Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU2430

Datum uitspraak2005-08-25
Datum gepubliceerd2005-09-14
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Maastricht
ZaaknummersAWB 05 / 210 WET FEE
Statusgepubliceerd


Indicatie

Verweerder heeft eisers verzoek om vergoeding van planschade afgewezen.
Geen opschorting beslistermijn in bezwaar in geval van verzoek om rechtstreeks beroep.


Uitspraak

RECHTBANK MAASTRICHT Sector Bestuursrecht Procedurenummer: AWB 05 / 210 WET FEE Uitspraak van de enkelvoudige kamer voor bestuursrechtelijke zaken inzake [eiser], wonende te [woonplaats], eiser, tegen de Raad van de Gemeente Schinnen, gevestigd te Schinnen, verweerder. Datum bestreden besluit: -- Kenmerk: besluit als bedoeld in artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht 1. Ontstaan en loop van de procedure Bij besluit van 21 oktober 2004 (verzonden 17 november 2004) heeft verweerder eisers verzoek om vergoeding van planschade afgewezen. Tegen dit besluit heeft eiser bij schrijven van 30 november 2004 bezwaar op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) doen indienen bij verweerder. In dit bezwaarschrift heeft eiser verweerder verzocht om het bezwaarschrift met toepassing van artikel 7:1a van de Awb voor te leggen aan de bevoegde rechter. Bij schrijven van 9 februari 2005 heeft eiser een beroepschrift op grond van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) doen indienen bij deze rechtbank in verband met het niet tijdig beslissen op het namens eiser bij verweerder ingediende bezwaarschrift tegen verweerders besluit van 21 oktober 2004. De door verweerder ter uitvoering van artikel 8:42 van de Awb ingezonden stukken zijn in kopie aan de gemachtigde van eiser gezonden, evenals het door verweerder ingediende verweerschrift. 2. Overwegingen Ingevolge artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt het niet tijdig nemen van een besluit voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit gelijkgesteld. Ingevolge artikel 7:10, eerste lid, van de Awb beslist het bestuursorgaan binnen zes weken of - indien een commissie als bedoeld in artikel 7:13 is ingesteld - binnen tien weken na ontvangst van het bezwaarschrift. Ingevolge artikel 7:10, derde lid, van de Awb kan het bestuursorgaan de beslissing voor ten hoogste vier weken verdagen. Van de verdaging wordt schriftelijk mededeling gedaan. Ingevolge artikel 7:10, vierde lid, van de Awb is verder uitstel van de beslissing mogelijk voor zover de indiener van het bezwaarschrift daarmee instemt en andere belanghebbenden daardoor niet in hun belangen kunnen worden geschaad of ermee instemmen. Blijkens de stukken is het schrijven van 30 november 2004 op 2 december 2004 door verweerder ontvangen. Dit schrijven dient naar het oordeel van de rechtbank aangemerkt te worden als een bezwaarschrift. De omstandigheid dat het schrijven niet volledig voldeed aan de eisen die in artikel 6:5 van de Awb worden gesteld, ontneemt dit schrijven niet het karakter van een bezwaarschrift. In aanmerking genomen dat ter zake van de behandeling van dit bezwaarschrift (kennelijk) een adviescommissie als bedoeld in artikel 7:13 van de Awb is ingesteld en verweerder geen verdagingsbeslissing als bedoeld in artikel 7:10, derde lid, van de Awb heeft genomen, had verweerder uiterlijk op 10 februari 2005 een beslissing op bezwaar dienen te nemen. Nu verweerder dit heeft nagelaten volgt uit het bovenstaande dat verweerder niet tijdig op dit bezwaarschrift heeft beslist. Verweerder heeft gesteld dat met het indienen van het verzoek om toepassing van artikel 7:1a van de Awb de termijn voor de afhandeling van het bezwaar wordt opgeschort en dat deze opnieuw aanvangt op 17 februari 2005, zijnde de datum waarop verweerder heeft beslist voornoemd verzoek af te wijzen. Verweerder is voornemens om op 31 maart 2005 te beslissen op het bezwaarschrift en verweerder is van mening daarmee ruimschoots binnen de in de Awb gestelde termijnen te blijven. Op grond van artikel 7:1a, eerste lid, van de Awb kan de indiener het bestuursorgaan in het bezwaarschrift verzoeken in te stemmen met rechtstreeks beroep bij de administratieve rechter, zulks in afwijking van artikel 7:1 van de Awb. Ingevolge artikel 7:1a, vierde lid, van de Awb beslist het bestuursorgaan zo spoedig mogelijk op het verzoek. Zoals hiervoor reeds is overwogen, dient het bestuursorgaan ingevolge het bepaalde in artikel 7:10, eerste lid, van de Awb binnen zes dan wel tien weken na ontvangst van het bezwaarschrift te beslissen. In de Wet rechtstreeks beroep, noch in de toelichting op deze wet is bepaald dat de in artikel 7:10, eerste lid, van de Awb genoemde termijn in het geval van een verzoek om rechtstreeks beroep niet met de ontvangst van het bezwaarschrift, maar op een later rijdstip een aanvang neemt. Voor verweerders stelling kan naar het oordeel van de rechtbank dan ook geen steun worden gevonden in de wet. Nu ingevolge het bepaalde in artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep met een besluit wordt gelijkgesteld het niet tijdig nemen van een besluit, dient het hiertegen gerichte beroep derhalve (kennelijk) gegrond te worden geacht en komt het besluit als bedoeld in voornoemde bepaling voor vernietiging in aanmerking. Gelet op de omstandigheid dat eiser bovendien geacht kan worden belang te hebben bij het verkrijgen van een -spoedige- inhoudelijke beslissing op zijn bezwaarschrift, ziet de rechtbank aanleiding op de nader in rubriek 3 omschreven wijze gebruik te maken van de haar in artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb gegeven bevoegdheid. De rechtbank acht voorts termen aanwezig om verweerder overeenkomstig het bepaalde in artikel 8:75 van Awb te veroordelen in de door eiser in verband met deze zaak redelijkerwijs gemaakte proceskosten. Deze kosten zijn op de voet van de normen van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op het in rubriek 3 vermelde bedrag, waarbij voor de in aanmerking te brengen proceshandelingen van de gemachtigde van eiser één punt is toegekend (voor het indienen van het beroepschrift) en het gewicht van de zaak is bepaald op zeer licht (wegingsfactor 0,25). Mitsdien wordt onder toepassing van artikel 8:54 van de Awb en mede gelet op de artikelen 8:70, 8:72, 8:74 en 8:75 van de Awb beslist als aangegeven in rubriek 3. 3. Beslissing De rechtbank te Maastricht: I. verklaart het beroep gegrond en vernietigt het besluit als bedoeld in artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb; II. draagt verweerder op om binnen vier weken na de datum van verzending van deze uitspraak te beslissen op het namens eiser ingediende bezwaarschrift; III. veroordeelt verweerder tot vergoeding van de kosten van de onderhavige procedure bij de rechtbank, aan de zijde van eiser begroot op € 80,55 (zijnde de kosten van rechtsbijstand), te vergoeden door de gemeente Schinnen aan de eiser; IV. bepaalt dat voormelde rechtspersoon aan eiser het door deze voor de onderhavige procedure gestorte griffierecht (ad € 138,00) volledig vergoedt. Aldus gedaan door mr. A.G.M. Jansberg in tegenwoordigheid van mr. E.B.A. Ferwerda als griffier en in het openbaar uitgesproken op 25 augustus 2005 door mr. Jansberg voornoemd in tegenwoordigheid van voornoemde griffier. w.g. E. Ferwerda w.g. A.G.M. Jansberg Voor eensluidend afschrift, de griffier, Verzonden: 25 augustus 2005 Voor een belanghebbende en het bestuursorgaan staat tegen deze uitspraak het rechtsmiddel van verzet open bij de rechtbank Maastricht. De termijn voor het doen van verzet bedraagt zes weken na de datum van verzending van deze uitspraak. Bij indiening van het verzetschrift kan de indiener vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord.