Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU2086

Datum uitspraak2005-08-30
Datum gepubliceerd2007-07-20
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers00757/05 H
Statusgepubliceerd


Indicatie

Herziening


Uitspraak

30 augustus 2005 Strafkamer nr. 00757/05 H SM Hoge Raad der Nederlanden Arrest op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden van 11 september 2003, nummer 24/170154-02, ingediend door: [Aanvrager], geboren op [geboortedatum] 1976 te [geboorteplaats]. 1. De uitspraak waarvan herziening is gevraagd Het Hof heeft - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Leeuwarden van 13 november 2002 - de aanvrager ter zake van "diefstal" veroordeeld tot twee weken gevangenisstraf. In het tegen dit arrest door de aanvrager ingestelde cassatieberoep is deze bij arrest van de Hoge Raad van 1 februari 2005 niet-ontvankelijk verklaard. De strafzaak is met laatstbedoeld arrest geëindigd en het arrest van het Hof is daarmee onherroepelijk geworden. De Hoge Raad zal in verband daarmee de brief van de aanvrager van 17 maart 2005 met bijlagen, inhoudende dat deze Verzet/Cassatie aantekent tegen voormeld arrest van het Hof te Leeuwarden (welke rechtsmiddelen zoals uit het voorgaande volgt, niet openstaan) aanmerken als een aanvrage tot herziening. 2. De aanvrage tot herziening De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 3. Beoordeling van de aanvrage 3.1. Als grondslag voor een herziening kunnen, voorzover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling. 3.2. Het in de aanvrage en de daarbij gevoegde bijlagen gestelde houdt niets in wat kan worden aangemerkt als een beroep op omstandigheden als hiervoor onder 3.1 vermeld. Dat brengt mee dat de aanvrage kennelijk ongegrond is, zodat als volgt moet worden beslist. 4. Beslissing De Hoge Raad wijst de aanvrage tot herziening af. Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 30 augustus 2005.