
Jurisprudentie
AU2590
Datum uitspraak2005-09-14
Datum gepubliceerd2005-09-14
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200408095/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-09-14
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200408095/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 17 oktober 2002 heeft de gemeenteraad van Nunspeet, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) van 9 oktober 2002, het bestemmingsplan "Partiële Herziening Bestemmingsplan Hulshorst 1986 (omgeving Harderwijkerweg 362 en 368)" vastgesteld.
Uitspraak
200408095/1.
Datum uitspraak: 14 september 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
1. [appellanten sub 1], wonend te [woonplaats],
2. het college van burgemeester en wethouders van Nunspeet,
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 17 oktober 2002 heeft de gemeenteraad van Nunspeet, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) van 9 oktober 2002, het bestemmingsplan "Partiële Herziening Bestemmingsplan Hulshorst 1986 (omgeving Harderwijkerweg 362 en 368)" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 27 mei 2003, no. RE2002.107344, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
De Afdeling heeft het besluit van 27 mei 2003, bij uitspraak van 10 december 2003, no. 200303952/1, geheel vernietigd.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 31 augustus 2004, no. RE2003.116677, opnieuw beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan.
Tegen dit besluit hebben [appellanten sub 1] bij brief van 1 oktober 2004, bij de Raad van State ingekomen op 4 oktober 2004, en het college bij brief van 26 oktober 2004, bij de Raad van State ingekomen op 27 oktober 2004, beroep ingesteld.
Bij brief van 20 december 2004 heeft verweerder meegedeeld dat de beroepschriften geen aanleiding geven tot het maken van opmerkingen.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 1 april 2005, waar [appellanten sub 1], in persoon en bijgestaan door mr. L. Bolier, gemachtigde, het college, vertegenwoordigd door ing. R. Jager, ambtenaar van de gemeente, en verweerder, vertegenwoordigd door A.J. te Boekhorst, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen.
Bij uitspraak van 4 mei 2005 heeft de Afdeling de beroepen gegrond verklaard en het bestreden besluit vernietigd voorzover goedkeuring is onthouden aan het gedeelte van het plan dat voorziet in de bestemming "Wonen (W)" ten behoeve van twee panden aan de Harderwijkerweg 368a en 368c in de kern Hulshorst.
De Afdeling heeft de zaak opnieuw ter zitting behandeld op 23 augustus 2005, waar [appellanten sub 1], vertegenwoordigd door mr. L. Bolier, gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door ing. R. Jager, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. Verder zijn G. Kappert en drs. G.J. Brummel gehoord. Verweerder is met bericht van afwezigheid niet verschenen.
2. Overwegingen
Overgangsrecht
2.1. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.
Vervallenverklaring
2.2. Verweerder heeft bij zijn besluit gedeeltelijk goedkeuring onthouden aan het plan en het voor het overige goedgekeurd.
In beroep heeft het college de onthouding van goedkeuring aan de plandelen met de bestemming "Wonen (W)", betreffende de percelen Harderwijkerweg 368 a en c, en Harderwijkerweg 362 a, b, c, d en e, bestreden.
Bij haar uitspraak van 4 mei 2005 in zaak no. 200408095/1, heeft de Afdeling ten onrechte het beroep van het college gekwalificeerd als enkel gericht tegen de onthouding van goedkeuring aan het plandeel met de bestemming "Wonen (W)" betreffende de percelen Harderwijkerweg 368 a en c en het bestreden besluit in zoverre vernietigd. Over het beroep van het college gericht tegen de onthouding van goedkeuring aan de bestemming "Wonen (W)" voorzover het betreft de percelen met de huisnummers 362 a, b, c, d, en e is geen uitspraak gedaan.
De Afdeling ziet hierin aanleiding de uitspraak van 4 mei 2005 vervallen te verklaren en thans na behandeling ter zitting op 23 augustus 2005 opnieuw uitspraak te doen op de door appellanten ingestelde beroepen.
Toetsingskader
2.3. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
Standpunt van appellanten
2.4. Appellanten stellen in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft onthouden aan het gedeelte van het plan dat voorziet in de bestemming "Wonen (W)" ten behoeve van twee panden aan de Harderwijkerweg 368a en 368c in de kern Hulshorst. Voorts richt het beroep van het college zich tevens tegen de onthouding van goedkeuring aan het plandeel met de bestemming "Wonen (W)" betreffende de percelen Harderwijkerweg 362 a, b, c, d en e.
2.4.1. Verweerder heeft volgens appellanten miskend dat het plangebied geheel binnen de aanduiding "woonfunctie" op de plankaart van het Streekplan Gelderland 1996 (hierna: het Streekplan) valt. Volgens het college is dit bovendien in strijd met de bovenvermelde uitspraak van de Afdeling van 10 december 2003. Verder voeren appellanten aan dat, anders dan verweerder heeft gesteld, het plangebied geen landelijk karakter heeft, maar, gelet op de reeds bestaande bebouwing, tot de kern van Hulshorst behoort. Tot slot betogen [appellanten sub 1] dat verweerder in strijd met het gelijkheidsbeginsel heeft gehandeld, nu hij aan de woonbestemming van drie andere panden in het plangebied wel goedkeuring heeft verleend.
Het bestreden besluit
2.5. Verweerder heeft de bestreden plandelen wederom in strijd geacht met een goede ruimtelijke ordening. Hij meent dat de Afdeling in haar eerdere uitspraak ten onrechte de plankaart van het Streekplan als beoordelingskader heeft genomen. Dat het plangebied zich volgens de plankaart geheel in de aanduiding "woonfunctie" bevindt, doet niet af aan het feit dat dit, gelet op de omgevingskenmerken, tot het buitengebied behoort. Derhalve is het provinciale beleid ten aanzien van het buitengebied van toepassing, aldus verweerder. Het toekennen van een woonbestemming aan gronden met bouwwerken die niet voor permanente bewoning bedoeld zijn, is in strijd met dit beleid, dat erop gericht is het landelijk gebied zo veel mogelijk te vrijwaren van functies die daar niet thuishoren. Nu voorts niet is gebleken van omstandigheden die een uitzondering op dat beleid rechtvaardigen, heeft verweerder inzoverre goedkeuring aan het plan onthouden.
Vaststelling van de feiten
2.6. Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens.
2.6.1. Gelet op het verhandelde ter zitting, zijn de twee woningen Harderwijkerweg 368 a en c gebouwd ter vervanging van vier voormalige recreatiewoningen. Een van de twee woningen is gebouwd op basis van een bouwvergunning voor de herbouw van een van de voormalige recreatiewoningen. De andere is gebouwd zonder bouwvergunning, maar wel met medeweten van het gemeentebestuur. Daarbij is als voorwaarde gesteld dat drie bestaande, in slechte staat verkerende recreatiewoningen dienden te worden verwijderd. De woningen Harderwijkerweg 362 a, b, c, d en e zijn gebouwd met een bouwvergunning voor een recreatiewoning.
2.6.2. De Afdeling heeft in haar uitspraak van 10 december 2003, no. 200303952/1, het toen bestreden besluit vernietigd, omdat verweerder ten onrechte voorbij was gegaan aan het feit dat, bij vergelijking van de plankaart met de topografische kaart van het gebied en de Streekplankaart, het plangebied geheel binnen de aanduiding "woonfunctie" valt.
2.6.3. Bij zijn toetsing of het plan in strijd is met een goede ruimtelijke ordening heeft verweerder aansluiting gezocht bij het provinciale ruimtelijk beleid, zoals neergelegd in het Streekplan. Dit beleid is onderverdeeld in verstedelijkingsbeleid, beleid voor het landelijk gebied en beleid voor toerisme en recreatie. Volgens het verstedelijkingsbeleid zijn de kernen op de Streekplankaart weergegeven aan de hand van de in bestemmingsplannen gehanteerde begrenzingen. Voorts is volgens de algemene uitgangspunten van dit beleid op bebouwingsconcentraties die de status van kern niet hebben het beleid van toepassing zoals dat voor het landelijk gebied is geformuleerd.
Het oordeel van de Afdeling
2.7. Ten aanzien van de door [appellanten sub 1] gemaakte vergelijking met de plandelen met een woonbestemming die verweerder wel heeft goedgekeurd, overweegt de Afdeling dat niet is gebleken dat die situaties zodanig overeenkomen met de thans aan de orde zijnde situatie, dat verweerder om deze reden geen goedkeuring heeft kunnen onthouden aan het bestreden plandeel. De goedgekeurde plandelen betreffen percelen met dienstwoningen, terwijl het bestreden plandeel ziet op recreatiewoningen.
2.7.1. Vaststaat dat het plangebied geheel binnen de aanduiding "woonfunctie" valt. Gelet op het renvooi bij de Streekplankaart is het plangebied onderdeel van een "Kern met lokale functie" en in zoverre stedelijk gebied. Dit blijkt eveneens uit de omstandigheid dat het plangebied valt binnen de begrenzing van de bestemmingsplannen "Hulshorst 1986" en "Partiële herziening bestemmingsplan Hulshorst 1986 (Harderwijkerweg 368)" van 21 maart 1991, aan de hand waarvan de kern Hulshorst op de Streekplankaart is weergegeven.
Nu het plangebied tot de kern behoort, acht de Afdeling onjuist dat verweerder zijn besluit tot onthouding van goedkeuring uitsluitend heeft gemotiveerd aan de hand van het beleid zoals dat is geformuleerd in het streekplan voor het landelijk gebied, met voorbijgaan aan de betekenis die het verstedelijkingsbeleid volgens het streekplan voor het plangebied heeft. Daaraan doet niet af dat hij bij de beoordeling of het plan al dan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening wel omgevingskenmerken kan betrekken, waarbij hij belang kan hechten aan de inrichting van het plangebied, de aard van de bebouwing alsmede het gebruik dat daarvan op grond van het vigerende plan gemaakt mag worden. Ook het karakter van de gronden die daar omheen liggen mag bij de beoordeling worden betrokken. Bij de vraag of sprake is van strijd met een goede ruimtelijke ordening had verweerder voorts in aanmerking moeten nemen dat de aanwezigheid van de twee panden op het plandeel met de bestemming "Wonen (W)" betreffende de percelen Harderwijkerweg 368 a en c een vermindering van bebouwing ter plaatse met zich heeft gebracht ten opzichte van de vier aanvankelijk aanwezige recreatiewoningen.
2.7.2. Gelet op het voorgaande is de Afdeling van oordeel dat het bestreden besluit in zoverre niet berust op een deugdelijke motivering als bedoeld in artikel 3:46 van de Awb.
De beroepen zijn gegrond, zodat het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:46 van de Awb dient te worden vernietigd, voorzover goedkeuring is onthouden aan het gedeelte van het plan dat voorziet in de bestemming "Wonen (W)" betreffende de percelen Harderwijkerweg 368 a en c en de percelen Harderwijkerweg 362 a, b, c, d en e. De overige gronden van appellanten behoeven geen bespreking.
2.8. Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten van [appellanten sub 1] te worden veroordeeld. Deze proceskostenveroordeling ziet op de gehele bij de Afdeling gevoerde procedure. Van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking komen, is ten aanzien van het college niet gebleken.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
I. verklaart de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van 4 mei 2005, zaak no. 200408095/1, vervallen;
II. verklaart de beroepen gegrond;
III. vernietigt het besluit van het college van gedeputeerde staten van Gelderland van 31 augustus 2004, no. RE2003.116677, voorzover goedkeuring is onthouden aan de plandelen met de bestemming "Wonen (W)" betreffende de percelen Harderwijkerweg 368 a en c en de percelen Harderwijkerweg 362 a, b, c, d en e;
IV. veroordeelt het college van gedeputeerde staten van Gelderland in de door [appellanten sub 1] in verband met de behandeling van hun beroep gemaakte proceskosten tot een bedrag van € 966,00, (zegge: negenhonderdzesenzestig euro) welk bedrag geheel is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het bedrag dient door de provincie Gelderland te worden betaald aan [appellanten sub 1];
V. gelast dat de provincie Gelderland aan appellanten het door hen voor de behandeling van hun beroepen betaalde griffierecht (€ 136,00 (zegge: honderdzesendertig euro) voor [appellanten sub 1] en € 273,00 (zegge: tweehonderddrieënzeventig euro) voor het college van burgemeester en wethouders van Nunspeet) vergoedt.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. R. Bindels, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Bindels
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 september 2005
388-432.