
Jurisprudentie
AU2617
Datum uitspraak2005-09-14
Datum gepubliceerd2005-09-14
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200503678/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-09-14
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200503678/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 11 januari 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Coevorden het uitwerkingsplan "Bestemmingsplan Ossehaar, 2e uitwerkingsplan fase A ex artikel 11 WRO ten behoeve van rijenwoningen" vastgesteld.
Uitspraak
200503678/1.
Datum uitspraak: 14 september 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Drenthe,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 11 januari 2005 heeft het college van burgemeester en wethouders van Coevorden het uitwerkingsplan "Bestemmingsplan Ossehaar, 2e uitwerkingsplan fase A ex artikel 11 WRO ten behoeve van rijenwoningen" vastgesteld.
Verweerder heeft bij zijn besluit van 22 februari 2005, kenmerk RW/A12/2005000706, beslist over de goedkeuring van het uitwerkingsplan.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 26 april 2005, bij de Raad van State ingekomen op 27 april 2005, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 21 mei 2005.
Bij brief van 22 juni 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van appellant. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 5 september 2005, waar appellant, in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door N. Scheeper, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts zijn het college van burgemeester en wethouders, vertegenwoordigd door mr. J. de Vegt, ambtenaar van de gemeente, en [partij], vertegenwoordigd door [gemachtigde], gehoord.
2. Overwegingen
Overgangsrecht
2.1. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.
Toetsingskader
2.2. Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een uitwerkingsplan. Ingevolge artikel 11, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (hierna: WRO), voorzover hier relevant, kan bij een bestemmingsplan worden bepaald dat het plan moet worden uitgewerkt volgens bij het plan te geven regelen. Bij de beslissing over de goedkeuring van een uitwerkingsplan dient verweerder te toetsen of aan de bij het bestemmingsplan gegeven uitwerkingsregelen is voldaan. Ingevolge artikel 11, vierde lid, van de WRO in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust daarnaast op verweerder de taak om te bezien of het plan binnen de bij het bestemmingsplan gegeven regelen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Tevens heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht.
De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast.
Planbeschrijving
2.3. Het uitwerkingsplan heeft betrekking op een deel van de wijk Ossehaar en betreft een gedeeltelijke uitwerking van de bestemming "Woongebied (uit te werken bestemming)" van het bestemmingsplan "Ossehaar" (hierna: het bestemmingsplan). Het uitwerkingsplan voorziet in de bouw van 22 rijenwoningen in plaats van de eerder in het uitwerkingsplan "Uitwerkingsplan Fase A" voorziene vrijstaande en halfvrijstaande woningen.
Standpunt appellant
2.4. Appellant stelt in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het uitwerkingsplan, aangezien het ten onrechte voorziet in rijenwoningen. Hij voert hiertoe aan dat de gemeente een informatiemap heeft uitgegeven waaruit blijkt dat in de wijk Ossehaar slechts vrijstaande en halfvrijstaande woningen zullen worden gebouwd. Hij stelt dat er minder vraag is naar rijenwoningen dan naar vrijstaande en twee onder één kap woningen en dat rijenwoningen, gelet op de doelgroep daarvan, afbreuk doen aan de uitstraling van de wijk. Voorts voert appellant aan dat hij op basis van de informatiemap ervan uitging dat hij uitzicht zou krijgen op een groenstrook met een vrijstaande woning dan wel twee onder één kap woningen. Het uitwerkingsplan doet volgens hem ten onrechte afbreuk aan zijn uitzicht. Verder stelt appellant dat het uitwerkingsplan, door het voorzien in openbare parkeerplaatsen, niet garandeert dat alleen de bewoners van de rijenwoningen gebruik zullen maken van de parkeerplaatsen en dat er zodoende niet voldoende parkeergelegenheid is. Hij vreest dat op de weg zal worden geparkeerd, hetgeen de openbare doorgang belemmert. Daarnaast wordt volgens appellant met het aanleggen van parkeerplaatsen in de groenstroken afbreuk gedaan aan het uitgangspunt dat de wijk Ossehaar een overgang moet vormen tussen stad en land. Voorts wordt in de informatiemap uitgegaan van koopwoningen, terwijl in de wijk eveneens huurwoningen zijn gebouwd, aldus appellant. Tenslotte voert hij aan dat de gemeente zich bij diverse bouwaanvragen niet altijd heeft gehouden aan hetgeen is vermeld in de informatiemap, waaronder de eis van zongericht bouwen.
Standpunt van verweerder
2.5. Verweerder heeft het plan niet in strijd met een goede ruimtelijke ordening geacht en heeft daaraan goedkeuring verleend. Hij betoogt dat het plan voldoet aan de uitwerkingsregelen van het moederplan. Hiertoe voert hij aan dat in de voorschriften van het bestemmingsplan is opgenomen dat het plangebied overwegend zal worden bebouwd met eengezinswoningen, zowel in rijen, korte blokken als vrijstaand. Op het moment dat het uitwerkingsplan "Uitwerkingsplan Fase A" werd opgesteld, nam de vraag naar vrijstaande en halfvrijstaande woningen toe, zodat dat uitwerkingsplan niet voorzag in rijenwoningen. Gezien de behoefte op dit moment aan rijenwoningen heeft het college van burgemeester en wethouders het voorliggende uitwerkingsplan opgesteld, aldus verweerder. Met de bouw van rijenwoningen zal de uitstraling van de wijk Ossehaar volgens hem niet veranderen. Verder stelt verweerder dat het plan voorziet in 38 parkeerplaatsen voor 22 woningen, zodat wordt voldaan aan de parkeernorm uit het moederplan. Hij verwacht geen problemen ten aanzien van parkeren.
Vaststelling van de feiten
2.6. Ingevolge artikel 11, zesde lid, van de WRO, voorzover hier van belang, worden uitwerkingen als bedoeld in dat artikel geacht deel van het plan uit te maken, met dien verstande dat zij, zolang en voorzover de bestemming nog niet is verwerkelijkt, kunnen worden herzien op dezelfde wijze als zij tot stand zijn gebracht.
2.6.1. Ingevolge artikel 3, eerste lid, van de planvoorschriften van het bestemmingsplan zijn de krachtens artikel 11 van de WRO uit te werken en op de plankaart als Woongebied aangewezen gronden bestemd voor, voorzover hier van belang, woondoeleinden, verkeersdoeleinden en groenvoorzieningen. Ingevolge het derde lid, gelezen in samenhang met het vierde lid, werkt het college van burgemeester en wethouders de bestemming uit met dien verstande dat de bestemming een woongebied omvat met ten hoogste 550 woningen, dat gestreefd wordt naar een landschappelijke overgang van het woongebied naar het buitengebied ten oosten van het plan, dat het plangebied overwegend bebouwd zal worden met eengezinswoningen, zowel in rijen, korte blokken als vrijstaand en dat het aantal parkeerplaatsen en stallingsruimten voor auto's (inclusief die op eigen erf) niet minder dan 1,2 per woning mag bedragen.
2.6.2. Ingevolge artikel 1 van de planvoorschriften van het uitwerkingsplan geldt dat ten aanzien van de in het uitwerkingsplan begrepen gronden de voorschriften gegeven in het bestemmingsplan "Ossehaar" en het bestemmingsplan "Ossehaar, partiële herziening Ossehaar-Noord" van toepassing zijn.
Ingevolge artikel 2, onder A, van de planvoorschriften van het uitwerkingsplan mogen woningen en bijgebouwen uitsluitend worden gebouwd binnen de op de kaart van het uitwerkingsplan aangegeven bouwgrenzen.
Op de plankaart van het uitwerkingsplan zijn de voorgevelrooilijnen en de overige rooilijnen ingetekend.
Ingevolge artikel 3, derde lid, van de planvoorschriften van het uitwerkingsplan mogen binnen het plangebied uitsluitend eengezinswoningen in rijen worden gebouwd.
2.6.3. Zes percelen zijn voorzien van een parkeerplaats op eigen erf. De overige parkeervoorzieningen zijn beoogd buiten de bouwpercelen. Het plan maakt in totaal de aanleg van 38 parkeerplaatsen mogelijk.
2.6.4. De door appellant bedoelde informatiemap geeft weer wat het uitwerkingsplan "Uitwerkingsplan Fase A" mogelijk maakte. Omdat nadien de vraag is gewijzigd naar rijenwoningen en dat uitwerkingsplan daar niet in voorzag, heeft het college van burgemeester en wethouders dat uitwerkingsplan in zoverre herzien door middel van het voorliggende uitwerkingsplan.
Het oordeel van de Afdeling
2.7. Het bestemmingplan staat ingevolge artikel 3, derde lid, gelezen in samenhang met het vierde lid, van de planvoorschriften de bouw van rijenwoningen toe. De omstandigheid dat het gemeentebestuur in eerste instantie de intentie had om ter plaatse de bouw van vrijstaande en halfvrijstaande woningen mogelijk te maken, zoals uit de door appellant overgelegde informatiemap blijkt, doet aan het vorenstaande niet af. Aan dit stuk kon appellant niet een in rechte te honoreren verwachting ontlenen dat het college van burgemeester en wethouders niet meer van de mogelijkheid gebruik zou kunnen maken die het bestemmingsplan biedt, namelijk het voorzien in rijenwoningen. Zolang de bestemming in een uitwerkingsplan nog niet is verwezenlijkt kan deze immers ingevolge artikel 11, zesde lid, van de WRO nog worden herzien. Gesteld noch gebleken is dat niet aan dit artikel is voldaan.
Verder heeft appellant niet aannemelijk gemaakt dat, gelet op de behoefte aan rijenwoningen, verweerder niet in redelijkheid heeft kunnen instemmen met het bieden van de mogelijkheid voor de bouw van rijenwoningen. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is gebleken dat inmiddels 19 van de 22 woningen reeds zijn verkocht. Daarnaast is niet gebleken dat het type woning leidt tot een ernstige aantasting van de uitstraling van de wijk.
Niet aannemelijk is geworden dat het uitzicht van appellant vanuit zijn woning ernstig wordt aangetast door de bouw van rijenwoningen in plaats van vrijstaande of halfvrijstaande woningen. Hierbij is onder meer van belang dat appellant niet volledig zicht heeft op het plangebied.
Voorts voorziet het uitwerkingsplan met 38 parkeerplaatsen in 1,7 parkeerplaats per woning. Hiermee wordt ruim voldaan aan de parkeernorm van 1,2 uit het bestemmingsplan. Niet gebleken is dat het aantal parkeerplaatsen desondanks niet voldoende is. Niet aannemelijk is dan ook geworden dat als gevolg van het plan auto's van bewoners op de weg geparkeerd zullen worden en dat dit een verminderde doorstroming of ontsluiting van de wijk zal veroorzaken. Mocht zich dit onverhoopt toch voordoen, dan staan het gemeentebestuur andere middelen ter beschikking om dit te voorkomen. Dit is een kwestie van uitvoering dan wel handhaving en kan niet in het uitwerkingsplan worden geregeld.
Verder heeft verweerder er in redelijkheid van uit kunnen gaan dat het uitwerkingsplan geen afbreuk doet aan het uitgangspunt dat gestreefd wordt naar een landschappelijke overgang van het woongebied naar het buitengebied ten oosten van het plan. Het gaat hierbij immers om de gehele woonwijk Ossehaar, waar het plangebied slechts een klein deel van is.
Het bezwaar van appellant dat in de wijk Ossehaar eveneens huurwoningen zijn gebouwd in strijd met het vermelde in de informatiemap kan thans niet aan de orde komen, aangezien het uitwerkingsplan niet ziet op de door appellant bedoelde huurwoningen.
Het bezwaar dat het gemeentebestuur zich niet houdt aan bepaalde regels bij het verlenen van een bouwvergunning kan in deze procedure evenmin aan de orde komen, maar dient in het kader van de bouwvergunningverlening aan de orde te worden gesteld.
2.7.1. Gezien het vorenstaande bestaat geen grond voor het oordeel dat verweerder zich niet in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat het uitwerkingsplan in zoverre, hoewel de invulling past binnen de regels van het bestemmingsplan, niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen appellant heeft aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder terecht goedkeuring heeft verleend aan het uitwerkingsplan.
Het beroep is ongegrond.
Proceskosten
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. P.J.J. van Buuren, Lid van de enkelvoudige Kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.E.A. Neuwahl, ambtenaar van Staat.
w.g. Van Buuren w.g. Neuwahl
Lid van de enkelvoudige Kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 14 september 2005
280-409.