Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU2124

Datum uitspraak2005-08-31
Datum gepubliceerd2005-09-07
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200506707/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 18 januari 2005 heeft verweerder naar aanleiding van een kennisgeving van de Alysis Zorggroep (hierna: Alysis) vastgesteld dat voor de door haar beoogde verbouwing van de zesde en zevende verdieping en de kelder voor het geschikt maken ten behoeve van andere functies op de zesde en zevende verdieping van het ziekenhuis Velp geen vergunning als bedoeld in de Wet op de Ziekenhuisvoorzieningen (hierna: de Wzv) is vereist.


Uitspraak

200506707/2. Datum uitspraak: 31 augustus 2005 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: de stichting "Stichting Behoud Ziekenhuis Velp", gevestigd te Rheden, verzoekster, en het College bouw ziekenhuisvoorzieningen, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 18 januari 2005 heeft verweerder naar aanleiding van een kennisgeving van de Alysis Zorggroep (hierna: Alysis) vastgesteld dat voor de door haar beoogde verbouwing van de zesde en zevende verdieping en de kelder voor het geschikt maken ten behoeve van andere functies op de zesde en zevende verdieping van het ziekenhuis Velp geen vergunning als bedoeld in de Wet op de Ziekenhuisvoorzieningen (hierna: de Wzv) is vereist. Bij besluit van 27 juni 2005, heeft verweerder het hiertegen door verzoekster gemaakte bezwaar ongegrond verklaard. Tegen dit besluit heeft verzoekster bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 2 augustus 2005, beroep ingesteld. Bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 3 augustus 2005, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 24 augustus 2005, waar verzoekster, vertegenwoordigd door haar voorzitter J.W.F. Pieper, en verweerder, vertegenwoordigd door mr. J.J.M. Linders, advocaat te Utrecht, en drs. L.J.M. Mimpen, werkzaam bij het college, zijn verschenen. Voorts is de Alysis zorggroep, vertegenwoordigd door drs. G.P.M. Huisman daar gehoord. 2.    Overwegingen 2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2.    Ingevolge artikel 6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wzv, is het verboden een ziekenhuis te bouwen zonder vergunning van het College bouw ziekenhuisvoorzieningen.    Ingevolge artikel 6, tweede lid, van de Wzv geldt het verbod niet voor uitbreidingen of verbouwingen van een door de Minister te bepalen aard, waarvan de kosten een door hem te bepalen bedrag niet te boven gaan, mits daarvan tevoren kennis is gegeven aan het College. Het desbetreffende besluit wordt in de Staatscourant bekend gemaakt.    Ingevolge artikel 2, eerste lid, van het Besluit uitzondering toestemmingsprocedures Wzv, voorzover hier van belang, is een vergunning als bedoeld in artikel 6, eerste lid, aanhef en onder a, van de Wzv niet vereist voor uitbreidingen of verbouwingen, die niet vallen onder bestemmingswijziging of nieuwbouw als bedoeld in de Regeling begripsomschrijvingen Wzv, en waarvan de kosten niet hoger zijn dan het bedrag dat voor de betrokken ziekenhuisvoorziening beschikbaar is ingevolge de op grond van de Wet tarieven gezondheidszorg vastgestelde richtlijn investeringen die vallen onder de meldingsprocedure op basis van de Wzv.    Ingevolge artikel 1, aanhef en onder b, van het Besluit begripsomschrijvingen Wzv, voorzover hier van belang, wordt voor de toepassing van het bij of krachtens de Wzv bepaalde verstaan onder vervanging nieuwbouw voor de categorie ziekenhuizen: bouw waarbij sprake is van een gehele of nagenoeg gehele vervanging van een ziekenhuisvoorziening of van een in bouwkundig opzicht overwegend zelfstandig deel daarvan, uitgezonderd zodanig deel dat hoofdzakelijk installatietechnische voorzieningen bevat, alsmede bouw van een in bouwkundig opzicht overwegend zelfstandig deel van een ziekenhuisvoorziening, bestemd voor bedden of plaatsen ter vervanging van bedden of plaatsen in het bestaande gebouw.    Ingevolge artikel 1, aanhef en onder c, eerste, van het Besluit begripsomschrijvingen Wzv wordt voor de toepassing van het bij of krachtens de Wet bepaalde verstaan onder bestemmingswijziging voor de categorie ziekenhuizen, voorzover hier van belang: bouw waarbij sprake is van onderlinge vervanging van hoofdfunctiegroepen binnen een ziekenhuisvoorziening, gericht op de uitbreiding op zorgniveau, gemeten in bedden of plaatsen.     2.3.    Verzoekster betoogt dat verweerder ten onrechte heeft vastgesteld dat geen vergunning is vereist. Daartoe voert zij onder meer aan dat sprake is van bestemmingswijziging tot een transmuraal zorgcentrum, dat verweerder is voorbijgegaan aan het standstill-beleid van de Minister met betrekking tot samenvoeging van ziekenhuisfuncties en dat het lange termijn huisvestingsplan niet op de juiste wijze tot stand is gekomen en verzoekster daarbij als stakeholder onvoldoende betrokken is geweest. 2.4.    In hetgeen verzoekster naar voren heeft gebracht, wordt geen aanleiding gevonden voor het oordeel dat op voorhand moet worden aangenomen dat aan het besluit van verweerder dusdanige gebreken kleven dat het in de bodemprocedure niet in stand zal blijven. Daarbij acht de Voorzitter met name van belang dat vooralsnog niet aannemelijk is geworden dat de door Alysis beoogde verbouwing van het ziekenhuis Velp is gericht op uitbreiding van het zorgniveau gemeten in bedden of plaatsen, als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder b en c van het Besluit Begripsomschrijvingen Wzv. 2.5.    Gelet hierop en mede in aanmerking genomen de betrokken belangen ziet de Voorzitter aanleiding het verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening af te wijzen. 2.6.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. D.A.C. Slump, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. A.M. van Meurs-Heuvel, ambtenaar van Staat. w.g. Slump    w.g. Van Meurs-Heuvel Voorzitter ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 31 augustus 2005 362.