
Jurisprudentie
AU2291
Datum uitspraak2005-09-08
Datum gepubliceerd2005-09-08
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/2242 CSV
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-09-08
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers05/2242 CSV
Statusgepubliceerd
Indicatie
Opgave loonadministratie. De fouten die zijn gemaakt vallen onder de definitie van het begrip grove schuld. Niet is aangetoond dat er sprake is geweest van verontschuldigbare fouten.
Uitspraak
E N K E L V O U D I G E K A M E R
05/2242 CSV
U I T S P R A A K
in het geding tussen:[vestigingsplaats]ante], gevestigd te [vestigingsplaats], appellante,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv), gedaagde.
I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING
Namens appellante heeft [naam adjunct-directeur], adjunct directeur van appellante, bij de Raad hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank ‘s-Hertogenbosch, kenmerk 03/2556, van 23 februari 2005.
Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend en naderhand nog nadere stukken in geding gebracht.
Het geding is behandeld ter zitting van de Raad, gehouden op 18 augustus 2005, waar voor appellante is verschenen [de adjunct-directeur] en waar gedaagde zich – na daartoe opgeroepen te zijn – heeft doen vertegenwoordigen door mr. W. Zwanink, werkzaam bij het Uwv.
II. MOTIVERING
Bij besluit van 29 augustus 2003 heeft gedaagde ongegrond verklaard de bezwaren van appellante tegen een drietal boetenota’s van 9 juni 2003, betrekking hebbend op de jaren 2000 tot en met 2002. De boetenota’s zijn gebaseerd op correctienota’s van 3 juni 2003, welke weer zijn gebaseerd op onjuistheden in de administratie, geconstateerd tijdens een bij appellante gehouden looncontrole. De boetenota’s bedragen 25% van de alsnog verschuldigde premiebedragen. Gebleken was dat appellante niet het juiste aantal dagen in de loonadministratie had verwerkt van een medewerker die parttime werkzaam was en tevens dat zij geen opgave had gedaan van de uitbetaalde EHBO/BHV vergoedingen. Tegen de correctienota’s heeft appellante geen bezwaar gemaakt, zodat deze in rechte vaststaan.
Appellante bestrijdt met name dat er van haar kant sprake is geweest van opzet of grove schuld. Naar haar stelling moet gesproken worden van vergissingen die hooguit zouden moeten leiden tot de kwalificatie verzuim en moet de hoogte van de opgelegde boetes daaraan gekoppeld worden.
Ter zitting van de Raad heeft gedaagde nader uiteengezet dat in dit geding de kwalificatie grove schuld aan de orde is.
De Raad overweegt als volgt.
Nu niet in geding is dat appellante niet in alle gevallen een juiste loonopgave heeft gedaan, is gedaagde gehouden, ingevolge artikel 12, tweede lid, van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (CSV), aan haar een boete op te leggen. In het Boetebesluit werkgevers CSV (Stb. 2000, 247) zijn hierover nadere regels gegeven. Blijkens de toelichting bij dit Besluit is er sprake van grove schuld bij een in laakbaarheid aan opzet grenzende onachtzaamheid, derhalve een ernstige nalatigheid of slordigheid. Hiervan kan ook sprake zijn indien op de gevoerde administratie voor het overige geen aanmerkingen zijn. Gedaagde voert dit beleid consistent uit in zoverre dat slechts in uitzonderingssituaties gesproken kan worden van verontschuldigbare fouten. Dit beleid is door de Raad reeds meermalen onderschreven.
In dit geding is de Raad van oordeel dat de fouten die door appellante zijn gemaakt vallen onder de definitie van het begrip grove schuld en dat appellante niet heeft aangetoond dat er sprake is geweest van verontschuldigbare fouten. Appellante was immers op de hoogte van de wijze waarop het aantal dagen van iemand die parttime werkt in de loonadministratie moet worden opgenomen, daar dit voor andere parttime werkende medewerkers wel op de juiste wijze is geschied. Ten aanzien van de sinds 1 januari 2001 bestaande verplichting premies af te dragen over de EHBO/BHV vergoeding constateert de Raad dat gedaagde alsnog een kopie heeft overgelegd van de “Gakkrant” van maart 2001 waarin deze verplichting is gemeld. Het is aan een werkgever zich op de hoogte te stellen en te houden van ontwikkelingen op het gebied van premieheffing. Dat de bekendmaking van de verplichting premies af te dragen over de vergoeding appellante is ontgaan, zoals namens haar ter zitting is erkend, komt voor rekening van appellante.
Dit alles leidt tot de conclusie dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt.
De Raad acht tenslotte geen termen aanwezig om toepassing te geven aan het bepaalde in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht en beslist als volgt.
III. BESLISSING
De Centrale Raad van Beroep,
Recht doende:
Bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus gegeven door mr. M.C.M. van Laar in tegenwoordigheid van J.P. Mulder als griffier en uitgesproken in het openbaar op 8 september 2005.
(get.) M.C.M. van Laar.
(get.) J.P. Mulder.