
Jurisprudentie
AU2691
Datum uitspraak2005-08-16
Datum gepubliceerd2005-09-15
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers115522/2005-2441
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-09-15
RechtsgebiedPersonen-en familierecht
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers115522/2005-2441
Statusgepubliceerd
Indicatie
4 Beoordeling van het verzoek
Uit artikel 1:253q BW blijkt dat, wanneer één van de ouders die gezamenlijk het gezag over hun minderjarige kinderen uitoefenen, op één der in artikel 1:246 BW genoemde gronden daartoe onbevoegd is, de andere ouder alleen het gezag over de kinderen uitoefent. Conform artikel 1:253r is het bepaalde in artikel 1:253q BW van overeenkomstige toepassing, indien één van de ouders al dan niet tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert het gezag uit te oefenen dan wel het bestaan of verblijfplaats van deze ouder onbekend is. Gedurende de tijd waarin een van de voornoemde omstandigheden zich voordoet, is het gezag van die ouder geschorst en wordt het gezag voortaan door de andere ouder alleen uitgeoefend.
Nu uit het uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie blijkt dat de man in 2001 is vertrokken naar een voor verzoekster onbekend adres of verblijfplaats, verkeert de man naar het oordeel van de rechtbank op dit moment in de onmogelijkheid het gezag over de minderjarige uit te oefenen.
De rechtbank stelt dan ook op grond van artikel 1:253r jo 1:253q BW vast dat het gezag van de man van rechtswege is geschorst en dat de vrouw het gezag over de kinderen alleen uitoefent. Gelet op het vorenoverwogene heeft de vrouw, teneinde een reisdocument voor het kind aan te vragen, de vervangende toestemming voor afgifte van een reisdocument van de kinderrechter niet nodig, zodat zij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar verzoek.
Uit al het voorgaande volgt tevens dat oproeping van de man overeenkomstig het bepaalde bij artikel 279 lid 1 tweede volzin van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering achterwege kan blijven.
Uitspraak
RECHTBANK HAARLEM
Sector Familie-en Jeugdrecht
vervangende toestemming voor de aanvraag van een paspoort
zaak-/rekestnr.: 115522/2005-2441
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken d.d. 16 augustus 2005
in de zaak van:
[naam vrouw],
wonende te [woonplaats],
hierna mede te noemen: de vrouw,
procureur mr. L.J.L. Heukels,
advocaat mr. D. Gahar,
-- tegen --
[naam man],
zonder bekende woon- of verblijfplaats,
hierna mede te noemen: de man.
1 Verloop van de procedure
Voor het verloop van de procedure verwijst de recht-bank naar de volgende stukken:
- het op 21 juli 2005 ter griffie van deze rechtbank ingeko-men ver-zoekschrift met bijlagen van de vrouw;
- de advocaat van de vrouw heeft te kennen gegeven af te zien van de mogelijkheid om op het verzoek te worden gehoord.
2 De vaststaande feiten
Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het volgende gebleken:
Uit de stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het volgende gebleken:
2.1 Partijen zijn in 1991 te [plaats] met elkaar gehuwd.
2.2 Uit dit huwelijk is het thans nog minderjarige kind geboren:
- [naam minderjarige], geboren in 2005 te [woonplaats]. Partijen zijn gezamenlijk belast met het gezag over de minderjarige.
3 Het verzoek en de grondslag daarvan
3.1 Het verzoek van de vrouw strekt tot vervangende toestemming ten behoeve van het aanvragen van reisdocumenten voor voornoemde minderjarige ex artikel 34 lid 4 van de Paspoortwet.
3.2 De vrouw stelt de feitelijke verblijfplaats van de man sinds 1998 niet bekend is en er sindsdien ook geen contact meer is geweest. Zij stelt dat de man niet de verwekker van het kind is en dat zij naast de door haar gestarte echtscheidingsprocedure een procedure tot ontkenning van het vaderschap zal starten. De vrouw wil graag met de minderjarige met vakantie naar [plaats], maar kan zonder toestemming van de man geen reisdocumenten voor de minderjarige aanvragen.
4 Beoordeling van het verzoek
Uit artikel 1:253q BW blijkt dat, wanneer één van de ouders die gezamenlijk het gezag over hun minderjarige kinderen uitoefenen, op één der in artikel 1:246 BW genoemde gronden daartoe onbevoegd is, de andere ouder alleen het gezag over de kinderen uitoefent. Conform artikel 1:253r is het bepaalde in artikel 1:253q BW van overeenkomstige toepassing, indien één van de ouders al dan niet tijdelijk in de onmogelijkheid verkeert het gezag uit te oefenen dan wel het bestaan of verblijfplaats van deze ouder onbekend is. Gedurende de tijd waarin een van de voornoemde omstandigheden zich voordoet, is het gezag van die ouder geschorst en wordt het gezag voortaan door de andere ouder alleen uitgeoefend.
Nu uit het uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie blijkt dat de man in 2001 is vertrokken naar een voor verzoekster onbekend adres of verblijfplaats, verkeert de man naar het oordeel van de rechtbank op dit moment in de onmogelijkheid het gezag over de minderjarige uit te oefenen.
De rechtbank stelt dan ook op grond van artikel 1:253r jo 1:253q BW vast dat het gezag van de man van rechtswege is geschorst en dat de vrouw het gezag over de kinderen alleen uitoefent. Gelet op het vorenoverwogene heeft de vrouw, teneinde een reisdocument voor het kind aan te vragen, de vervangende toestemming voor afgifte van een reisdocument van de kinderrechter niet nodig, zodat zij niet-ontvankelijk zal worden verklaard in haar verzoek.
Uit al het voorgaande volgt tevens dat oproeping van de man overeenkomstig het bepaalde bij artikel 279 lid 1 tweede volzin van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering achterwege kan blijven.
5 Beslissing
De rechtbank:
Verklaart de vrouw niet-ontvankelijk in haar verzoek
Aldus gegeven door mr. J.J. Udo de Haes, lid van voormelde kamer, tevens kinderrechter, en in het openbaar uitgesproken ter terecht-zitting van 16 augustus 2005, in tegenwoordigheid van I. Rijs als griffier.