Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU2940

Datum uitspraak2005-09-05
Datum gepubliceerd2005-09-20
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Haarlem
Zaaknummers281105/AO VERZ 05-1755
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton


Indicatie

Arbeidsrecht. Dakbedekker heeft zich niet aan de uitdrukkelijk bij Corus geldende veiligheidsvoorschriften gehouden. De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden op grond van een dringende reden.


Uitspraak

RECHTBANK HAARLEM Sector kanton Locatie Haarlem zaak/rep.nr.: 281105/AO VERZ 05-1755 datum uitspraak: 5 september 2005 BESCHIKKING ONTBINDING ARBEIDSOVEREENKOMST inzake de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid STEENMETZ DAKTECHNIEK B.V. te Haarlem verzoekster hierna: Steenmetz gemachtigde: mr. A. Zuidinga tegen [verweerder] te [woonplaats] verweerder hierna: [verweerder] gemachtigde: mr. J.L. Sintemaartensdijk De procedure Op 1 augustus 2005 is ter griffie een verzoekschrift ontvangen van Steenmetz, strekkende tot ontbinding van de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst, voor het geval mocht blijken dat deze niet reeds is geëindigd. [verweerder] heeft voor zijn schriftelijk verweer verwezen naar de op 12 augustus 2005 uitgebrachte dagvaarding in kort geding. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 26 augustus 2005, tezamen met die van de vordering van [verweerder] in kort geding (zaaknummer 281785). Op deze zitting hebben partijen hun standpunt nader toegelicht. De gemachtigde van Steenmetz heeft pleitnotities overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen ter zitting is verhandeld. Beide partijen hebben producties in het geding gebracht. De feiten [verweerder] is 33 jaar oud. Hij is sedert 20 november 2001 bij Steenmetz in dienst op basis van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. De huidige functie van [verweerder] is dakdekker. Zijn salaris bedraagt thans € 1.929,13 bruto per maand (exclusief 8 % vakantietoeslag en emolumenten). Op de overeenkomst is de CAO voor Bitumineuze en Kunststof Dakbedekkingsbedrijven van toepassing. Steenmetz voert opdrachten uit voor diverse klanten waaronder Corus. De werkzaamheden betreffen onder meer renovatie- en onderhoudsprojecten. Werknemers van Steenmetz die voor en bij Corus gaan werken, moeten zich niet alleen houden aan de eigen veiligheidsvoorschriften van Steenmetz, maar ook aan de specifieke veiligheidsregels van Corus. Steenmetz heeft daarover enkele jaren geleden na een ongeval afspraken gemaakt met Corus. Op grond van die afspraken mag een werknemer niet bij Corus worden ingezet voordat er door Corus voor die werknemer aan Steenmetz een werkvergunning is afgegeven en Corus een instructie heeft gegeven. De werknemers dienen zich bij aanvang van een werk op een locatie op het terrein van Corus op een daartoe aangewezen plek te melden. Op het hele terrein staan meerdere waarschuwings- en instructieborden ter zake van de meldplicht. Op 14 juli 2005 zou begonnen worden met de uitvoering van werkzaamheden door medewerkers van Steenmetz voor Corus. Op 12 juli 2005 zijn [verweerder] en voorman [voorman] naar de betreffende locatie op het Corus-terrein gegaan. Ze hadden toestemming gekregen van de heer [XX] van Corus om die dag ter plaatse te bekijken welke materialen daarvoor nodig zouden zijn. Aangekomen op die locatie hebben zij zich niet ter plekke gemeld. Zij zijn een grote in werking zijnde machine met bewegende delen opgegaan zonder dit aan de machinist te melden. Na een paar minuten zijn ze van de machine afgekomen. Zij zijn ter plekke aangesproken op hun gedrag door de heer [Manager], manager bij Corus, die hen van die locatie heeft weggestuurd. Zij zijn daarop teruggegaan naar de andere locatie op het terrein om de werkzaamheden die daar werden verricht af te maken. Vervolgens heeft Corus Steenmetz op de hoogte gesteld over dat gedrag van [verweerder] en [voorman] op die locatie bij de machine. Corus heeft [verweerder] in eerste instantie tot einde augustus 2005 de toegang tot het bedrijf ontzegd. Steenmetz heeft sinds dat incident ook zelf als aannemer voorlopig tot eind augustus 2005 geen toegang meer tot de betreffende locatie; Steenmetz en Corus zullen nog in overleg treden over de ontstane situatie en de gevolgen daarvan voor Steenmetz en over de door Steenmetz genomen maatregelen. Op 13 juli 2005 heeft Steenmetz [verweerder] ontslagen op staande voet, welk ontslag schriftelijk is bevestigd. Ook [voorman] is op diezelfde dag op staande voet ontslagen. [verweerder] heeft de nietigheid van het ontslag ingeroepen. In kort geding heeft [verweerder] veroordeling van Steenmetz gevorderd tot toelating van [verweerder] tot zijn werk en tot loondoorbetaling. Het verzoek Steenmetz verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst, voor het geval het dienstverband tussen partijen nog mocht blijken te bestaan. Steenmetz baseert het verzoek primair op een dringende reden en subsidiair op veranderingen in de omstandigheden. Ter toelichting heeft Steenmetz – samengevat – onder meer het volgende gesteld. Steenmetz heeft zelf veiligheid en kwaliteit hoog in het vaandel staan. Zij heeft regelmatig aandacht besteed aan de veiligheidsregels bij Cours en zij heeft haar werknemers, waaronder de ervaren [verweerder] en [voorman], geïnformeerd en geïnstrueerd. Ondanks dat en ondanks de aanwezigheid van de instructieborden over de meldingsplicht op het terrein van Corus, onder meer op de betreffende locatie, hebben [verweerder] en [voorman] de veiligheidsregels overtreden. [XX] had hen wel toestemming gegeven, maar hij had daarbij wel de voorwaarde gesteld dat [verweerder] en [voorman] zich dienden te houden aan de daarvoor geldende procedures. Zij hadden zich dus óók op de locatie moeten melden. Het is bijvoorbeeld bij incidenten van groot belang dat Corus weet wie er op dat moment op de locatie aanwezig waren. Ook moet de machinist van een dergelijke grote en in werking zijnde machine weten dat er mensen op of in de buurt van de machine zijn. Door die meldingen na te laten hebben [verweerder] en [voorman] een gevaarlijke situatie gecreëerd en ze hebben daarmee ook Steenmetz een slechte naam bezorgd bij Corus. Dat er niets is gebeurd doet aan de ernst van de overtredingen niet af. Corus heeft hen niet voor niets de toegang tot die locatie ontzegd en Steenmetz om sancties verzocht tegen hen. Ook tegen Steenmetz zelf heeft Corus een maatregel genomen, waardoor nu een andere aannemer de dakdekkersopdrachten op die locatie uitvoert. Het belang van handhaving van de veiligheidsregels en sanctionering van overtreding van die regels is dan ook groot vanuit het oogpunt van waarborgen van de veiligheid, vanwege de relatie met de grote en strenge klant Corus en vanwege de precedentwerking. Daarnaast heeft [verweerder] al eerder het vertrouwen van Steenmetz beschaamd ter zake van onjuiste declaraties. Steenmetz heeft recht en reden om ontbinding van de arbeidsovereenkomst te verzoeken, voor het geval mocht blijken dat daaraan niet al rechtsgeldig een einde is gekomen. Zo er geen dringende reden voor de ontbinding is, dan moet er een einde komen aan de arbeidsovereenkomst wegens gewijzigde omstandigheden; door het gedrag van [verweerder] is er geen basis meer voor een vruchtbare samenwerking in de toekomst. Het verweer [verweerder] concludeert primair tot afwijzing van het verzoek. Voor het geval de arbeidsovereenkomst toch wordt ontbonden, verzoekt [verweerder] om toekenning van een vergoeding overeenkomstig de kantonrechtersformule met een neutrale correctiefactor. Ter toelichting heeft [verweerder] – samengevat – onder meer het volgende aangevoerd. [verweerder] heeft als dakdekker altijd goed gefunctioneerd. Op 12 juli 2005 hadden [verweerder] en [voorman] van [XX] toestemming gekregen om naar de betreffende locatie te gaan voor een opname. Zij hebben geen onveilige situatie gecreëerd, ze zijn hooguit 2 minuten op de loopbordessen van die machine gebleven om te kunnen bezien hoeveel dakbedekking nodig zou zijn. Wel erkent hij dat toen [Manager] hem vroeg naar zijn werkvergunning, hij zich realiseerde dat hij geen werkvergunning bij zich had en dat hij niet helemaal conform de regels had gehandeld. Er zijn geen calamiteiten gevolgd, noch was hij eerder inzake onveilig handelen gewaarschuwd. Minder vergaande disciplinaire maatregelen zoals vermeld in artikel 14 van de CAO waren op zijn plaats geweest. De maatregelen die Steenmetz nu tegen [verweerder] genomen heeft zijn buitenproportioneel, ook in vergelijking met een ander geval waarin een werknemer van Steenmetz een veiligheidsvoorschrift had overtreden en enkel een boete van € 100,00 kreeg opgelegd. De beoordeling van het verzoek De kantonrechter heeft zich ervan vergewist of het verzoek verband houdt met het bestaan van een opzegverbod als bedoeld in artikel 7:685 lid 1 BW. Daarvan is in dit geval geen sprake. Omtrent de vraag of zich gewichtige redenen voordoen die tot een ontbinding van de arbeidsovereenkomst nopen, wordt het volgende overwogen. Steenmetz heeft voldoende duidelijk gemaakt dat er grote belangen mee gemoeid zijn dat de veiligheidsvoorschriften van haarzelf en die van Corus worden opgevolgd. [verweerder] heeft onvoldoende gemotiveerd betwist dat hem die procedures en veiligheidsvoorschriften afdoende bekend waren. Bovendien heeft hij niet weersproken dat er over het hele terrein van Corus instructieborden staan over de meldplicht, zo ook op de betreffende locatie, en dat bij die machine een bord met meldinstructies en een intercom naar de machinist staan. Door zich niet op die locatie zelf te melden en door die machine te beklimmen zonder dat de machinist van hun aanwezigheid afwist met alle door Steenmetz naar voren gebrachte mogelijke ernstige gevolgen van dien, heeft [verweerder] naar het oordeel van de kantonrechter wel degelijk een onveilige situatie in het leven geroepen. Dat dat gevaar zich niet heeft gerealiseerd is een gelukkige omstandigheid, maar dat doet er niet aan af dat dat wel had kunnen gebeuren. Dat Corus deze kwestie hoog heeft opgenomen is eveneens duidelijk geworden, gezien de maatregelen die zij tegen [verweerder] én Steenmetz heeft genomen. Met zijn wijze van handelen tegen die duidelijke voorschriften in en gelet op de consequenties daarvan heeft [verweerder] Steenmetz een dringende reden gegeven voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst. Met een minder vergaande sanctie als bedoeld in artikel 14 CAO hoefde Steenmetz niet te volstaan. Dat Steenmetz dat bij een andere werknemer wel heeft gedaan, heeft naar de stelling van Steenmetz ermee te maken dat die werknemer een persoonlijk beschermingsmiddel niet had gebruikt, hetgeen van een duidelijk andere orde is dan déze kwestie. [verweerder] heeft die stelling van Steenmetz onvoldoende weerlegd, zodat het verweer van [verweerder] dat Steenmetz in strijd handelt met het gelijkheidsbeginsel niet opgaat, omdat het dus geen gelijke gevallen betreft. Dat [verweerder] eerder is gewaarschuwd is hier níet van belang, omdat die waarschuwing geen betrekking had op een veiligheidsaspect. Er zijn dus voldoende gewichtige redenen de arbeidsovereenkomst op korte termijn te ontbinden. De kantonrechter zal de arbeidsovereenkomst ontbinden tegen 16 september 2005. Gelet op de reden voor de ontbinding is voor toekenning van een vergoeding aan [verweerder] geen plaats. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht behoeft geen bespreking meer, nu dit in het licht van hetgeen in deze beschikking is vastgesteld en overwogen, niet tot een andere beslissing kan leiden. Gezien de aard van de procedure worden de kosten tussen partijen gecompenseerd in die zin dat ieder der partijen de eigen kosten draagt. Beslissing De kantonrechter: ontbindt de arbeidsovereenkomst, voor het geval deze nog tussen partijen bestaat, tegen 16 september 2005; bepaalt dat iedere partij de eigen kosten draagt. Deze beschikking is gegeven door mr. F.J.P. Veenhof en uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum.