Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU2686

Datum uitspraak2005-11-01
Datum gepubliceerd2007-07-19
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureHerziening
Instantie naamHoge Raad
Zaaknummers00554/05 H
Statusgepubliceerd


Indicatie

Herziening


Conclusie anoniem

Nr. 00554/05 H Mr. Machielse Zitting 6 september 2005 Conclusie inzake: [Aanvrager] 1. Aanvrager van herziening is: - bij uitspraak (verstek) van de Kantonrechter te Amsterdam d.d. 26 juli 2004 (parketnummer 13/721178-04) voor overtreding van de Algemene Plaatselijke Verordening van Amsterdam, begaan op 4 april 2004, veroordeeld tot een geldboete van € 150,--, subsidiair drie dagen hechtenis, - bij uitspraak van de Kantonrechter te Amsterdam d.d. 18 april 2002 (parketnummer 13/746769-01) voor een snelheidsovertreding begaan op 23 oktober 2001 veroordeeld tot een geldboete van € 623,95 subsidiair twaalf dagen hechtenis en een voorwaardelijke ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van zes maanden met een proeftijd van twee jaren en - bij uitspraak van de Politierechter te Amsterdam d.d. 25 maart 2003 (parketnummer 13/020485-03) voor het op 15 maart 2003 aanwezig hebben van harddrugs veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee maanden waarvan één maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Voorts is aan verzoeker voor een snelheidsovertreding begaan op 27 augustus 2001 op 5 december 2001 een transactie aangeboden (TRIAS-nummer 30772797) ten bedrage van € 267,73. De veroordelingen door de kantonrechter en de politierechter zijn onherroepelijk geworden. 2. De herzieningsaanvrage is namens verzoeker ingediend door mr. M. Saaidi, advocaat te Amsterdam. 3. De aanvrage steunt op de stelling dat aanvrager in de periode 1998-1999 is beroofd van zijn portemonnee met daarin zijn identiteitsdocumenten en dat een derde van zijn personalia gebruik heeft gemaakt. 4.1 Ten bewijze van deze stelling wordt gewezen op een ongedateerde schriftelijke verklaring van [verbalisant 1], inspecteur van de regiopolitie Amsterdam/Amstelland, inhoudende onder meer: "Onderwerp: persoonsverwisseling (. . .) In de politiesystemen oa onder xpolnummer 2003 218659 staat vermeld dat er een onbekende man is welke de personalia gebruikt van [aanvrager], geboren [geboortedatum]/1979. Er zijn inmiddels 2 politiefotonummers bekend bij de politie Amsterdam waarbij ZEER duidelijk te zien is dat de persoon op de foto NIET [aanvrager] is. [Aanvrager] heeft zich gelegitimeerd middels zijn rijbewijs onder nummer [001]." Voorts wordt gewezen op een arrest van het Hof Amsterdam van 15 december 2004 (parketnummer 13/012890-02), waarin het Hof verzoeker heeft vrijgesproken omdat het een persoonsverwisseling aannemelijk achtte. In die zaak ging het weer om het aanwezig hebben van harddrugs. 4.2 Wat betreft de hierbovengenoemde transactie voldoet de aanvrage niet aan art. 457 Sv. Een transactie(voorstel) is geen einduitspraak inhoudende een onherroepelijke veroordeling. In zoverre dient de aanvrage niet-ontvankelijk te worden beschouwd (zie HR 19 april 2005, 02837/04 H en 02853/04 H). 4.3 Met betrekking tot de uitspraak van de Kantonrechter te Amsterdam van 26 juli 2004 (parketnummer 13/721178-04) houden de stukken van het dossier in dat op 4 april 2004 een persoon verdacht van dealen in strijd met de Algemene Plaatselijke Verordening van Amsterdam is staande gehouden en dat deze persoon opgaf te zijn [aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979, z.v.w.o.p. "personalia conform HKS FOTONR PL1300 03 33060". De desbetreffende foto is bij de stukken gevoegd. Aan de persoon is in persoon een oproeping uitgereikt voor de terechtzitting van de kantonrechter van 26 juli 2004. 4.4 Met betrekking tot de uitspraak van de Kantonrechter van 18 april 2002 (parketnummer 13/746769-01) houden de stukken in dat op 23 oktober 2001 een man die een taxi bestuurde en daarmee de maximumsnelheid overschreed met (na correctie) 86 km per uur, is staande gehouden. Deze man gaf op te zijn genaamd [aanvrager], geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1979, wonende te [a-straat 1], [woonplaats], tel nr. [06 nummer]. Deze persoon gaf een op zijn naam staand geldig rijbewijs over met nr. [001], dat was afgegeven op 24 april 2001. Een kopie van het rijbewijs bevindt zich bij de stukken. De foto daarop lijkt niet op de HKS foto van het feit met parketnummer 13/721178-04. De dagvaarding voor de terechtzitting van 18 april 2002 is aan de griffier uitgereikt na een vruchteloze betekeningspoging aan het GBA-adres van [aanvrager]. De griffier heeft het gerechtelijk schrijven vervolgens als gewone brief verzonden naar dat adres. Verdachte is ter terechtzitting verschenen en (dus op tegenspraak) veroordeeld. 4.5 Met betrekking tot de uitspraak van de Politierechter te Amsterdam (parketnummer 13/020485-03) van 25 maart 2003 houden de stukken het volgende in. Ook in deze zaak is de identiteit van de vanwege dealen aangehouden verdachte die opgaf te zijn [aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979, zonder vaste woon- of verblijfplaats hier ten lande, vastgesteld aan de hand van een politiefoto (dit keer met nummer PL1300 0202 0485), waarop volgens mij dezelfde persoon staat afgebeeld als op de foto in de zaak met parketnummer 13/721178-04). De dagvaarding is in persoon uitgereikt. De verdachte is (op grond van een bevel bewaring) tot de terechtzitting vastgehouden en op tegenspraak veroordeeld. 4.6 Het voorgaande brengt mij tot de conclusie dat in de zaak met parketnummer 13/746769-01 de juiste persoon met de juiste personalia in verband is gebracht, dat aanvrager de taxi-chauffeur is die is aangehouden en dat hij derhalve terecht is veroordeeld. Daarbij acht ik het door de aangehouden persoon tonen van een in 2001 afgegeven rijbewijs waarvan het nummer overeenkomt met het door de aanvrager aan inspecteur [verbalisant 1] getoonde rijbewijs doorslaggevend. In deze zaak is mijns inziens geen sprake van een novum. Hoe aanvrager tot het idee is kúnnen komen om het in deze procedure voor te stellen dat ook hier een persoonsverwisseling zou hebben plaatsgevonden is mij een absoluut raadsel. Ik zal geen poging doen dat raadsel op te lossen. In de zaken met parketnummer 13/721178-04 en parketnummer 13/020485-03 acht ik het aannemelijk dat sprake is van een persoonsverwisseling op grond van de identificatie die in die zaken aan de hand van politiefoto's heeft plaatsgevonden en waarop een persoon is afgebeeld die - naar aannemelijk is op grond van de verklaring van [verbalisant 1] en een vergelijking van de desbetreffende politiefoto's met de foto op het rijbewijs, welke laatste ik aan de aanvrager toeschrijf - niet op de aanvrager lijkt. In deze zaken kom ik derhalve tot de gevolgtrekking dat de respectievelijk op 4 april 2004 en 15 maart 2003 aangehouden persoon niet aanvrager is geweest, hetgeen het ernstige vermoeden doet ontstaan dat de kantonrechter respectievelijk de politierechter aanvrager zou hebben vrijgesproken indien hij hiermee bekend was geweest.(1) 5. Voor toewijzing van een vordering tot schadevergoeding is in de herzieningsprocedure geen plaats. Schadevergoeding kan ná de herzieningsprocedure in bepaalde gevallen wel aan de orde komen (zie art. 481 Sv). 6. Ik concludeer dan ook dat de Hoge Raad: - de aanvrage niet-ontvankelijk zal verklaren voor zover het betreft de transactie met Triasnummer 730772797; - de aanvrage kennelijk ongegrond zal verklaren voor zover het betreft de veroordeling in parketnummer 13/746769-01 en de aanvraag voor dit gedeelte zal afwijzen en - de aanvrage gegrond zal verklaren voor zover het betreft de veroordelingen met de parketnummers 13/721178-04 en 13/020485-03, voorzover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van het gewijsde zal bevelen en de zaak zal verwijzen naar het gerechtshof te Amsterdam opdat die zaken op de voet van art. 467 Sv opnieuw zullen worden behandeld en afgedaan. De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden 1 Wat echter wel opvalt is dat op 15 maart 2003 (parketnummer 13/020485-03) hetzelfde mobiele telefoonnummer wordt opgegeven ([06 nummer]) als op 23 oktober 2001 (zaak 13/746769-01). Als met de diefstal van de portemonnee in de periode 1998-1999 ook het mobiele telefoonnummer ter kennis is gekomen van de dief is het verklaarbaar dat de verdachte in de zaak 13/020485-03 (waarvan ik ervan uitga dat dit niet de echte [aanvrager] is) dat nummer kan noemen. Op een andere manier dan tegelijk met de diefstal is niet goed te verklaren hoe de verdachte in 13/020485-03 aan dit nummer zou kunnen zijn gekomen. Of het moet zo zijn dat [aanvrager] en degene die zich voor hem uitgeeft elkaar kennen. Hoe dan ook, voor beoordeling van de herzieningsaanvraag kan ik aan dit gegeven, dat op het eerste gezicht op zijn minst curieus voorkomt, geen bepalende betekenis toekennen.


Uitspraak

1 november 2005 Strafkamer nr. 00554/05 H JH Hoge Raad der Nederlanden Arrest op een aanvrage tot herziening van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te Amsterdam van 18 april 2002, nummer 13/746769-01, van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam van 25 maart 2003, nummer 13/020485-03, alsmede van een in kracht van gewijsde gegaan vonnis van de Kantonrechter in de Rechtbank te Amsterdam van 26 juli 2004, nummer 13/721178-04 en voorts van een met een transactie afgedane zaak, TRIAS-nummer 195680-02 (730772797), ingediend door mr. M. Saaidi, advocaat te Amsterdam, namens: [Aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979, wonende te [woonplaats]. 1. De uitspraken waarvan herziening is gevraagd De Kantonrechter in de Rechtbank te Amsterdam heeft de aanvrager bij vonnis van 18 april 2002 ter zake van overtreding van art. 90 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (bord 62/A1), begaan op 23 oktober 2001, op tegenspraak veroordeeld tot een geldboete van € 623,95 subsidiair 12 dagen hechtenis, alsmede tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 6 maanden, voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam heeft de aanvrager bij vonnis van 25 maart 2003 ter zake van "opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2, eerste lid, onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd", begaan op 15 maart 2003, op tegenspraak veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden, waarvan een maand voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. De Kantonrechter in de Rechtbank te Amsterdam heeft de aanvrager bij vonnis van 26 juli 2004 ter zake van overtreding van art. 2.3, derde lid, Algemene Plaatselijke Verordening Amsterdam, begaan op 4 april 2004, bij verstek veroordeeld tot een geldboete van € 150,- subsidiair drie dagen hechtenis. Voorts is op naam van de aanvrager een transactievoorstel betaald ter zake van overtreding van art. 20 Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 tot een bedrag van € 267,73. 2. De aanvrage tot herziening 2.1. De aanvrage tot herziening is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. 2.2. De aanvrage berust op de stelling dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in art. 457, eerste lid aanhef en onder 2°, Sv. De aanvrager voert daartoe aan dat hij in de periode 1998-1999 is beroofd van zijn portemonnee met daarin zijn identiteitsdocumenten en dat een derde gebruik heeft gemaakt van zijn personalia. 3. De conclusie van de Advocaat-Generaal De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de aanvrage niet-ontvankelijk zal verklaren voorzover het betreft de transactie, de aanvrage kennelijk ongegrond zal verklaren voorzover het betreft de veroordeling in de zaak met parketnummer 13/746769-01 en de aanvraag in zoverre zal afwijzen, de aanvrage gegrond zal verklaren wat betreft de veroordelingen in de zaken met de nummers 13/721178-04 en 13/020485-03, voorzover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van het gewijsde in deze zaken zal bevelen en deze zal verwijzen naar het Gerechtshof te Amsterdam opdat zij op de voet van art. 467 Sv opnieuw zullen worden behandeld en afgedaan. 4. Beoordeling van de aanvrage 4.1. De aanvrage zal voorzover deze de met een transactie afgedane zaak betreft, niet tot herziening kunnen leiden, reeds omdat geen sprake is van een einduitspraak houdende veroordeling in de zin van art. 457, eerste lid, Sv. De aanvrage kan derhalve in zoverre niet worden ontvangen (vgl. HR 19 april 2005, LJN AT4646). 4.2. Als grondslag voor een herziening kunnen, voorzover hier van belang, krachtens het eerste lid, aanhef en onder 2° van art. 457 Sv slechts dienen een of meer door een opgave van bewijsmiddelen gestaafde omstandigheden die bij het onderzoek op de terechtzitting niet zijn gebleken en die het ernstig vermoeden wekken dat, waren zij bekend geweest, het onderzoek der zaak zou hebben geleid hetzij tot vrijspraak van de veroordeelde, hetzij tot ontslag van rechtsvervolging, hetzij tot niet-ontvankelijkverklaring van het openbaar ministerie, hetzij tot toepasselijkverklaring van een minder zware strafbepaling. 4.3.1. Ter staving van de onder 2.2 bedoelde stelling wordt gewezen op een bij de aanvrage gevoegde kopie van een ongedateerde schriftelijke verklaring van [verbalisant 1], inspecteur van de regiopolitie Amsterdam/Amstelland, die inhoudt, voorzover voor de beoordeling van de aanvrage van belang: "Onderwerp: persoonsverwisseling (...) In de politiesystemen oa onder xpolnummer 2003 218659 staat vermeld dat er een onbekende man is welke de personalia gebruikt van [aanvrager], geboren [geboortedatum]/1979. Er zijn inmiddels 2 politiefotonummers bekend bij de politie Amsterdam waarbij ZEER duidelijk te zien is dat de persoon op de foto NIET [aanvrager] is. [Aanvrager] heeft zich gelegitimeerd middels zijn rijbewijs onder nummer [001]." 4.3.2. Voorts wordt gewezen op een bij de aanvrage gevoegd arrest van het Gerechtshof te Amsterdam van 5 december 2003, nummer 23-000456-03, waarin het Hof de aanvrager in een andere zaak, met nummer 13/012890-02, heeft vrijgesproken omdat "ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat er in de onderhavige strafzaak sprake is van een persoonsverwisseling". In die zaak ging het evenals in de zaken met de nummers 13/020485-03 en 13/721178-04 om een drugs gerelateerd delict. 4.4. Met betrekking tot de uitspraak van de Kantonrechter van 18 april 2002, nummer 13/746769-01, houden de stukken, voorzover voor de beoordeling van de aanvrage van belang, in dat: - op 23 oktober 2001 een man die een taxi bestuurde en daarmee de maximumsnelheid overschreed met (na correctie) 86 km per uur, is staande gehouden; - deze man opgaf te zijn genaamd [aanvrager], geboren te [geboorteplaats], op [geboortedatum] 1979, wonende te [a-straat 1 ], [woonplaats], tel nr. [06 nummer] en - deze man zich legitimeerde met een op zijn naam staand geldig rijbewijs met nr. [001], dat was afgegeven op 24 april 2001. 4.5. In aanmerking genomen dat de aanvrage steunt op de stelling dat de aanvrager in de periode 1998-1999 is beroofd van zijn identiteitsdocumenten, terwijl de persoon die is staande gehouden in de zaak met nummer 13/746769-01 zich heeft gelegitimeerd met een op 24 april 2001 afgegeven rijbewijs waarvan het nummer overeenkomt met het nummer van het rijbewijs waarmee de aanvrager zich blijkens de hiervoor onder 4.3.1 weergegeven verklaring ten overstaan van inspecteur van politie [verbalisant 1] heeft gelegitimeerd, kan het in de aanvrage aangevoerde niet een ernstig vermoeden wekken als hiervoor onder 4.2 vermeld. In zoverre is de aanvrage kennelijk ongegrond en moet deze worden afgewezen. 4.6. Met betrekking tot de uitspraak van de Kantonrechter te Amsterdam van 26 juli 2004 (nummer 13/721178-04) bevindt zich bij de stukken van het dossier een door [verbalisant 2], agent van politie Amsterdam-Amstelland, opgemaakt proces-verbaal van 20 april 2004, dat, kort samengevat en voorzover voor de beoordeling van de aanvrage van belang, inhoudt dat op 4 april 2004 een persoon verdacht van overtreding van art. 2.3, tweede lid, APV Amsterdam is staande gehouden en dat deze persoon opgaf te zijn [aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979, zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande. Voorts houdt dit proces-verbaal in: "personalia conform HKS FOTONR PL1300 03 33060". De desbetreffende foto is bij de stukken gevoegd. De stukken houden niet in dat de personalia van de staande gehouden persoon op andere wijze zijn geverifieerd. 4.7. Met betrekking tot de uitspraak van de Politierechter te Amsterdam (nummer 13/020485-03) van 25 maart 2003 bevindt zich bij de stukken van het dossier een kopie van een door [verbalisant 3], inspecteur van politie Amsterdam-Amstelland, opgemaakt proces-verbaal van 15 maart 2003, dat, kort samengevat en voorzover voor de beoordeling van belang, inhoudt dat op 15 maart 2003 een persoon verdacht van overtreding van art. 2, eerste lid, aanhef en onder B van de Opiumwet is aangehouden en dat deze persoon opgaf te zijn [aanvrager], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1979, zonder vaste woon- of verblijfplaats hier te lande. Voorts houdt dit proces-verbaal in: "De identiteit van de verdachte [aanvrager] werd vastgesteld aan de hand van een politiefoto onder nummer PL130002020485." Ook van deze foto is een kopie bij de stukken gevoegd. De stukken houden niet in dat de personalia van de aangehouden persoon op andere wijze zijn geverifieerd. 4.8. De inhoud van de hiervoor onder 4.3.1 weergegeven verklaring, in samenhang beschouwd met de omstandigheid dat de hiervoor onder 4.6 en 4.7 bedoelde politiefoto's onderling sterke gelijkenis vertonen, terwijl deze geen gelijkenis vertonen met de foto op de zich bij de stukken bevindende kopie van het rijbewijs op naam van de aanvrager met nummer [001], afgegeven op 24 april 2001, geeft steun aan de stelling waarop de aanvrage berust, te weten dat in de zaken met de nummers 13/721178-04 en 13/020485-03 waarvan herziening is gevraagd, sprake is geweest van persoonsverwisseling. 4.9. Een en ander levert het ernstig vermoeden op dat de Kantonrechter onderscheidenlijk de Politierechter, waren zij met de evenvermelde feiten en omstandigheden bekend geweest, de aanvrager van het hem tenlastegelegde zouden hebben vrijgesproken. 5. Slotsom Uit het vorenoverwogene volgt dat als volgt moet worden beslist. 6. Beslissing De Hoge Raad: Verklaart de aanvrage tot herziening niet-ontvankelijk wat betreft de transactie; Verklaart de aanvrage tot herziening ongegrond wat betreft de zaak met nummer 13/746769-01; Verklaart de aanvrage tot herziening gegrond wat betreft de zaken met de nummers 13/721178-04 en 13/020485-03; Beveelt voorzover nodig de opschorting of schorsing van de tenuitvoerlegging van voormelde vonnissen van de Kantonrechter onderscheidenlijk de Politierechter in de Rechtbank te Amsterdam van 26 juli 2004 (nummer 13/721178-04) en 25 maart 2003 (nummer 13/020485-03); Verwijst de zaken met de nummers 13/721178-04 en 13/020485-03 naar het Gerechtshof te Amsterdam, opdat deze zaken op de voet van art. 467, eerste lid, Sv opnieuw zullen worden behandeld en afgedaan. Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en H.A.G. Splinter-van Kan, in bijzijn van de waarnemend griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 1 november 2005.