Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU2524

Datum uitspraak2005-08-26
Datum gepubliceerd2005-09-13
RechtsgebiedBelasting
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers05/689
Statusgepubliceerd


Indicatie

In opdracht van eiseres is een partij drop vervoerd van Noorwegen naar Nederland onder de regeling extern communautair douanevervoer, in het kader waarvan het vijfde exemplaar van het document T1 niet is terugontvangen. De douanekamer oordeelt dat verweerder niet op goede gronden en met toepassing van artikel 22f van de Awr de goederen heeft ingedeeld onder Taric-code 1704 90 99 90 7827. Verweerder is volgens de douanekamer voor de berekening van de douanerechten en de omzetbelasting van een onjuiste grondslag uitgegaan. De douanekamer draagt verweerder op opnieuw uitspraak op bezwaar te doen met dien verstande dat de goederen worden ingedeeld onder Taric-code 1704 90 99 10 7008.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector bestuursrecht, meervoudige douanekamer Registratienummer: AWB 05/689 Uitspraakdatum: 26 augustus 2005 Uitspraak als bedoeld in artikel 8:66 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) in het geding tussen A B.V., gevestigd en kantoorhoudende te Z, eiseres, en de inspecteur van de Belastingdienst/Douane Zuid/kantoor Y, verweerder. 1. Loop van het geding 1.1. Eiseres heeft bij brief met dagtekening van 3 maart 2005, ingekomen ter griffie op 4 maart 2005, beroep ingesteld. Het beroep richt zich tegen de uitspraken op bezwaar van verweerder met dagtekening 15 februari 2005 (kenmerk 04/67/2912/143 en 04/67/3412/143) betreffende de uitnodigingen tot betaling van 28 juni 2004 met nummers 004-90.7.1236 en 004-90.7.1238, ten bedrage van in totaal € 5.859,13, waarvan € 5.227,51 aan douanerechten en € 631,62 aan omzetbelasting, respectievelijk € 90,-- aan bestuurlijke boete. Na bezwaar heeft verweerder de uitnodigingen tot betaling en de boete bij de bestreden uitspraken gehandhaafd. 1.2. Verweerder heeft op 18 mei 2005 een verweerschrift ingediend. 1.3. Op 30 juni 2005 heeft eiseres een nader stuk met bijlagen ingediend, dat op 4 juli 2005 is doorgestuurd naar verweerder. 1.4. Ter zitting van 11 juli 2005 is eiseres in persoon verschenen, vertegenwoordigd door haar directeur B, bijgestaan door C. Namens verweerder is D verschenen. 2. Tussen partijen vaststaande feiten 2.1. Eiseres legt zich toe op de productie en verkoop van drop. Op 27 augustus 2003 heeft E Transport & Spedisjon A/S te Frederikstad, Noorwegen, (E) in opdracht van F A/S te Frederikstad (F), bij de Noorse douaneautoriteiten te Svinesund (kantoor van vertrek) aangifte gedaan tot plaatsing van goederen onder de regeling extern communautair douanevervoer. Op het terzake opgemaakte document T1 met nummer MO 27765955 zijn de goederen omschreven als: “4 KLL Sweets”, met een brutogewicht van 1.622 kg. Als afzender van de goederen is E vermeld. Als kantoor van bestemming is opgegeven “De Lütte (NL)”. Geadresseerde is eiseres. De aangifte is aanvaard op 30 augustus 2003. 2.2. Omdat het vijfde exemplaar van het document T1 niet werd terugontvangen door het kantoor van vertrek en de douaneautoriteiten aldaar vier maanden na de aanvaarding van de aangifte niet over het bewijs beschikten dat de onderhavige regeling was beëindigd, heeft het kantoor van vertrek bij verweerder navraag gedaan naar de bestemming van de goederen. Bij brief van 26 februari 2004 heeft verweerder een verzoek om inlichtingen aan eiseres gestuurd. Bij brief van 22 maart 2004 heeft eiseres geantwoord dat zij de onderhavige goederen heeft ontvangen en dat zij wist dat het douanegoederen betrof. Verder heeft eiseres geantwoord dat zij de aangifte T1 niet in haar bezit had of heeft, dat er geen vervolgaangifte is opgemaakt en dat zij de goederen niet overeenkomstig artikel 23 van de Wet op de omzetbelasting 1968 (Wet OB) heeft betrokken. Bij voormelde brief heeft eiseres gevoegd: - een kopie van een aan haar gerichte factuur van F, met vermelding nummer/dato 90099783/27.08.2003, betreffende de levering van 1.536 kg netto, 1.622 bruto “TYRK PEPPER SOFT 2,0 kg (CFK)” voor een bedrag van € 5.299,20, en - een kopie van op naam van F opgemaakt uitvoeraangifte van 27 augustus 2003, waarop de goederen staan omschreven als “SUKKERVARER”, met een gewicht van 1.536 kg netto en 1.622 kg bruto en een douanewaarde van € 5.299,20. De uitvoeraangifte vermeldt in vak 28 (financiële en bankgegevens) het nummer 90099783, 20030827 en eiseres als geadresseerde. 2.3. Op 28 mei 2004 heeft verweerder de onderhavige goederen ingedeeld onder Taric-code 1704 90 99 90 7827 en op basis van deze indeling uitnodigingen tot betaling aan eiseres uitgereikt. 2.4. Op 2 december 2004 heeft eiseres verweerder verzocht om indeling van de goederen onder Taric-code 1704 90 99 10 7008 en teruggave van de teveel berekende douanerechten. Bij dit verzoek heeft eiseres kopieën gevoegd van een op een andere levering betrekking hebbende toestemming tot wegvoering en een uitnodiging tot betaling, beide gedateerd 12 november 2003. De toestemming tot wegvoering vermeldt onder meer de goederencode “1704 9099 10 - 7008 0000 – 00 00” en de omschrijving “TYRK PEPPER SOFT, ZIJNDE SUIKER-WERKEN, ZONDER CACAO SACCHAROSE 60%, MELKVET 0% MELKPROTEINEN 0,2%, ZETMEEL MEER DAN 5% DOCH NIET MEER DAN 25%”. De uitnodiging tot betaling vermeldt een tarief aan rechten bij invoer van € 29,75 per 100 kg netto. 2.5. Tot de gedingstukken behoren verder: - een kopie van een bankafschrift van E met vermelding, voor zover van belang, “Nordea”, “DEBETOPPGAVE KUNDEEKSEMPLAR 1C”, het bedrag “€ 5.873,13”, “BELASTINGDIENST/CENTRALE ADMINISTRA BETALINGSVERWERKING / DOUANE TE APELDOORN IBAN NUMMER: NL 7 5.......” en “ASSESSMENT NUMBER: 0490/7.1236”; - een van F afkomstige receptuur met betrekking tot PEPPER DRØPS (TYRKISH PEPPER SOFT) dat vermeldt: “Dry ingredients in ended product: Saccharose total: 60 % Glucose syrup: 19 % Starch: 3,8 % Milk fat: 0 % Milk protein: 0,2%” 3. Het geschil Tussen partijen is in geschil: (i) of de aan eiseres uitgereikte uitnodigingen tot betaling moeten worden vernietigd op grond van de omstandigheid dat de douaneschuld teniet is gegaan, nu de verschuldigde douanerechten zouden zijn betaald, en, indien het antwoord op deze eerste vraag ontkennend luidt: (ii) of verweerder de verschuldigde douanerechten en omzetbelasting tot een juist bedrag heeft berekend, en (iii) of de goederen terecht onder toepassing van artikel 22f van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (Awr) zijn ingedeeld onder Taric-code 1704 90 99 90 7827, en (iv) of de aan eiseres opgelegde boete in stand kan blijven. 4. Standpunten van partijen 4.1. Onder verwijzing naar andere zendingen van hetzelfde product, stelt eiseres dat verweerder de verschuldigde bedragen tot een te hoog bedrag heeft vastgesteld. Er is volgens eiseres een onjuiste Taric-code toegepast. De goederen moeten volgens eiseres, gelet op hun samenstelling, net als andere zendingen Tyrk pepper soft worden ingedeeld onder Taric-code 1704 90 99 10 7008. Eiseres voert verder aan dat de douaneschuld al op 7 juli 2004 door E is betaald. 4.2. Verweerder stelt primair dat, nu de douaneregeling niet is gezuiverd en de aangifte T1 slechts de vermelding SUKKERVARER bevat, niet is komen vast te staan onder welke Taric-code de goederen vallen, zodat met toepassing van artikel 22f van de Awr op de goederen het hoogste tarief van toepassing is. Dat de douane eerder bij een aangifte van soortgelijke goederen heeft ingestemd met Taric-code 1704 90 99 10 7008, is volgens verweerder geen bewijs dat de onderhavige goederen in dit geval onjuist zijn ingedeeld: er heeft toen immers geen verificatie van de aangifte plaatsgevonden. Verweerder stelt verder dat hij niet vóór 18 mei 2005 kon controleren of E de douaneschuld heeft voldaan. Mocht dat zo zijn, dan kan deze firma binnen een termijn van drie jaren een verzoek om terugbetaling indienen. Subsidiair voert verweerder aan dat, indien wordt aangenomen dat de douaneschuld is voldaan, eiseres niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. 4.3. Ter zitting hebben partijen hieraan, zakelijk weergegeven, nog het volgende toegevoegd. Eiseres voert aan dat zij van F geen andere producten betrekt dan de dropjes genaamd tyrk pepper soft, dat de geleverde dropjes 60% saccharose bevatten en overigens zijn samengesteld zoals vermeld in de onder 2.5. aangehaalde receptuur. De resterende 17% betreft geheime receptuur en bestaat uit toevoegingen van geur- en smaakstoffen. In verband met de boete stelt eiseres dat zij niets wist van een formulier en dat haar daarom geen boete dient te worden opgelegd. 4.4. Verweerder betwist dat er aansluiting kan worden gemaakt tussen de gegevens en de geleverde goederen. Bij berekening van de verschuldigde rechten heeft verweerder het gebruikstarief toegepast. De toevoeging van MAX 18,7 aan het agrarisch element (EA) bij de bij post 1704 90 99 van het Gemeenschappelijk douanetarief behorende omschrijving van het conventioneel douanerecht heeft verweerder niet in aanmerking genomen. De betaling van E kan verweerder, ook bij navraag, niet traceren. Verweerder heeft niet gecontroleerd of het IBAN nummer van de betaling klopt of dat omstreeks 7 juli 2004 het door eiseres genoemde bedrag door de belastingdienst is ontvangen. 5. Beoordeling van het geschil 5.1. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres de goederen heeft aanvaard in de wetenschap dat deze onder de regeling communautair douanevervoer waren geplaatst, zonder deze evenwel bij de douane aan te brengen. Eiseres is dientengevolge op grond van artikel 96, tweede lid, juncto artikel 203, derde lid, derde streepje, van het Communautair Douanewetboek (CDW) aan te merken als douaneschuldenaar. Betaling 5.2. Eiseres heeft zich onder verwijzing naar een afschrift van de bank van E beroepen op de omstandigheid dat E de in de uitnodiging tot betaling, nummer 004-90.7.1236, genoemde bedragen heeft betaald. Zo dit het geval zou zijn, kan deze stelling in deze procedure, waarin tussen partijen ook in geschil is welk tarief op de goederen van toepassing is, niet tot de conclusie leiden dat de uitnodigingen tot betaling teniet zijn gegaan of het beroep niet-ontvankelijk is. De rechtsgrond voor het opleggen van de uitnodigingen tot betaling blijft immers aanwezig. Toepasselijk tarief 5.3. Ingevolge artikel 22f van de Awr worden de goederen, indien een douaneschuld ontstaat anders dan op grond van de artikelen 201 of 209 van het CDW, en één of meer voor de berekening van de douaneschuld noodzakelijke gegevens niet zijn komen vast te staan, met inachtneming van de gegevens die wel zijn komen vast te staan, geacht die hoedanigheid te bezitten, volgens welke het hoogste tarief van rechten bij invoer onderscheidenlijk rechten bij uitvoer van toepassing is. 5.4. Tussen partijen is niet in geschil dat de goederen, waarvoor op 27 augustus 2003 in Noorwegen aangifte ten uitvoer is gedaan en waarvoor de aangifte tot plaatsing van de goederen onder de regeling extern communautair douanevervoer op 30 augustus 2003 is aanvaard, door eiseres zijn ontvangen. De stelling van verweerder dat uit de documenten niet méér is af te leiden dan dat het suikerwaren betreft en dat de goederen derhalve moeten worden ingedeeld onder Taric-code 1704 90 99 7827, is door eiseres gemotiveerd en onder verwijzing naar diverse stukken weersproken. Gelet op de vermeldingen omtrent het gewicht, de omschrijving, de afzender, de geadresseerde, de douanewaarde en het factuurnummer op de aangifte ten uitvoer en de factuur van F, is de rechtbank van oordeel dat is komen vast te staan dat er op 27 augustus 2003 een zending goederen met een gewicht van 1.536 kg netto en 1.622 kg bruto en een douanewaarde van € 5.299,20, door E van F naar eiseres is vervoerd, welke goederen door F en eiseres worden aangeduid als Tyrk pepper soft. 5.5. Verweerder heeft ten aanzien van de stelling van eiseres dat de samenstelling van Tyrk pepper soft zodanig is dat de op 27 augustus 2003 geleverde goederen moeten worden ingedeeld onder Taric-code 1704 90 99 10 7008, volstaan met een enkele ontkenning. Gelet op de indeling van andere van F afkomstige zendingen tyrk pepper soft, de aansluiting tussen de receptuur en de in de toestemming tot wegvoering van 12 november 2003 opgenomen beschrijving van de goederen en de bij aanvullende Taric-code 7008 voorziene gehaltes aan saccharose van tenminste 50% en maximaal tot 70% en melkproteïne van minder dan 2,5%, is de rechtbank van oordeel dat is komen vast te staan dat de onder 5.4 bedoelde goederen dienen te worden ingedeeld onder Taric-code 7008. Hieraan doet niet af de stelling van verweerder dat er geen verificatie heeft plaatsgevonden ten aanzien van eerder in Taric-code 7008 geleverde goederen. 5.6. Gelet op het onder 5.5. overwogene is de rechtbank van oordeel dat verweerder niet op goede gronden en met toepassing van artikel 22f van de Awr heeft kunnen komen tot indeling van de goederen onder Taric-code 90 7827, die uitgaat van gehaltes aan saccharose en melkproteïne van de goederen van tenminste 30% en maximaal tot 50% respectievelijk tenminste 60% van de totale samenstelling. Omzetbelasting 5.7. Op grond van artikel 18, eerste lid, aanhef en onderdeel c, en tweede lid, aanhef en onderdeel c, van de Wet OB vormt het in Nederland onttrekken van goederen aan – voor zover hier van belang – de regeling extern communautair douanevervoer, het belastbare feit invoer in de zin van de Wet OB. Uit vaste jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen volgt dat het begrip onttrekking moet worden uitgelegd als elk handelen of nalaten dat tot gevolg heeft dat de bevoegde douaneautoriteit geen toegang heeft tot onder douanetoezicht staande goederen en de in de communautaire wetgeving voorziene controles niet kan uitoefenen. Door de goederen te aanvaarden zonder deze aan te brengen bij de douane is eiseres omzetbelasting ter zake van invoer van goederen verschuldigd geworden. De verschuldigde omzetbelasting wordt mede berekend over de rechten bij invoer. Gelet op het hiervoor onder 5.3 tot en met 5.6 overwogene is verweerder naar het oordeel van de rechtbank voor de berekening van de verschuldigde omzetbelasting van een onjuiste grondslag uitgegaan, nu ten aanzien van de geleverde goederen een onjuiste Taric-code voor de rechten bij invoer is toegepast. 5.8. De uitspraak op bezwaar met kenmerk 04/67/2912/143 kan derhalve niet in stand blijven. 5.9. De rechtbank zal verweerder opdragen opnieuw uitspraak op bezwaar te doen, met inachtneming van het volgende. Op basis van de voor Tyrk pepper soft bekende receptuur, die de rechtbank als onvoldoende weersproken tot uitgangspunt neemt, dienen de goederen te worden ingedeeld onder Taric-code 1704 90 99 10 7008. Van het bij deze indeling behorende conventionele douanetarief maakt een agrarisch element uit, omschreven als “EA MAX 18,7”. Het agrarisch element (EA) is voor 2003 vastgesteld op € 31,41 per 100 kg nettogewicht product. De toevoeging MAX 18,7 dient aldus te worden opgevat dat het agrarisch element in totaal niet meer mag bedragen dan 18,7% van de douanewaarde van de goederen. Uit het bovenstaande volgt dat verweerder bij de berekening van het toepasselijke tarief uitsluitend het agrarisch element in aanmerking dient te nemen: 15,36 (1.536 kg/100) x € 31,41 = € 482,46. Dit bedrag blijft immers onder het voorgeschreven maximum van (€ 5.299,20 x 18,7% =) € 990,95. Boete 5.10. Ingevolge artikel 38 van de Douanewet vormt het niet of niet tijdig vervullen van de formaliteiten ter beëindiging van de douaneregeling douanevervoer een verzuim ter zake waarvan verweerder degene die de formaliteiten dient te vervullen en degene door wiens toedoen die formaliteiten niet of niet tijdig worden vervuld een boete van ten hoogste € 90,-- kan opleggen. Nu eiseres de formaliteiten ter beëindiging van de regeling extern communautair douanevervoer als bedoeld in artikel 96, tweede lid, van het CDW niet heeft vervuld, is de verzuimboete aan haar opgelegd in overeenstemming met voornoemd artikel 38 van de Douanewet. De door eiseres aangevoerde feiten rechtvaardigen naar het oordeel van de rechtbank niet de conclusie dat sprake is van afwezigheid van alle schuld op grond waarvan boeteoplegging achterwege zou moeten blijven. De boete komt de rechtbank evenmin onevenredig hoog voor. De door eiseres naar voren gebrachte grief tegen de opgelegde boete treft dan ook geen doel. 6. Proceskosten Nu het beroep van eiseres, behalve ten aanzien van de opgelegde boete, gegrond is, ziet de rechtbank op grond van artikel 8:75 van de Awb aanleiding tot veroordeling van verweerder in de kosten van het geding. De kosten van het geding stelt de rechtbank vast op € 12,70, te specificeren als reiskosten per openbaar vervoer, tweede klasse. 7. Beslissing De rechtbank: - verklaart het beroep tegen de uitspraak op bezwaar betreffende de uitnodiging tot betaling met nummer 004-90.7.1236 gegrond, - vernietigt de uitspraak op bezwaar met kenmerk 04/67/2912/143, - draagt verweerder op met inachtneming van deze uitspraak een nieuwe beslissing op bezwaar te nemen, - verklaart het beroep tegen de uitspraak op bezwaar betreffende de boetebeschikking met nummer 004-90.7.1238 ongegrond, - veroordeelt verweerder in de kosten van het geding, aan de zijde van eiseres vastgesteld op € 12,70, onder aanwijzing van de Staat als de rechtspersoon die deze kosten moet voldoen, - gelast de Staat aan eiseres het voor deze zaak gestorte griffierecht van € 276 te vergoeden. Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Roelvink-Verhoeff, voorzitter van de meervoudige kamer en mrs. J.T.M. Nijenhof en E. Polak, leden, in tegenwoordigheid van mr. drs. T.A.J.S. Hesselink, als griffier. De beslissing is op 26 augustus 2005 in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van de griffier. Afschrift verzonden aan partijen op: Rechtsmiddel Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum: - hoger beroep instellen bij het gerechtshof te Amsterdam (douanekamer), Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam; dan wel - beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden, Postbus 20303, 2500 EH Den Haag, mits de wederpartij daarmee schriftelijk instemt. N.B. Bij het bestuursorgaan berust de bevoegdheid tot het instellen van beroep in cassatie niet bij de ambtenaar die de procedure voor de rechtbank heeft gevoerd. Bij het instellen van hoger beroep dan wel beroep in cassatie dient het volgende in acht te worden genomen: 1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd. 2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden: a. de naam en het adres van de indiener; b. een dagtekening; c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie is ingesteld; d. de gronden van het hoger beroep dan wel het beroep in cassatie. Bij het instellen van beroep in cassatie dient daarnaast in acht te worden genomen dat bij het beroepschrift een schriftelijke verklaring van de wederpartij wordt gevoegd, inhoudende dat wordt ingestemd met het instellen van beroep in cassatie tegen de uitspraak van de rechtbank.