Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU2693

Datum uitspraak2005-09-13
Datum gepubliceerd2005-09-15
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureKort geding
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers116334/KG ZA 05-475
Statusgepubliceerd


Indicatie

FEM Business heeft in een artikel en in een radio-interview waarin naar dat artikel wordt verwezen, de integriteit van een oud-bestuurder van Robeco in twijfel getrokken. De voorzieningenrechter komt tot het oordeel dat FEM zich daarbij baseerde op feiten die zij niet in rechte aannemelijk heeft weten te maken. Volgt veroordeling tot rectificatie in FEM Business en op de betreffende radiozender. Voorts wordt een voorschot op immateriële schadevergoeding toegekend.


Uitspraak

Zaaknummer: 116334/KG ZA 05-475 Vonnisdatum: 13 september 2005 134 RECHTBANK TE HAARLEM, VONNIS IN KORT GEDING in de zaak van: [eiser], wonende te [woonplaats], eiser, procureur mr. M. Middeldorp, advocaten mrs. H.W. de Weijs en J.J. van Ooijen te Amsterdam, -- tegen -- 1. [gedaagde sub 1], 2. [gedaagde sub 2], beiden domicilie gekozen hebbend te Amsterdam, 3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid REED BUSINESS INFORMATION B.V., gevestigd te Amsterdam, gedaagden, procureur mr. H.K. Garvelink, advocaat mr. O.M.B.J. Volgenant te Amsterdam. Eiser zal hierna ook worden aangeduid als [eiser], gedaagden afzonderlijk als [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2] en RBI en gezamenlijk ook als FEM. 1. Het verloop van het geding 1.1 Ter terechtzitting van 1 september 2005 heeft [eiser] overeenkomstig de dagvaar-ding gesteld en, na intrekking van een gedeelte van de vordering, gevorderd als hierna onder 3. weergegeven en die vordering toegelicht aan de hand van overgelegde pleit-notities. 1.2 FEM heeft tegen deze vordering verweer gevoerd aan de hand van overgelegde pleitnotities. 1.3 Na verder debat in tweede termijn hebben partijen vonnis gevraagd. De uitspraak daarvan is bepaald op 15 september 2005 of zoveel eerder als mogelijk. 2. De vaststaande feiten 2.1 In dit geding wordt van het volgende uitgegaan: a. [eiser] is werkzaam in de internationale financiële wereld. Van 1997 tot 2004 werkte hij bij Robeco, laatstelijk als [functie]. Sinds zijn vertrek bij Ro-beco is hij zelfstandig adviseur en verricht hij opdrachten voor beursgenoteerde fi-nanciële instellingen in de Benelux. b. In mei en juni 2005 heeft [eiser] een aantal gesprekken gevoerd met het wer-vings- en selectiebureau Ray & Berndtson, dat destijds op zoek was naar een ge-schikte kandidaat voor de functie van interim chief financial officer (cfo) bij het vastgoedbedrijf Corio. [eiser] is niet in die functie benoemd. c. RBI is uitgever van onder meer het weekblad FEM Business. [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] zijn als [functie], respectievelijk [functie] van FEM Business werkzaam voor RBI. d. In FEM Business van 27 augustus 2005 is onder de kop “TRANSPARANTIE WILLEN WE ALLEMAAL” een commentaar van de hand van [gedaagde sub 2] opge-nomen (hierna ook: “het commentaar”). Het commentaar bevat de volgende passa-ges: “(…) Vervolgens loopt de manager met de Belgische nationaliteit een mooie interimklus bij vastgoedfonds Corio mis. Nog erger is de reden: toezichthouder AFM vond [eiser] niet meer geschikt voor een dergelijke klus in de financiële wereld. Niet vanwege zijn zakelijke falen, maar omdat hij verantwoordelijk was voor kwalijke praktijken door Robeco, waardoor beleggers geld misliepen. (…) Blijkbaar kan [eiser] iets verweten worden waardoor het vertrouwen in de be-leggingswereld is geschaad. (…) Maar voor een vergelijkbare nieuwe baan bij een even vergelijkbaar bedrijf was [eiser] wel opeens te besmet. (…)” Bij het commentaar is een foto van [eiser] geplaatst. e. In hetzelfde nummer van FEM Business is een artikel van de hand van [gedaagde sub 1] opgenomen (hierna ook: “het artikel”). Boven het artikel staat in grote letters “[eiser] SLACHTOFFER AFM” en daaronder in iets kleinere letters “Oud-topman Robeco blijkt een kruisje achter zijn naam te hebben”. In het artikel komen de volgende passages voor: “(…) De Autoriteit Financiële Markten (AFM) heeft de afgelopen jaren slachtoffers ge-maakt bij Robeco zonder dat de beleggingsinstelling zelf daar erg in had. De toe-zichthouder heeft onlangs de benoeming van Robeco’s oud-[functie] [eiser] (54) als interim-chief financial officer (cfo) bij het vastgoedbedrijf Corio verhinderd. Dat heeft zonder twijfel te maken met het brede onderzoek naar beleggingsinstellingen dat de AFM twee jaar geleden heeft uitgevoerd. Bij Robeco is daar niets van bekend. Ook [eiser] weet niet dat er een kruisje achter zijn naam staat. (…) Om geen enkel risico te nemen, polsten vertegenwoordigers van Corio de AFM over [eiser]. Die liet toen weten niet akkoord te kunnen gaan met zijn benoe-ming. (…) Maar een bron die nauw bij de procedure betrokken was, bevestigt dat [eiser] niet acceptabel was voor de AFM. (…)” Rechtsonder het artikel is een foto van [eiser] geplaatst met daarnaast de tekst: “Zijn verleden bij Robeco bezorgt [eiser] een Berufsverbot.” f. Aan het artikel wordt gerefereerd in een artikel in NRC Handelsblad d.d. 26 au-gustus 2005 getiteld ‘AFM verhinderde benoeming Corio’ en in een artikel in Het Financieele Dagblad van diezelfde datum onder de titel ‘AFM hield benoeming Robeco-topman tegen’. g. Gedurende de namiddag en avond van 25 augustus 2005 is op Business News Ra-dio diverse malen een interview met [gedaagde sub 1] uitgezonden. In dat interview wordt verwezen naar het artikel en zegt [gedaagde sub 1] onder meer het volgende: [gedaagde sub 1]: “(…) Maar Corio gaat naar de AFM en vraagt […] of [eiser] een geschikte kandidaat is. En ze krijgen bij de AFM te horen […] dat de heer [eiser] geen toestemming zou krijgen om als interim CFO bij Corio te gaan werken. (…) Dus ik ben gaan onderzoeken waarom meneer [eiser] niet benoemd zou kunnen worden. [eiser] is van 2002 tot 2004 [functie] geweest van Robeco. Daarvoor is hij een aantal jaren ook [functie] geweest bij Robeco. In 2002/2003 heeft de AFM onderzoek gedaan naar het beleid bij beleggingsinstel-lingen als Robeco. Toen is geconstateerd dat het hier en daar niet helemaal goed gegaan was. Er werden geen namen genoemd door de AFM, maar Robeco heeft toen uit eigener beweging, nou ja, hoe je dat moet interpreteren, dat is misschien toch anders dan we toen dachten. Robeco heeft toen uit eigen beweging bijna 10 miljoen euro van de winst teruggestort in de fondsen die ze beheerden. Dus ik dacht daar zal het wel mee te maken hebben. Ik ben gaan navragen bij Robeco. Ik heb twee oud-commissarissen gesproken. Die waren stomverbaasd toen ze dit ver-haal hoorden. Ze kenden die zaak met die eh, de AFM, dat onderzoek. Maar een van de commissarissen zei: Ik dacht dat met het terugstorten van het geld de zaak afgedaan was. Dat blijkt dus niet zo te zijn. Radioverslaggever: Want het heeft daar wel degelijk mee te maken? [gedaagde sub 1]: Ik kan geen andere reden vinden, misschien is er wel een andere reden. Dat is mo-gelijk. Maar ik heb het niet kunnen vinden en de twee commissarissen van Robeco konden zich niets anders voorstellen. (…)” h. Op de website van FEM Business schrijft [gedaagde sub 1] onder meer: “De Autoriteit Financiële Markten, die waakt over deskundigheid en integriteit in de financiële wereld, is zelf niet te vertrouwen. Dat heeft [eiser], [functie] van Robeco, aan den lijve ondervonden. Onlangs blokkeerde de AFM zijn benoeming bij het vastgoedbedrijf Corio, terwijl [eiser] twee jaar geleden van AFM-directeur Arthur Docters van Leeuwen zelf te horen kreeg dat er geen enkel vlekje op zijn blazoen zat. (…)” i. FEM Business van 3 september 2005 bevat een artikel van de hand van [gedaagde sub 1] waarin onder meer wordt vermeld: “(…) De Autoriteit Financiële Markten (AFM) speelt spelletjes. Dat blijkt uit de rechts-zaak die oud-bestuurder [eiser] van Robeco tegen FEM Business heeft aangespannen. Vastgoedbedrijf Corio kreeg eind juni van de toezichthouder te ho-ren dat hij niet mocht worden benoemd tot interim-chief financial officer, terwijl [eiser] zelf enkele jaren geleden van AFM-directeur Arthur Docters van Leeu-wen de verzekering had gekregen dat hij overal aan de slag kon. (…)” 3. De vordering en de grondslag daarvan 3.1 [eiser] vordert, zakelijk weergegeven, dat de voorzieningenrechter bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad: a. Gedaagden met onmiddellijke ingang verbiedt om zich op onrechtmatige wijze mondeling, schriftelijk, op het Internet of anderszins uit te laten over [eiser], en meer in het bijzonder om zich uit te laten op de wijze zoals beschreven sub 5 tot en met 8 van het lichaam van de dagvaarding of op daarmee vergelijkbare wijze; b. Gedaagden beveelt om in de eerstvolgende FEM Business die na de betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis verschijnt, op eigen kosten een pagina-grote rectificatie te doen opnemen, zonder enig commentaar of toevoeging in welke vorm dan ook, met de volgende tekst, opgemaakt conform goed druk-kersgebruik in de gebruikelijke opmaak van FEM Business, in een vet gezette zwarte letter tegen een lichte achtergrond, in een kader met het logo van FEM Business, onder de kop "RECTIFICATIE": " Geachte lezer, Bij vonnis van de Voorzieningenrechter van de Rechtbank te Haarlem d.d. […… 2005] zijn wij veroordeeld om u langs deze weg op de hoogte te stellen van het navolgende. Zowel in FEM business d.d. 27 augustus jl. als op onze website hebben wij arti-kelen geplaatst over de heer [eiser]. Daarbij hebben wij naar het voorlopig oordeel van de Voorzieningenrechter onjuiste beschuldigingen over hem geuit. Bovendien waren onze uitingen onnodig grievend jegens de heer [eiser]. Zo hebben wij onder andere ten onrechte gesuggereerd dat de heer [eiser] het slachtoffer zou zijn van de AFM. Wij schreven dat de AFM zijn benoeming als CFO bij Corio zou hebben tegengehouden omdat [eiser] niet integer zou hebben gehandeld in een aangelegenheid tussen Robeco en de AFM. Dit is al-lemaal onjuist. Aan de integerheid en betrouwbaarheid van de heer [eiser] heeft de AFM tot op heden nooit getwijfeld. Ook is de rol van de heer [eiser] ten tijde van de aangelegenheid tussen Robeco en de AFM nooit een reden geweest voor de AFM om de heer [eiser] voor welke financiële functie dan ook te weigeren. Kortom, wij hebben ten onrechte de betrouwbaarheid en integriteit van de heer [eiser] in twijfel getrokken. Hoogachtend, Namens Reed Business Information B.V. M. [gedaagde sub 2]" c. Gedaagden beveelt om in de editie van Het Financieel Dagblad en NRC Han-delsblad die op de derde werkdag na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis verschijnt, op eigen kosten een kwart pagina grote rectificatie te doen plaatsen, zonder enig commentaar of toevoeging in welke vorm dan ook, met de volgende tekst, opgemaakt conform goed drukkersgebruik, in een vet gezette zwarte letter tegen een lichte achtergrond, in een kader met het logo van FEM Business, onder de kop "RECTIFICATIE": " Geachte lezer, Bij vonnis van de Voorzieningenrechter van de Rechtbank te Haarlem d.d. […… 2005] zijn wij veroordeeld om u langs deze weg op de hoogte te stellen van het navolgende. Zowel in FEM business d.d. 27 augustus jl. als op onze website hebben wij arti-kelen geplaatst over de heer [eiser]. Daarbij hebben wij naar het voorlopig oordeel van de Voorzieningenrechter onjuiste beschuldigingen over hem geuit. Bovendien waren onze uitingen onnodig grievend jegens de heer [eiser]. Zo hebben wij onder andere ten onrechte gesuggereerd dat de heer [eiser] het slachtoffer zou zijn van de AFM. Wij schreven dat de AFM zijn benoeming als CFO bij Corio zou hebben tegengehouden omdat [eiser] niet integer zou hebben gehandeld in een aangelegenheid tussen Robeco en de AFM. Dit is al-lemaal onjuist. Aan de integerheid en betrouwbaarheid van de heer [eiser] heeft de AFM tot op heden nooit getwijfeld. Ook is de rol van de heer [eiser] ten tijde van de aangelegenheid tussen Robeco en de AFM nooit een reden geweest voor de AFM om de heer [eiser] voor welke financiële functie dan ook te weigeren. Kortom, wij hebben ten onrechte de betrouwbaarheid en integriteit van de heer [eiser] in twijfel getrokken. Hoogachtend, Namens Reed Business Information B.V. M. [gedaagde sub 2]" d. Gedaagden beveelt om op de tweede werkdag na betekening van het in deze zaak te wijzen vonnis een rectificatie te doen uitzenden op radio 1 en Business News Radio in de reclameblokken rond de nieuwsuitzendingen van 16, 17, 18, 19 en 20 uur met de navolgende tekst: " Dit is een rectificatie van [gedaagde sub 1], journalist van FEM business. De Voorzieningenrechter van de Rechtbank te Haarlem heeft mij op […… 2005] bij vonnis veroordeeld om u op de hoogte te stellen van het volgende. Volgens de Voorzieningenrechter heb ik op 25 augustus jl. in een interview met Business News Radio onjuiste beschuldigingen geuit jegens de heer [eiser]. Bovendien waren mijn uitingen onnodig grievend jegens hem. Ik heb bijvoor-beeld ten onrecht gesuggereerd dat [eiser] niet integer zou zijn en dat de AFM zijn benoeming als CFO bij Corio zou hebben tegengehouden vanwege de rol van [eiser] bij een aangelegenheid tussen Robeco en de AFM. Dit was allemaal onjuist. [pauze] Aan de integerheid en betrouwbaarheid van de heer [eiser] heeft de AFM nooit getwijfeld. Ook is de rol van de heer [eiser] ten tijde van de aangele-genheid tussen Robeco en de AFM nooit een reden geweest voor de AFM om de heer [eiser] voor een financiële functie te weigeren. Kortom, ik heb ten on-rechte de betrouwbaarheid en integriteit van de heer [eiser] in twijfel getrok-ken. [gedaagde sub 1], FEM business" e. Gedaagden beveelt om binnen 24 uur na betekening van het in deze zaak te wij-zen vonnis een rectificatie met een afmeting van tenminste 20 bij 15 cm (beme-ten van een 17'' scherm), goed zichtbaar, op te nemen bovenaan de homepage van de website www.fembusiness.nl, zonder enig commentaar of toevoeging in welke vorm dan ook, met de tekst en opmaak zoals weergegeven onder b, zon-der vermelding van "Geachte lezer " maar alleen onder de kop: "RECTIFICA-TIE", en deze tekst gedurende 30 dagen aldaar en aldus op de website geplaatst te houden; f. Gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan [eiser] van een voorschot van EUR 50.000,- van de door [eiser] geleden schade; g. Gedaagden hoofdelijk veroordeelt tot betaling aan [eiser] van een dwangsom van EUR 10.000,- (tienduizend Euro) voor ieder handelen van gedaagden, dan wel enige thans of in de toekomst aan hen verbonden (rechts)persoon, in strijd met het overeenkomstig het sub a-e gevorderde of enig gedeelte daarvan, te vermeerderen met een bedrag van EUR 10.000,- (tienduizend Euro) voor iedere dag of gedeelte van een dag dat voornoemd handelen voortduurt; h. Gedaagden veroordeelt in de kosten van het geding. 3.2 [eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat FEM, door de onder 2.d., e., g. en h. aangehaalde uitingen te publiceren, onrechtmatig jegens hem heeft gehandeld. Die uitingen bevatten vele onjuistheden en onnodig grievende mededelingen en trek-ken daardoor ten onrechte zijn integriteit in twijfel. Ten gevolge van dat onrechtmatig handelen stelt [eiser] materiële en immateriële schade te hebben geleden, voor welke schade hij FEM aansprakelijk houdt. 4. Het verweer en de slotsom daarvan 4.1 FEM heeft tegen de vordering gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot afwijzing daarvan met veroordeling van [eiser] in de kosten van het geding. Op dit verweer zal, voor zover van belang, bij de beoordeling van het geschil nader worden ingegaan. 5. De gronden van de beslissing 5.1 In dit geding ligt ter beantwoording de vraag voor of de onder de feiten aangehaalde uitingen van [gedaagde sub 1] c.q. [gedaagde sub 2], waarin de integriteit van [eiser] ter discus-sie wordt gesteld, in de gegeven omstandigheden als onrechtmatig jegens [eiser] zijn aan te merken. Voor de beantwoording van die vraag moeten twee op zichzelf hoogwaardige belangen tegen elkaar worden afgewogen: enerzijds het belang van in-dividuele burgers niet door (pers-)publicaties te worden blootgesteld aan lichtvaardige verdachtmakingen en anderzijds het belang dat men zich in de media kritisch, infor-merend of waarschuwend moet kunnen uitlaten om misstanden in de samenleving aan de kaak te kunnen stellen. Welk van deze beide belangen in een gegeven geval de doorslag behoort te geven, hangt af van de in onderling verband te beschouwen om-standigheden, zoals: a. de aard van de gepubliceerde verdenkingen en de ernst van de te verwachten gevol-gen voor degene op wie die verdenkingen betrekking hebben; b. de mate waarin ten tijde van de publicatie de verdenkingen steun vonden in het toen beschikbare feitenmateriaal; d. de inkleding van de verdenkingen. (vergelijk Hoge Raad 24 juni 1983, NJ 1984/801 en Hoge Raad 8 maart 1985, NJ 1986/437) 5.2 FEM voert ter toelichting op het artikel en de wijze van totstandkoming ervan het volgende aan. In het verslag van een gesprek dat op 27 juni 2005 op verzoek van Co-rio ten kantore van de AFM plaatsvond en waarbij namens Corio onder meer de heer [V], [functie] van Corio (hierna ook: [V]), aanwe-zig was staat onder meer te lezen: “(…) De AFM wijst Corio op de eis van de tweehoofdige leiding die in de Wet toezicht be-leggingsinstellingen is opgenomen. Deze eis is bij Corio bekend en er is reeds contact geweest met een interim-manager, de heer [eiser], ex-[functie] van Robeco. De betrok-kene zou morgen, 28 juni 2005, reeds beschikbaar zijn. De AFM geeft aan uiterlijk dinsdagochtend 28 juni met een reactie te komen op dit voornemen. (…)” Toen [eiser] vervolgens niet als interim-CFO werd aangesteld is [gedaagde sub 1] op on-derzoek uitgegaan om de reden daarvan te achterhalen. In het kader van dat onderzoek heeft hij onder meer gesproken met [V] en hem de vraag voorgelegd hoe het besluit van de AFM zich verhoudt tot het feit dat [eiser] niet tot interim CFO bij Corio is benoemd. Daarop heeft [V], aldus [gedaagde sub 1], geantwoord dat “er maar één conclusie mogelijk was”. Toen [gedaagde sub 1] daarop antwoordde dat de AFM kennelijk geen toe-stemming heeft gegeven voor de benoeming van [eiser], werd dat door [V] niet weersproken. Dit bevestigde, aldus nog steeds FEM, de verklaring van een eerdere bron, inhoudende dat de AFM de benoeming van [eiser] heeft tegengehouden. 5.3 Ingevolge artikel 11 van het Besluit toezicht beleggingsinstellingen (Btb) is voor de rechtsgeldige benoeming van een bestuurder van een beleggingsinstelling de instem-ming van de AFM vereist. Ingevolge artikel 11a Btb toetst de AFM de voorgenomen benoeming van een bestuurder van een financiële instelling aan twee criteria, te weten deskundigheid en betrouwbaarheid. Hiervan uitgaande en aannemende dat [eiser] voldoende deskundig is om de functie te vervullen, is [gedaagde sub 1] tot de conclusie geko-men dat [eiser] slechts op een gebrek aan betrouwbaarheid kan zijn afgewezen. Daarbij hebben twee bronnen, aldus [gedaagde sub 1], hem bevestigd dat de AFM aan Corio heeft bericht dat de betrouwbaarheid/integriteit van [eiser] een issue was. Dat de AFM [eiser] onvoldoende integer achtte voor de functie van CFO bij Corio zou, aldus nog steeds [gedaagde sub 1], te maken hebben met het feit dat, toen hij [functie] was van Robeco, de AFM daar een onderzoek heeft uitgevoerd, naar aanleiding waarvan Robeco € 10.000.000,-- in bepaalde fondsen heeft teruggestort. 5.4 [eiser] stelt dat de feitelijke gang van zaken rond zijn niet-benoeming als interim-CFO van Corio als volgt is geweest. Eind mei van dit jaar werd hem door een headhunter van wervings- en selectiebureau Ray & Berndtson gevraagd of hij mogelijk belangstelling zou hebben voor een functie van interim CFO bij een beursgenoteerde financiële instelling bij een relatief kleine organisatie op zeer korte termijn. Medio juni werd hem tijdens een telefoongesprek met Ray & Berndtson medegedeeld dat het om het vastgoedbedrijf Corio ging. Op 4 of 5 juli werd hem door Ray & Berndtson medegedeeld dat de AFM in algemene ter-men had aangegeven dat de kandidaat voor voornoemde functie, mede gezien de spoedeisendheid, moest voldoen aan twee deskundigheidseisen, te weten eerdere erva-ring in de vastgoedsector en als CFO van een beursgenoteerd bedrijf. Aangezien [eiser] over beide soorten ervaring niet beschikte, heeft hij afgezien van voortzetting van de procedure. [eiser] stelt dat er nimmer contact is geweest tussen hem en Co-rio en dat hij voor de functie nooit is getoetst door de AFM. 5.5 Partijen staan in hun lezingen van de feitelijke gang van zaken met betrekking tot de vervulling van de functie bij Corio lijnrecht tegenover elkaar. Naar het voorlopig oor-deel van de voorzieningenrechter is de lezing van [eiser] de juiste. Daarvoor is het volgende redengevend. 5.6 [eiser] heeft ter onderbouwing van zijn lezing van de gang van zaken een fax d.d. 31 augustus 2005 van [F] van Ray & Berndtson in het geding gebracht. Daarin bevestigt deze de juistheid van de weergave door [eiser] van hun telefoongesprek betreffende de functie van interim CFO bij Corio. Die weergave houdt in dat Fetter aan [eiser] heeft gemeld: “… dat de AFM, in het kader van haar deskundigheidstoetsing van de kandidaat van de functie, een doorslaggevend gewicht zou geven aan specifieke ervaring in de vast-goedsector en als CFO van een beursgenoteerd bedrijf. Aangezien geen van beide er-varingselementen voorkomen in mijn (vzr.: [eiser]s) curriculum vitae werd het, mede gezien de hoogdringendheid van de vacaturevervulling, niet opportuun geacht concrete gesprekken met mij (vzr.: [eiser]) te entameren over deze vacature.” 5.7 Voorts heeft [eiser] ter onderbouwing van zijn lezing overgelegd een brief van 30 augustus 2005 van [P], persvoorlichter van de AFM, waarin deze be-vestigt dat de uitspraken die hij namens de AFM heeft gedaan tegen [D], jour-nalist van Het Financieele Dagblad, correct zijn weergegeven in het artikel dat in de editie van dat blad van 29 augustus 2005 is verschenen. De betreffende passage luidt als volgt: “(…) Er heeft inderdaad een gesprek met Docters van Leeuwen plaatsgevonden. Wij hebben geen reden om aan de integriteit van [eiser] te twijfelen. Hij kan in principe weer als bestuurder aan de slag. (…)” 5.8 FEM beroept zich ter rechtvaardiging van de publicaties onder meer op de hiervoor reeds aangehaalde uitspraak van [V] “dat er maar één conclusie mogelijk is” en op het feit dat [V] vervolgens het antwoord van [gedaagde sub 1] dat “de AFM kennelijk geen toe-stemming heeft gegeven voor de benoeming van de heer [eiser]” niet heeft weer-sproken. Daarmee heeft [V] echter hooguit stilzwijgend bevestigd dat de AFM niet instemde met de benoeming van [eiser]. Over de reden daarvoor heeft [V] zich in het geheel niet uitgelaten. Het heeft er alle schijn van dat [gedaagde sub 1] die reden zelf heeft ingevuld. Dat valt af te leiden uit het transscript van het radio interview. Op de vraag van de verslaggever of het feit dat [eiser] niet bij Corio is benoemd te maken heeft met de zaak bij Robeco antwoordt [gedaagde sub 1]: ”Ik kan geen andere reden vinden, mis-schien is er wel een andere reden. Dat is mogelijk. Maar ik heb het niet kunnen vinden en de twee commissarissen van Robeco konden zich niets anders voorstellen.” 5.9 Voorts beroept FEM zich op niet nader genoemde bronnen die, naar wordt gesteld, los van elkaar hebben bevestigd dat de AFM de benoeming van [eiser] heeft verhin-derd en dat daarbij integriteit een rol speelde. Deze bronnen willen niet dat hun iden-titeit bekend wordt gemaakt. Nu over deze bronnen niets bekend is geworden kunnen zij voor de juistheid van de lezing van [gedaagde sub 1] geen gewicht in de schaal leggen. 5.10 Op grond van het voorgaande is voldoende aannemelijk dat de gang van zaken is geweest zoals die wordt beschreven door [eiser]. De door [gedaagde sub 1] en [gedaagde sub 2] over [eiser] gedane uitlatingen worden derhalve niet door in rechte waargemaakte feiten gerechtvaardigd. De aard van de geuite verdachtmakingen is zonder meer zeer ernstig, nu in de gewraakte publicaties de integriteit van [eiser] in twijfel wordt getrokken. Nu de verdachtmakingen voorts zijn geformuleerd in zeer stellige bewoor-dingen valt niet uit te sluiten dat ze ingrijpende gevolgen zullen hebben voor de toe-komstmogelijkheden van [eiser]. De conclusie van het vorenstaande moet zijn dat FEM jegens [eiser] in zorgvuldigheid is tekortgeschoten en aldus onrechtmatig heeft gehandeld. Het mag zo zijn dat FEM, naar zij stelt, met de uitlatingen heeft be-oogd inconsequent en niet-transparant handelen van de AFM aan de kaak te stellen en dat FEM niet de intentie heeft gehad [eiser] te beschadigen. Dat doet er niet aan af dat de publicaties onrechtmatig zijn jegens [eiser]. 5.11 Het zal FEM daarom worden verboden over [eiser] te publiceren in de zin van de gewraakte publicaties. Voor een verdergaand verbod is geen plaats, mede gelet op mogelijke executiegeschillen. Voorts zullen [gedaagde sub 2] en RBI ([gedaagde sub 1] speelt daarin geen rol) worden veroordeeld tot een rectificatie in FEM Business als in het dictum van dit vonnis vermeld, waarbij de voorzieningenrechter gebruik maakt van de hem ex artikel 6: 167 van het Burgerlijk Wetboek toekomende discretionaire be-voegdheid. Gedaagden zullen tevens worden veroordeeld een afschrift van dit vonnis toe te sturen aan Het Financieele Dagblad en NRC Handelsblad met het verzoek daar-van melding te maken in de eerstvolgende editie. Ten aanzien van het radio interview, dat niet los is te zien van het artikel waarnaar wordt verwezen, zal FEM worden ver-oordeeld tot uitzending van een rectificatie op Business News Radio op de eerste uit-zenddatum dat dit volgens Business News Radio mogelijk is. Op eerste verzoek van [eiser] zal FEM moeten kunnen aantonen dat de uitzenddatum inderdaad de eerste datum is geweest waarop Business News Radio de rectificatie heeft kunnen uitzenden. Voor een veroordeling die rectificatie ook op Radio 1 te doen uitzenden is geen grond, nu het gewraakte interview op die zender niet is uitgezonden. 5.12 De aldus op te leggen beperking van de vrijheid van meningsuiting voldoet aan artikel 10 lid 2 EVRM, nu zij bij de wet is voorzien en noodzakelijk is in het belang van de bescherming van de goede naam van [eiser] (HR 6 januari 1995, NJ 1995/422). Immers FEM heeft, zoals hiervoor werd overwogen, de aan het adres van [eiser] gerichte verdachtmakingen niet waar kunnen maken, zodat voorshands van de on-juistheid ervan dient te worden uitgegaan. Het belang van [eiser] bij bescherming van zijn eer en goede naam tegen onjuiste berichtgeving weegt daarom zwaarder dan het belang van FEM bij uitoefening van het recht van vrije meningsuiting. 5.13 De vordering met betrekking tot de website is niet voor toewijzing vatbaar nu daarin niet naar het artikel wordt verwezen en de integriteit van [eiser] daar niet in twijfel wordt getrokken. 5.14 Ten aanzien van de gevorderde schadevergoeding overweegt de voorzieningenrechter als volgt. [eiser] vordert vergoeding van materiële en immateriële schade. Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande in veroordeling tot beta-ling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats en moeten dienaangaande naar behoren feiten en omstandigheden worden aangewezen die meebrengen dat een zodanige voorziening uit hoofde van onverwijlde spoed geboden is (HR 14 april 2000, NJ 2000/489). Omtrent het spoedeisend belang van [eiser] bij vergoeding van de gestelde materiële schade is onvoldoende gesteld om in kort geding een voorschot te kunnen toewijzen. Bij een voorschot op smartengeld, kan daarover anders worden ge-dacht. In geval van aantasting van iemands eer en goede naam strekt vergoeding van immateriële schade mede tot bevrediging van de geschokte gevoelens van de betrok-kene en kan een snelle reactie in de vorm van toewijzing van een geldsbedrag in kort geding tot beperking van de schade leiden. In de gegeven omstandigheden komt het redelijk voor aan [eiser] een bedrag van € 20.000,-- toe te kennen als voorschot op en ter verrekening met hetgeen FEM in een eventuele bodemprocedure verschuldigd zal blijken te zijn. 5.15 De toezegging van gedaagden om aan het te wijzen vonnis te voldoen is, mede gelet op de onder 2.i aangehaalde publicatie in FEM Business van 3 september 2005, geen reden om aan het verbod c.q. de veroordelingen geen dwangsommen te verbinden. De dwangsommen zullen worden gematigd en gemaximeerd als na te melden. 5.16 Gedaagden zullen als de overwegend in het ongelijk te stellen partij worden veroor-deeld in de kosten van het geding. 6. De beslissing De voorzieningenrechter: 6.1 Verbiedt gedaagden schriftelijk of digitaal uitingen betreffende [eiser] te publice-ren in de zin of met de strekking van het commentaar op pagina 4 en/of het artikel op pagina 29 van FEM Business van 27 augustus 2005. 6.2 Bepaalt dat gedaagden hoofdelijk een dwangsom verbeuren van € 10.000,-- voor iedere overtreding van het onder 6.1 vermelde verbod, zulks tot een maximum van € 50.000,--. 6.3 Veroordeelt gedaagden sub 2. en 3. hoofdelijk om in de eerste editie van FEM Business die na de betekening van dit vonnis verschijnt, op eigen kosten een pagina-grote rectificatie te doen opnemen, zonder enig commentaar of toevoeging in welke vorm dan ook, met de volgende tekst, opgemaakt conform goed drukkersgebruik in de gebruikelijke opmaak van FEM Business, in een vet gezette zwarte letter tegen een lichte achtergrond, in een kader met het logo van FEM Business, onder de kop: "RECTIFICATIE WEGENS ONRECHTMATIGE PUBLICATIE JEGENS [eiser]": " Bij vonnis van de Voorzieningenrechter van de Rechtbank te Haarlem d.d. 15 sep-tember 2005 zijn wij veroordeeld onderstaande rectificatie te plaatsen. FEM Business d.d. 27 augustus jl. bevat op pagina 4 een commentaar getiteld “Transparantie willen we allemaal” en op pagina 27 een artikel getiteld “[eiser] slachtoffer AFM”. In het commentaar en het artikel wordt gesuggereerd dat de AFM de benoeming van heer [eiser] tot interim chief financial officer van het vast-goedbedrijf Corio zou hebben verhinderd omdat de heer [eiser] voor die functie onvoldoende integer/betrouwbaar zou zijn. De voorzieningenrechter heeft die publi-caties onrechtmatig geoordeeld jegens de heer [eiser], omdat wij de berichtgeving hebben gebaseerd op feiten die wij niet in rechte aannemelijk hebben kunnen maken en aldus ten onrechte de integriteit van de heer [eiser] in twijfel hebben getrokken. Namens Reed Business Information B.V. M. [gedaagde sub 2]” 6.4 Veroordeelt gedaagden sub 2. en 3. om een afschrift van dit vonnis toe te sturen aan de redactie van Het Financieele Dagblad en NRC Handelsblad met het verzoek daar-van melding te maken in de eerst mogelijke editie. 6.5 Veroordeelt gedaagde sub 1. om op de eerste dag na betekening van dit vonnis dat dit volgens Business News Radio mogelijk is, op die zender in de reclameblokken rond de nieuwsuitzendingen van 16, 17, 18, 19 en 20 uur een rectificatie te doen uitzenden met de navolgende tekst: " Dit is een rectificatie van [gedaagde sub 1], journalist van FEM Business. De Voorzieningenrechter van de Rechtbank te Haarlem heeft mij bij vonnis van 15 september 2005 veroordeeld tot de volgende rectificatie. Op 25 augustus jl. heeft Business News Radio een interview met mij uitgezonden waarin wordt gerefereerd aan een artikel van mijn hand dat is verschenen in FEM Business d.d. 27 augustus jl. In dat interview en in dat artikel wordt gesuggereerd dat de AFM de benoeming van heer [eiser] tot interim chief financial officer van het vastgoedbedrijf Corio zou hebben verhinderd omdat de heer [eiser] voor die func-tie onvoldoende integer/betrouwbaar zou zijn. De voorzieningenrechter heeft die pu-blicatie onrechtmatig geoordeeld jegens de heer [eiser], omdat wij de berichtge-ving hebben gebaseerd op feiten die wij niet in rechte aannemelijk hebben kunnen maken en aldus ten onrechte de integriteit van de heer [eiser] in twijfel hebben ge-trokken. [gedaagde sub 1], FEM Business" 6.6 Bepaalt dat gedaagden een dwangsom verbeuren van € 10.000,-- voor iedere dag dat zij in gebreke mochten blijven aan de veroordeling onder 6.3, 6.4 of 6.5 te voldoen, zulks tot een maximum van € 250.000,--. 6.7 Veroordeelt gedaagden om bij wijze van voorschot op schadevergoeding aan eiser te betalen de somma van € 20.000,-- (TWINTIGDUIZEND EURO). 6.8 Veroordeelt gedaagden in de kosten van dit geding, tot aan de uitspraak van dit vonnis aan de zijde van eiser begroot op € 1.185,60 aan verschotten en € 816,-- aan procu-reurssalaris. 6.9 Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad. 6.10 Wijst af het meer of anders gevorderde. Dit vonnis is gewezen door mr. A.J. van der Meer, voorzieningenrechter van deze rechtbank, en in het openbaar uitgesproken ter terechtzitting van 13 september 2005, in tegenwoordigheid van de griffier.