behoeve van het slachtoffer niet opheft; bepaalt dat indien verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 11.768,68 ten behoeve van voornoemd slachtoffer daarmede de verplichting van verdachte om dit bedrag aan voornoemde benadeelde partij te betalen komt te vervallen en dat indien dit bedrag door verdachte en/of (een van) zijn mededader(s) aan voornoemde benadeelde partij is betaald, daarmee de verplichting tot betaling van dit bedrag aan de Staat ten behoeve van voornoemd slachtoffer komt te vervallen; veroordeelt verdachte tevens in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak en de invordering van voormeld bedrag alsnog te maken, tot op heden begroot op € 769,--. Vonnis gewezen door mrs. E.J.A.M. Bakermans, M.J.A.G. van Baal en Y.J.C.A. Roeffen, rechters, van wie mr. M.J.A.G. van Baal voorzitter, in tegenwoordigheid van P.W.A. Beckers als griffier en uitgesproken ter openbare terechtzitting van de rechtbank op 6 september 2005.