Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU2368

Datum uitspraak2005-08-24
Datum gepubliceerd2005-09-09
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Amsterdam
Zaaknummers279195
Statusgepubliceerd


Indicatie

Onrechtmatige perspublicatie. Onrechtmatige beschuldiging door Telegraaf dat twee mannen zouden behoren tot een bende van vuurwapen gevaarlijke supercriminelen die in het verleden vaker gewelddadige overvallen pleegden. Beschuldiging vindt geen steun in feitenmateriaal.


Uitspraak

rolnummer 279195 zaaknummer H. 03.3225 vonnisdatum 24 augustus 2005 RECHTBANK IN HET ARRONDISSEMENT AMSTERDAM EERSTE ENKELVOUDIGE CIVIELE KAMER VONNIS i n d e z a a k v a n : 1. A, 2. B, beiden wonende te ( woonplaats ), e i s e r s, procureur mr. P.P.C. den Bleker, t e g e n : de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid UITGEVERSMAATSCHAPPIJ DE TELEGRAAF B.V., gevestigd te Amsterdam, g e d a a g d e, procureur mr. K. Gilhuis. Eisers worden hierna A en B genoemd; gedaagde wordt hierna De Telegraaf ge-noemd. VERLOOP VAN DE PROCEDURE De rechtbank is uitgegaan van de volgende processtukken en/of proceshandelingen: - dagvaar-ding van 21 november 2003, met bewijsstukken, - conclusie van antwoord, met bewijsstukken, - conclusie van repliek, - conclusie van dupliek, - verzoek vonnis wijzen. GRONDEN VAN DE BESLISSING 1. Als enerzijds gesteld en anderzijds erkend dan wel niet (voldoende) betwist, als-mede op grond van de in zoverre niet bestreden in-houd van overgelegde bewijs-stuk-ken, staat het volgende vast. a. Op 4 december 2002 heeft De Telegraaf een artikel in het dagblad “De Telegraaf” gepubliceerd met de kop “Geen tijd om bende te pakken”. Het artikel is gedeeltelijk op de voorpagina afgedrukt. Het vervolg van het artikel is gepubliceerd op pagina 6 van de betreffende editie met de kop “Agenten geen tijd”. b. Bij het gedeelte van het artikel op de voorpagina is bovenaan een kleurenfoto afgedrukt met daarop zichtbaar een tweetal mannen, van wie de ogen met een zwart balkje zijn afgedekt. De foto is voorzien van het volgende bijschrift: “Twee leden van een bende die in het verleden vaker gewelddadige overvallen pleegde, worden betrapt terwijl zij een geldtransport van Brink’s in de gaten houden.” c. Op 11 januari 2003 heeft De Telegraaf in dagblad “De Telegraaf“ op pagina 21 een paginagroot artikel gepubliceerd met de kop “Geldwagens onder vuur”. Bij dit artikel is in het midden van de pagina nogmaals de foto van de twee mannen met afgedekte ogen gepubliceerd die ook op de voorpagina van de editie van 4 december 2002 is afgebeeld. De foto bij de publicatie van 11 januari 2003 is in zwart-wit afgedrukt. De foto is voorzien van het volgende onderschrift: “Wie zijn de supercriminelen die ons betalingsverkeer volledig ontregelen?” 2. A en B vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, - De Telegraaf te veroordelen om aan ieder van eisers te voldoen, zulks bij behoorlijk bewijs van kwijting, een bedrag ad € 6.000,00 te vermeerderen met een bedrag ad € 250,00 ter zake van buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente over het totaalbedrag ad € 6.250,00 met ingang van de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening; - De Telegraaf te verbieden om verdere onjuiste en onrechtmatige publicaties met betrekking tot A c.s. te publiceren in dagblad “De Telegraaf”, alsmede De Telegraaf te verbieden nog verder gebruik te maken van de bewuste foto, als bedoeld in het lichaam van de dagvaarding, met daarop de afbeelding van A en B, op verbeurte van een dwangsom ad € 1.000,00 per overtreding voor ieder van eisers, zulks vanaf het moment dat 24 uur zij verstreken na betekening van het te deze te wijzen vonnis; - De Telegraaf te veroordelen in de kosten van het geding. 3. A en B leggen tegen de achtergrond van de vaststaande feiten aan hun eis ten grondslag dat de publicaties van respectievelijk 4 december 2002 en 11 januari 2003 als onrechtmatig jegens hen zijn te kwalificeren. Zij onderbouwen dit – kort gezegd – als volgt. 4. A en B stellen dat zij voor hun directe omgeving duidelijk te herkennen zijn op de foto die bij de publicaties is geplaatst. In de tekst van de publicatie van 4 december 2002, in combinatie met de foto, wordt volgens A en B de aantijging gedaan dat zij voornemens waren een geldtransport te overvallen. Die beschuldiging is feitelijk onjuist, tendentieus en grievend. Wat betreft de publicatie van 11 januari 2003 stellen A en B zich op het standpunt dat door de publicatie van hun foto bij de tekst van het artikel ten onrechte een relatie wordt gelegd tussen A en B enerzijds en de diverse in het artikel beschreven overvallen op geldtransporten anderzijds. Ook deze publicatie is volgens A en B onrechtmatig. A en B zijn van mening dat de publicaties een ernstige inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer hebben opgeleverd, althans hen ernstig in hun persoon hebben aangetast. Een immateriële schadevergoeding van € 6.000,= voor ieder van hen kan dan ook redelijk worden geacht, aldus A en B. 5. Omdat De Telegraaf blijkens de publicatie van 11 januari 2003 overgaat tot het publiceren van een foto die geen verband houdt met de inhoud van het daarbij behorende artikel, zijn B en A bevreesd dat bij een eventuele volgende publicatie over geldtransporten dan wel overvallen in het algemeen wederom hun foto wordt geplaatst. Volgens B en A dient De Telegraaf dan ook te worden verboden verdere onjuiste en onrechtmatige mededelingen met betrekking tot hun persoon te doen en daarbij tevens gebruik te maken van de bewuste foto. 6. De Telegraaf bestrijdt de vordering en voert daartoe aan dat de publicaties niet onrechtmatig zijn. De publicatie van 4 december 2002 betreft volgens De Telegraaf een buitengewoon nieuwswaardig feit en het is van belang de lezer daarover te informeren. Bovendien wordt de inhoud van het artikel van 4 december 2004 voldoende door de feiten ondersteund, aldus De Telegraaf. Bij de publicatie van 11 januari 2003 stelt De Telegraaf zich op het standpunt dat de foto, gelet op de inhoud van het artikel, niet ten onrechte bij de tekst is afgebeeld. Voorts voert De Telegraaf aan dat de publicaties geen inbreuk hebben gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van A en B. De afbeelding biedt volgens De Telegraaf onvoldoende aanknopingspunten om A en B daarop te herkennen. Mochten A en B wel zijn herkend, dan was dat slechts door een zeer beperkte kring van mensen die hen heel goed kennen. De schending van de privacy van A en B is volgens De Telegraaf dan ook zodanig beperkt geweest dat bij een belangenafweging het recht op de uitingsvrijheid van De Telegraaf zwaarder moet wegen dan het recht van A en B op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Daarnaast betwist De Telegraaf dat A en B schade hebben geleden. De Telegraaf betwist voorts dat de beweerdelijke herkenning van A en B in kleine kring het gevolg is van de publicatie(s) in dagblad “De Telegraaf”. Ook andere media hebben aandacht aan deze kwestie besteed, waaronder het in hun woonomgeving veel gelezen Eindhovens Dagblad en RTL Boulevard, welk televisieprogramma een veel groter bereik heeft dan dagblad “De Telegraaf”. Wat betreft de hoogte van de gevorderde schade is De Telegraaf van mening dat deze disproportioneel is gelet op de bestaande jurisprudentie hieromtrent. Tot slot voert De Telegraaf verweer tegen het gevorderde verbod om verdere onjuiste en onrechtmatige publicaties met betrekking tot A en B te publiceren en van de bewuste foto nog verder gebruik te maken. Volgens De Telegraaf zou toewijzing hiervan neerkomen op preventief censuur, hetgeen in strijd is met artikel 10 EVRM en artikel 7 van de Grondwet. Aldus – steeds – De Telegraaf. 7. In de publicatie van 4 december 2002 wordt op de voorpagina beschreven dat een groep levensgevaarlijke criminelen, die op het punt leek te staan met veel geweld een geldauto te overvallen, vrijuit gaat omdat de Eindhovense politie niet tijdig voldoende mankracht op de been kon brengen. Het ging daarbij volgens de publicatie op de voorpagina om een dadergroep die in het verleden in Brabant meerdere geldtransporten en banken heeft overvallen. In het vervolg van de publicatie van 4 december 2002, op pagina 6, wordt de achtergrond van het incident beschreven, namelijk dat een medewerker van een particulier recherchebureau per toeval had gezien hoe een hem bekende overvaller een geldloper van waardetransporteur Brink’s aan het observeren was tijdens het vullen van een geldautomaat in Eindhoven, en kort daarna nogmaals, maar nu in het gezelschap van een tweede persoon: het tweetal was volgens de publicatie dus bezig met het “afleggen van het geldtransport.” Volgens het vervolg van de publicatie op pagina 6 behoren de twee verdachten tot een groep die in het verleden vaker zeer gewelddadige overvallen op banken en geldtransporten heeft gepleegd en is saillant dat één van de verdachten een vuurwapengevaarlijke crimineel is, die nog in zijn “resocialisatieverlof” zit vanwege eerdere overvallen. 8. In de publicatie van 11 januari 2003 wordt beschreven dat waardetransporteurs Geldnet en Brink’s op de korrel zijn genomen door een zeer gewelddadige groep overvallers, die in één jaar tijd al tien keer toesloeg. Volgens deze publicatie voelen de waardevervoerders zich na deze golf van extreem geweld in de steek gelaten door de overheid. De bedrijfstak verwijt de politie bitter weinig te doen overvallen te voorkomen. Daarbij wordt in de publicatie verwezen naar de gebeurtenis in Eindhoven, toen de politie te weinig mankracht had om potentiële overvallers aan te houden. Na de woorden “potentiële daders” wordt door middel van het woord “(inzet)” verwezen naar de in het midden van de pagina geplaatste foto van de twee mannen. 9. De twee mannen die op de bij de publicatie geplaatste foto zijn afgebeeld, zijn voor een beperkt gedeelte met hun bovenlichamen zichtbaar en hun ogen zijn met balkjes afgedekt. Weliswaar is de wijze waarop de mannen op de foto’s in beeld zijn gebracht niet zodanig dat zulks zal leiden tot hun herkenbaarheid bij een groot publiek, maar met A en B is de rechtbank van oordeel dat de mannen desalniettemin op zodanige wijze zijn afgebeeld dat zij – A en B – daarin zijn te herkennen. Dat bij de publicatie van 4 december 2002 de afbeelding in kleur is afgedrukt en bij de publicatie van 11 januari 2003 in zwart-wit, maakt anders dan De Telegraaf meent voor de herkenbaarheid van A en B geen verschil, te minder nu de zwart-wit foto een uitvergroting is van de kleurenfoto uit de publicatie van 4 december 2002. 10. In de tekst van de publicaties worden wel beschouwd twee aantijgingen gedaan. Die aantijgingen hebben blijkens de foto, de verwijzing naar de foto in de tekst en de bij die foto geplaatste bij- en onderschriften betrekking op A en B, die immers – zoals overwogen – op die foto herkenbaar zijn. Die twee beschuldigingen houden in dat A en B bezig waren een geldtransport af te leggen en dus een overval aan het voorbereiden waren en daarenboven dat zij behoren tot een bende die in het verleden vaker geweldadige overvallen pleegde. Die beschuldingen zijn van ernstige aard. Bij beoordeling van de vraag of de publicaties al dan niet onrechtmatig zijn jegens A en B dient een afweging plaats te vinden tussen het belang van A en B dat zij niet lichtvaardig via de media beschuldigd of verdacht gemaakt worden en het belang van De Telegraaf dat de pers zijn taak als instantie, die informerend, opiniërend en waarschuwend werkzaam is in het belang van het publiek – waartoe kan behoren het signaleren van misstanden – kan vervullen. De juistheid van de aantijgingen, althans de feitelijke onderbouwing en de inkleding daarvan vormen ondermeer omstandigheden die in de afweging van de hiervoor genoemde belangen betrokken dienen te worden. 11. De Telegraaf heeft zich bij de publicaties gebaseerd op een tip van twee oud-politiemannen, inmiddels werkzaam als privédetective. Volgens De Telegraaf hebben zij waargenomen dat A en B zich op verschillende dagen ophielden op het ( ... ) in Eindhoven en dat uit hun gedrag bleek dat zij ongewone interesse hadden voor het geldtransport. De privédetectives hebben daarvan video-opnamen gemaakt, waarvan de gepubliceerde foto afkomstig is. De informatie van de twee privédetectives over de aanwezigheid van A en B op het ( ... ), hun gedragingen en hun beeldmateriaal was voor de politie en het openbaar ministerie aanleiding om een onderzoek te starten. Het standpunt van A en B dat zij niet op het ( ... ) aanwezig waren om een overval voor te bereiden, maar in verband met een zakelijke afspraak waarbij een pakje vanuit hun auto naar een andere auto moest worden overgeheveld is cryptisch en vaag zodat daar aan in rechte geen geloof kan worden gehecht. Gelet op hetgeen De Telegraaf naar voren heeft gebracht ter ondersteuning van de beschuldiging dat A en B een overval aan het voorbereiden waren en hetgeen A en B daar tegenover hebben gesteld, kan naar het oordeel van de rechtbank in ieder geval niet worden gezegd dat die beschuldiging geen of onvoldoende steun vindt in beschikbaar feiten materiaal, dat de beschuldiging daarom lichtvaardig is geuit of dat die beschuldiging onvoldoende onderbouwd is gebleven. Het andersluidende standpunt van A en B kan niet worden gevolgd. 12. De Telegraaf heeft aangevoerd dat zij zich verder heeft gebaseerd op informatie die is verkregen van verschillende bronnen, namelijk naast de twee privédectives, ook de politie, het openbaar ministerie en Brink’s Nederland. Waaruit die informatie heeft bestaan en of deze informatie door De Telegraaf op juistheid is gecontroleerd, is gesteld noch gebleken. Derhalve is niet duidelijk waarop de tweede beschuldiging is gebaseerd, hierop neerkomend dat A en B behoren tot een bende van vuurwapen gevaarlijke supercriminelen, die in het verleden vaker gewelddadige overvallen pleegde. Die beschuldiging is dan ook onvoldoende onderbouwd gebleven en wordt niet geschraagd door voldoende diepgaand journalistiek onderzoek. Dat de twee privédetectives De Telegraaf hebben verteld dat zij A en/of B in het verleden hebben aangehouden op verdenking van het plegen van een overval, rechtvaardigt de veel verder gaande beschuldiging in ieder geval niet. 13. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat de publicaties in zoverre onrechtmatig zijn jegens A en B. Dat rechtvaardigt in beginsel vergoeding van immateriële schade wegens de aantasting van hun persoon. De stelling van De Telegraaf dat ook andere media aandacht aan (in woorden van De Telegraaf) “de kwestie” hebben besteed is dermate vaag en algemeen dat daarmee bij vaststelling van de omvang van de schadevergoeding geen rekening kan worden gehouden. Bij de omvang van de vast te stellen schadevergoeding dient wel rekening gehouden te worden met de aan A en B zelf toe te rekenen omstandigheid dat de tweede, als onrechtmatig aan te merken beschuldiging in nauw verband staat met en voortvloeit uit de eerste beschuldiging, namelijk dat A en B bezig waren een geldtransport af te leggen, welke beschuldiging – zoals overwogen – wel door De Telegraaf mocht worden gepubliceerd. Tegen deze achtergrond bezien, en gelet op het feit dat de wijze waarop de publicatie is ingekleed er niet toe heeft geleid dat de A en B daarin door een breed publiek worden herkend, is de rechtbank van oordeel dat de gevorderde immateriële schadevergoeding toewijsbaar is tot een bedrag van € 1.250,= voor zowel A als B. 14. Uit de stellingen van A en B volgt niet dat De Telegraaf in de toekomst wederom op onrechtmatige wijze van het beeldmateriaal gebruik zal maken, zodat het gevorderde, daarop gerichte verbod niet toewijsbaar is. 15. De vordering van A en B is ook als volgt toewijsbaar. De hieruit voortvloeiende beperking van de vrijheid van expressie is gebaseerd op de wet en naar het oordeel van de rechtbank in een democratische samenleving gerechtvaardigd en noodzakelijk. Het toewijsbaar geoordeelde bedrag aan schadevergoeding van € 1.250,= zal worden vermeerderd met de niet-weersproken wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten van € 250,=. De Telegraaf wordt als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten. BESLISSING De rechtbank: - veroordeelt De Telegraaf aan zowel A als B te betalen € 1.500,= (vijftienhonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 21 november 2003 tot aan de dag der algehele voldoening; - veroordeelt De Telegraaf in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van A en B begroot op € 1.081,20, waaronder € 768,= aan salaris procureur en € 313,20 aan verschotten; - verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad; - wijst het meer of anders gevorderde af. Gewezen door mr. R.H.C. van Harmelen, lid van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 augustus 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.