Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU2964

Datum uitspraak2005-09-12
Datum gepubliceerd2005-09-21
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200504209/2
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

Bij besluit van 13 oktober 2004 heeft de gemeenteraad van Amsterdam, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 30 september 2004, het bestemmingsplan "Tweede herziening van het bestemmingsplan Noord-Zuidlijn" vastgesteld.


Uitspraak

200504209/2. Datum uitspraak: 12 september 2005 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op verzoeken om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen onder meer: 1.    Stichting Behou Gerard Dou, gevestigd te Amsterdam, 2.    Stichting Monumentenbehoud Nederland, gevestigd te Amsterdam, verzoeksters, en het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 13 oktober 2004 heeft de gemeenteraad van Amsterdam, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 30 september 2004, het bestemmingsplan "Tweede herziening van het bestemmingsplan Noord-Zuidlijn" vastgesteld. Verweerder heeft bij zijn besluit van 26 april 2005, nr. 2004-48270, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan. Tegen dit besluit hebben onder meer verzoekster sub 1 bij brief van 30 juni 2005, bij de Raad van State ingekomen op 6 juli 2005 en verzoekster sub 2 bij brief van 6 juli 2005 bij de Raad van State ingekomen op 7 juli 2005, beroep ingesteld. Verzoekster sub 1 heeft zijn beroep aangevuld bij brief van 28 juni 2005. Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft verzoekster sub 1 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Bij dezelfde brief als waarmee beroep is ingesteld heeft verzoekster sub 2 de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft de verzoeken ter zitting behandeld op 26 augustus 2005, waar verzoeksters sub 1 en sub 2 niet zijn verschenen, en verweerder vertegenwoordigd door mr. K.J.T.M. Hehenkamp, is verschenen. Voorts is de gemeenteraad van Amsterdam, vertegenwoordigd door mr. F. Arents daar gehoord. 2.    Overwegingen 2.1.    Het oordeel van de Voorzitter heeft een voorlopig karakter en is niet bindend in de bodemprocedure. 2.2.    Het plan heeft tot doel het tracégedeelte van Prins Hendrikkade tot Dam en van Spui tot Singelgracht, dat ligt binnen het gebied van het beschermd stadsgezicht, bescherming te geven als bedoeld in artikel 36, eerste lid van de Monumentenwet 1988. Het plan voorziet daartoe uitsluitend in een aanvulling van de voorschriften behorende bij het bestemmingsplan "Noord-Zuidlijn", met betrekking tot de relevante delen van de plankaart met een zestal artikelgedeelten waarin nadere eisen- en vrijstellingsregelingen zijn opgenomen in het belang en behoud van het beschermd stadsgezicht. 2.3.    Verzoeksters sub 1 en sub 2 voeren samengevat ter motivering van hun verzoeken bezwaren aan tegen de aanleg van de Noord-Zuidlijn als zodanig, de onvoldoende bescherming van het historisch stadsgezicht en het niet meer van toepassing zijn van het geldende bestemmingsplan "Noord-Zuidlijn" alsmede de eerste herziening van laatstgenoemd plan. 2.4.    De gemeenteraad heeft zich ter zitting op het standpunt gesteld dat het voorliggende plan door middel van een aantal aanvullende artikelen en in lijn met een uitspraak van de rechtbank Amsterdam voorziet in mogelijke leemten met betrekking tot het beschermd stadsgezicht. Tevens wijst de raad erop dat in twee andere bestemmingsplannen met betrekking tot delen van de Noord-Zuidlijn eveneens een vergelijkbare beschermende regeling is opgenomen. 2.5.    Verweerder heeft geen reden gezien de voorschriften in strijd met een goede ruimtelijke ordening of het recht te achten en heeft deze goedgekeurd. 2.6.    Verzoeksters sub 1 en sub 2 hebben niet aannemelijk gemaakt dat de inwerkingtreding van de voorliggende bepalingen zal leiden tot nadelige ontwikkelingen voor het behoud van het beschermd stadgezicht. In aanmerking genomen de vele bouwwerkzaamheden die ter uitvoering van het in rechte onaantastbare bestemmingsplan "Noord-Zuidlijn" reeds plaatsvinden is er  belang bij een spoedige inwerkingtreding van de betrokken artikelen. Wat betreft het aangevoerde voor het overige stelt de Voorzitter vast dat de aanleg van de Noord-Zuidlijn is vastgelegd in de reeds in werking getreden bestemmingsplannen.       In hetgeen verzoeksters sub 1 en sub 2 overigens nog hebben aangevoerd ziet de Voorzitter evenmin aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening. 2.7.    De verzoeken komen niet voor inwilliging in aanmerking. 2.8.       Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: wijst de verzoeken af Aldus vastgesteld door mr. J.A.W. Scholten-Hinloopen, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. R.D. van Onselen, ambtenaar van Staat. w.g. Scholten-Hinloopen    w.g. Van Onselen Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 12 september 2005 178-----.