Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU2361

Datum uitspraak2004-10-26
Datum gepubliceerd2005-09-12
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers23-004504-03
Statusgepubliceerd


Indicatie

Het hof verwerpt het verweer dat niet bewezen kan worden dat het bevel is gegeven door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast. In het eerste lid van artikel 7 van het ARV is bepaald dat door of vanwege de spoorwegen aanwijzingen kunnen worden gegeven betreffende de orde, rust, veiligheid en goede bedrijfsgang. In het tweede lid is bepaald dat een aanwijzing om zich te verwijderen, kan worden gegeven voor een bepaalde tijdsduur. Aan de algemene opsporingsambtenaren van het Korps Landelijke Politie Diensten, Dienst Spoorwegpolitie en personeel van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland is de bevoegdheid gegeven om aan personen die zich zodanig gedragen dat de orde en de rust wordt verstoord of kan worden verstoord, aanwijzingen te geven als bedoeld in artikel 7 van het ARV. Ondanks een verwijderingsbevel heeft de verdachte zich opgehouden in het in de bijlage bij het bevel aangegeven gebied. Door dusdanig te handelen heeft de verdachte niet voldaan aan het krachtens artikel 7 van het ARV door de opsporingsambtenaar namens de spoorwegen gegeven bevel.


Uitspraak

arrestnummer rolnummer 23-004504-03 datum uitspraak 26 oktober 2004 tegenspraak (raadsman gemachtigd) VERKORT ARREST VAN HET GERECHTSHOF TE AMSTERDAM gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank te Amsterdam van 28 november 2003 in de strafzaak onder parketnummer 13/022127-03 van het openbaar ministerie tegen [verdachte] Onderzoek van de zaak Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg van 26 november 2003 en 28 november 2003 en in hoger beroep van 12 oktober 2004. Het hof heeft kennis genomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de raadsman naar voren is gebracht. Tenlastelegging Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, overeenkomstig de op de terechtzitting in eerste aanleg van 28 november 2003 op vordering van de officier van justitie toegestane wijziging tenlastelegging. Van die dagvaarding en vordering wijziging tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd. De daarin vermelde tenlastelegging wordt hier overgenomen. Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest het hof deze verbeterd. De verdachte wordt daardoor niet in de verdediging geschaad. Vonnis waarvan beroep Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat het hof zich daarmee niet verenigt. Gevoerde bewijsverweren De raadsman heeft aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de gehele tenlastelegging, aangezien niet bewezen kan worden dat het onderhavige 14-dagen bevel gegevens is krachtens een wettelijk voorschrift. Volgens de raadsman is het Algemeen Reglement Vervoer (ARV) niet van toepassing op het onderhavige geval, omdat volgens artikel 69a van de Spoorwegwet die wet niet van toepassing is voor zover de Wet Personenvervoer 2000 (WPV 2000) van toepassing is. Dat zou betekenen dat ook de op de Spoorwegwet gebaseerde regelingen, zoals het ARV, niet gelden in situaties waarin de WPV 2000 en de daarop gebaseerde regelingen van toepassing zijn. Het hof overweegt ten aanzien van dit verweer het volgende. Volgens artikel 69a van de Spoorwegwet is de Spoorwegwet niet van toepassing voor zover de WPV 2000 van toepassing is. Artikel 73 van de WPV 2000 spreekt over 'een ieder die kennelijk gebruik wenst te maken van het openbaar vervoer of de daartoe behorende voorzieningen'. De verdachte heeft geen gebruik gemaakt van het openbaar vervoer en wenste dat ook niet. Een redelijke wetsuitleg van artikel 73 van de WPV 2000 brengt mee dat niet elk gebruik van de voorzieningen in het Centraal Station moet worden uitgelegd als het gebruik bedoelt in dat artikel. Nu het gebruik van de voorzieningen in en rond het Centraal Station door de verdachte geen enkele relatie had met het vervoer van personen, valt dit gebruik niet onder artikel 73 van de WPV 2000 en is hiermee de Spoorwegwet en het ARV van toepassing. Voorts heeft de raadsman aangevoerd dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van de gehele tenlastelegging, aangezien niet bewezen kan worden dat het bevel is gegeven door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast. De raadsman heeft daartoe aangevoerd dat ambtenaren van de Spoorwegpolitie geen bevoegdheden hebben die de wet aan het spoor als zodanig toebedeeld, zoals die neergelegd in artikel 7 van het ARV. Kennelijk heeft de NS zijn bevoegdheden op grond van het ARV gemandateerd aan de Spoorwegpolitie. Als de onderhavige verwijderingsbevelen namens de NS zijn genomen en dus niet door politieambtenaren als zodanig, dan zijn die bevelen niet gegeven door een ambtenaar als bedoeld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht. Het hof overweegt ten aanzien van dit verweer het volgende. In het eerste lid van artikel 7 van het ARV is bepaald dat door of vanwege de spoorwegen aanwijzingen kunnen worden gegeven betreffende de orde, rust, veiligheid en goede bedrijfsgang. In het tweede lid is bepaald dat een aanwijzing om zich te verwijderen, kan worden gegeven voor een bepaalde tijdsduur. De stationsmanager Amsterdam Centraal, [[ ]], heeft bij schrijven van 16 april 2003, kenmerk F/SV/et/02104795, aan de algemene opsporingsambtenaren van het Korps Landelijke Politie Diensten, Dienst Spoorwegpolitie en personeel van de regiopolitie Amsterdam-Amstelland de bevoegdheid gegeven om namens hem, aan personen die zich zodanig gedragen dat de orde en de rust wordt verstoord of kan worden verstoord, aanwijzingen te geven als bedoeld in artikel 7 van het ARV. Het Hoofd van de Dienst Spoorwegpolitie, [[ ]], heeft vervolgens op 31 oktober 2003 op grond van artikel 7 van het ARV aan de verdachte een bevel gegeven om zich te verwijderen uit een in een bijlage bij dat besluit aangegeven gebied en zich met ingang van zaterdag 8 november 2003 te 00.01 uur gedurende veertien dagen tot en met vrijdag 21 november 2003 te 23.59 uur niet in dat gebied op te houden. Op maandag 10 november omstreeks 22.15 uur is dit bevel aan de verdachte uitgereikt door [[ ]], opsporingsambtenaar van het Korps Landelijke Politie Diensten, Dienst Spoorwegpolitie. Ondanks dit verwijderingsbevel heeft de verdachte zich op zowel 12 november 2003, 14 november 2003 als 17 november 2003 opgehouden in het in de bijlage bij voorgenoemd bevel aangegeven gebied. Door dusdanig te handelen heeft de verdachte niet voldaan aan het krachtens artikel 7 van het ARV door [[ ]] namens de spoorwegen gegeven bevel. Gezien de jurisprudentie van de Hoge Raad van 23 april 1996, levert dit een overtreding van artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht op. De verweren worden mitsdien verworpen. Bewezengeachte Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat, Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde: zij op 17 november 2003 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 7 van het Algemeen Reglement Vervoer gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - zich te verwijderen uit het gehele stationsgebouw van het Centraal Station Amsterdam, inclusief de perrons, trappen en liften en zich daar gedurende veertien dagen met ingang van 8 november 2003 te 00.01 uur niet op te houden, welk bevel op 31 oktober 2003 was gegeven door het Hoofd van de Dienst Spoorwegpolitie van het Korps Landelijke Politie Diensten, welke krachtens wettelijk voorschrift voortdurend of tijdelijk met enige openbare dienst is belast, en welk bevel door [[ ]], opsporingsambtenaar van het Korps Landelijke Politie Diensten, Dienst Spoorwegpolitie, op 10 november 2003, aan haar, verdachte, was uitgereikt, immers bevond zij, verdachte, zich op 17 november 2003 omstreeks 14.40 uur, op perron 4A van het Amsterdam Centraal Station, zulks terwijl bovenvermeld bevel aan haar, verdachte, was gegeven. Ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde: zij op 14 november 2003 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 7 van het Algemeen Reglement Vervoer gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - zich te verwijderen uit het gehele stationsgebouw van het Centraal Station Amsterdam, inclusief de perrons, trappen en liften en zich daar gedurende veertien dagen met ingang van 8 november 2003 te 00.01 uur niet op te houden, welk bevel op 31 oktober 2003 was gegeven door het Hoofd van de Dienst Spoorwegpolitie van het Korps Landelijke Politie Diensten, welke krachtens wettelijk voorschrift voortdurend of tijdelijk met enige openbare dienst is belast, en welk bevel door [[ ]], opsporingsambtenaar van het Korps Landelijke Politie Diensten, Dienst Spoorwegpolitie, op 10 november 2003, aan haar, verdachte, was uitgereikt, immers bevond zij, verdachte, zich op 14 november 2003 omstreeks 8.30 uur, in de Centrale hal van het Amsterdam Centraal Station, zulks terwijl bovenvermeld bevel aan haar, verdachte, was gegeven. Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde: zij op 12 november 2003 te Amsterdam opzettelijk niet heeft voldaan aan een krachtens artikel 7 van het Algemeen Reglement Vervoer gegeven bevel, inhoudende - zakelijk weergegeven - zich te verwijderen uit het gehele stationsgebouw van het Centraal Station Amsterdam, inclusief de perrons, trappen en liften en zich daar gedurende veertien dagen met ingang van 8 november 2003 te 00.01 uur niet op te houden, welk bevel op 31 oktober 2003 was gegeven door het Hoofd van de Dienst Spoorwegpolitie van het Korps Landelijke Politie Diensten, welke krachtens wettelijk voorschrift voortdurend of tijdelijk met enige openbare dienst is belast, en welk bevel door [[ ]], opsporingsambtenaar van het Korps Landelijke Politie Diensten, Dienst Spoorwegpolitie, op 10 november 2003, aan haar, verdachte, was uitgereikt, immers bevond zij, verdachte, zich op 12 november 2003 omstreeks 7.35 uur, in de Oostbuis van het Amsterdam Centraal Station, zulks terwijl bovenvermeld bevel aan haar, verdachte, was gegeven. Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken. Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezengeachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Strafbaarheid van het bewezengeachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezengeachte uitsluit, zodat dit strafbaar is. Het bewezengeachte levert op: Opzettelijk niet voldoen aan een bevel, krachtens wettelijk voorschrift gegeven door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast, meermalen gepleegd. Strafbaarheid van de verdachte Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die strafbaarheid van de verdachte uitsluit, zodat de verdachte strafbaar is. Oplegging van straf De politierechter in de rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van die uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht. Tegen voormeld vonnis is namens de verdachte hoger beroep ingesteld. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen. Blijkens een haar betreffend uittreksel uit het Algemeen Documentatieregister van de Justitiële Documentatiedienst van 16 augustus 2004, is de verdachte reeds vele malen veroordeeld voor het niet voldoen aan een ambtelijk bevel. Nu heeft zij zich wederom schuldig gemaakt aan het overtreden van een zogenaamd 14-dagen bevel. Dit bevel is een maatregel die is bedoeld ter handhaving van de openbare orde. Door de niet naleving ervan doorkruist de verdachte op onaanvaardbare wijze het door de gemeente gevoerde beleid. Het hof acht, alles afwegende, een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. Toepasselijke wettelijke voorschriften De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 57, 63 en 184 van het Wetboek van Strafrecht. Beslissing Het hof: Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht. Verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven in de rubriek bewezengeachte omschreven. Verklaart dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert. Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar en ook de verdachte daarvoor strafbaar. Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 2 (TWEE) MAANDEN. Beveelt dat de tijd, die door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in deze zaak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht. Dit arrest is gewezen door de elfde meervoudige strafkamer van het gerechtshof te Amsterdam, waarin zitting hadden mrs. Scholten, Den Ottolander en Cleiren, in tegenwoordigheid van mr. Sinnige, griffier en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van 26 oktober 2004. Mr. Cleiren is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.