
Jurisprudentie
AU2270
Datum uitspraak2003-07-22
Datum gepubliceerd2005-09-08
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers03 / 357 WET
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-09-08
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVerzet
Instantie naamRechtbank Breda
Zaaknummers03 / 357 WET
Statusgepubliceerd
Indicatie
De verzetprocedure ziet alleen op de wijze van afdoening van het beroep door de rechtbank. Daarbij is speelt slechts de vraag of het beroep terecht middels een vereenvoudigde behandeling – dat wil zeggen zonder zitting - is afgedaan. Dat kan namelijk alleen indien er in redelijkheid geen enkele twijfel bestond dat de rechtbank onbevoegd was van het beroep kennis te nemen. De verzetrechter beoordeelt dat aan de hand van de gegevens die voorhanden waren op het tijdstip waarop de rechtbank de uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Awb deed, zodat de verzetrechter gebonden is aan de gronden uit het beroepschrift. (Inhoudelijke) argumenten die eerst in verzet naar voren komen kunnen in de verzetprocedure dan ook niet slagen.
Uitspraak
03 / 357 WET RECHTBANK BREDA
Sector bestuursrecht
Enkelvoudige kamer
UITSPRAAK
op het verzet van
[[opposant]], wonende te [woonplaats], opposant.
1. Het procesverloop
Bij uitspraak vereenvoudigde behandeling als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 21 maart 2003 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard van het beroep kennis te nemen.
Bij brief van 28 april 2003 is tegen deze uitspraak verzet gedaan. Opposant heeft aangegeven over het verzet gehoord te willen worden.
Opposant is in de gelegenheid gesteld ter zitting van 27 juni 2003 te worden gehoord, van welke gelegenheid opposant gebruik heeft gemaakt.
2. De beoordeling
2.1 Opposant heeft – samengevat - in verzet aangevoerd dat de rechtbank in haar uitspraak niet op zijn argumenten in het beroepschrift is ingegaan. Naar zijn mening heeft de rechtbank onvoldoende gemotiveerd waarom het Koninklijk Huis Archief (KHA) een particulier archief is. Volgens opposant is “de Koning”een persoon met openbaar gezag bekleed en een bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, van de Awb. Het KHA functioneert namelijk op aanwijzing en onder verantwoordelijkheid van het bestuursorgaan “de Koning” en heeft daarmee een publiekrechtelijke grondslag. Het KHA valt - aldus opposant – dan ook onder de werking van de Archiefwet. In de uitspraak van de rechtbank is voorts niet ingegaan op zijn subsidiaire verzoek om met toepassing van artikel 10 Archiefwet het dossier-Beel te doen overdragen aan het archief van het departement van Algemene Zaken. Voorts heeft de rechtbank – aldus opposant – onvoldoende gemotiveerd waarom de Algemeen Secretaris van de Koningin niet kan worden aangemerkt als bestuursorgaan in de zin van artikel 1:1, eerste lid, van de Awb. Naar zijn mening treedt de Algemeen Secretaris op als vertegenwoordiger van het bestuursorgaan “de Koning”. Het beroepschrift had zijns inziens niet mogen worden afgehandeld middels een vereenvoudigde procedure door een enkelvoudige kamer. Opposant verzoekt het verzet gegrond te verklaren en de behandeling van zijn beroepschrift te verwijzen naar de meervoudige kamer.
2.2. De verzetrechter stelt vast dat de argumenten die opposant in verzet heeft aangevoerd betrekking hebben op de inhoudelijke beoordeling door de rechtbank van het geschil. De verzetprocedure ziet echter niet op heroverweging van de inhoudelijke beoordeling door de rechtbank van het geschil. In de verzetprocedure oordeelt de verzetrechter alleen over de wijze van afdoening van het beroep door de rechtbank. Daarbij is slechts de vraag aan de orde of de rechtbank het beroep terecht middels een vereenvoudigde behandeling – dat wil zeggen zonder zitting - heeft afgedaan. Die bevoegdheid heeft de rechtbank alleen indien er in redelijkheid geen enkele twijfel bestaat dat de rechtbank onbevoegd is om van het beroep kennis te nemen. De verzetrechter dient dit te beoordelen aan de hand van de gegevens die voorhanden waren op het tijdstip waarop de rechtbank de uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Awb heeft gedaan. Dit heeft tot gevolg dat de verzetrechter gebonden is aan de gronden die in het beroepschrift naar voren zijn gebracht. (Inhoudelijke) argumenten die voor het eerst in verzet naar voren worden gebracht en die volgens de betrokkene een ander licht op de zaak werpen kunnen in de verzetprocedure dan ook niet slagen.
2.3 De rechtbank heeft in het beroepschrift van eiser aanleiding gezien het onderzoek te sluiten omdat voortzetting van het onderzoek niet nodig is aangezien de rechtbank kennelijk onbevoegd is. Voor de overwegingen daartoe verwijst de verzetrechter naar de uitspraak van 21 maart 2003. Daarin is overwogen dat de Directeur van het KHA en de Algemeen Secretaris van Hare Majesteit de Koningin geen bestuursorganen zijn in de zin van artikel 1:1, eerste lid, van de Awb, omdat het KHA een particulier archief is, niet krachtens publiekrecht is ingesteld en niet met enig openbaar gezag is bekleed. Genoemde Directeur en de Algemeen Secretaris hebben in deze dan ook geen publiekrechtelijke taken en bevoegdheden. De in het bestreden besluit opgenomen rechtshandeling vindt geen grondslag in een publiekrechtelijk voorschrift, zodat dit niet als een besluit in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Awb kan worden beschouwd.
2.4 De verzetrechter stelt vast dat opposant in zijn beroepschrift heeft gemotiveerd waarom het KHA moet worden gezien als een overheidsorgaan dat valt onder de werking van de Archiefwet en geen particulier archief is. Naar het oordeel van de verzetrechter heeft de rechtbank uit dit beroepschrift terecht geconcludeerd dat het door opposant gevraagde dossier zich bevindt in een archief dat als een persoonlijk huisarchief van Hare Majesteit de Koningin moet worden aangemerkt. Dit archief is niet krachtens een publiekrechtelijk voorschrift ingesteld. De Directeur van het KHA en de Algemeen Secretaris van Hare Majesteit de Koningin oefenen bij het weigeren van verzoeken tot inzage in een zich in het KHA bevindend dossier ook geen overheidstaken of overheidsbevoegdheden uit, maar treden op namens Hare Majesteit de Koningin als particulier persoon. Daaruit volgt dat (de Directeur van) het KHA en de Algemeen Secretaris geen bestuursorganen zijn in de zin van artikel 1:1, eerste lid, van de Awb. Alleen tegen schriftelijke beslissingen van een bestuursorgaan, inhoudende een publiekrechtelijke rechtshandeling, kan beroep bij de bestuursrechter worden ingesteld. De verzetrechter verwijst hiervoor naar de artikelen 8:1, eerste lid, en 1:3, eerste lid, van de Awb. De rechtbank heeft dan ook terecht geconstateerd dat er geen enkele twijfel bestond over de strekking van de uitspraak, namelijk dat de rechtbank onbevoegd was om van het beroep kennis te nemen. Aan het kennelijkheidsvereiste is voldaan, zodat de rechtbank bevoegd was om het beroep van opposant middels de weg van artikel 8:54 van de Awb af te doen.
2.5 Het verzet dient ongegrond te worden geoordeeld.
3. De beslissing
De rechtbank:
verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J.M. Volkers, rechter, en in aanwezigheid van T.C.A. Ruinaard, griffier, in het openbaar uitgesproken op 22 juli 2003.
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.
Afschrift verzonden op: 23 juli 2003.