Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU2997

Datum uitspraak2005-09-21
Datum gepubliceerd2005-09-21
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200502181/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 26 januari 2005, kenmerk Gse/2005-1672, heeft verweerder krachtens de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (hierna: Wvo) voor een periode van vijf jaar aan de gemeente Nijmegen vergunning verleend voor het lozen van niet-verontreinigd bronneringswater op oppervlaktewater, waarbij het bronneringswater afkomstig is van bronbemalingen ten behoeve van werkzaamheden in het plangebied Waalsprong. Dit besluit is op 21 oktober 2004 ter inzage gelegd.


Uitspraak

200502181/1. Datum uitspraak: 21 september 2005 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellant], wonend te [woonplaats], en het college van dijkgraaf en heemraden van het waterschap Rivierenland, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 26 januari 2005, kenmerk Gse/2005-1672, heeft verweerder krachtens de Wet verontreiniging oppervlaktewateren (hierna: Wvo) voor een periode van vijf jaar aan de gemeente Nijmegen vergunning verleend voor het lozen van niet-verontreinigd bronneringswater op oppervlaktewater, waarbij het bronneringswater afkomstig is van bronbemalingen ten behoeve van werkzaamheden in het plangebied Waalsprong. Dit besluit is op 21 oktober 2004 ter inzage gelegd. Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 14 maart 2005, bij de Raad van State ingekomen op 15 maart 2005, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 11 april 2005. Bij brief van 9 mei 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 augustus 2005, waar appellant, in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door mr J.T.G.M. van Dinther en ing. J.M. Segers, beide ambtenaar van het waterschap zijn verschenen. Als partij is gehoord vergunninghouder, vertegenwoordigd door mr B.J.L. Cornielje en J.G. van Uden, beide ambtenaar van de gemeente, en het college van gedeputeerde staten van Gelderland, vertegenwoordigd door A. Hager-Hiemstra en ing. C. Visser, beide ambtenaar van de provincie. 2.    Overwegingen 2.1.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft. 2.2.    De Afdeling stelt voorop dat zij in deze procedure uitsluitend bevoegd is te oordelen over het besluit van 26 januari 2005. 2.3.    Appellant vreest dat verontreinigd grondwater zal worden geloosd, waardoor het ontvangende oppervlaktewater niet meer geschikt zal zijn voor drenking van zijn vee. Daartoe wijst hij er op dat in de directe omgeving van de bemalingsputten verontreinigingen zijn vastgesteld van de bodem en van het grondwater, met name ter plaatse van het voormalige Philips terrein. Zijn betoog komt er op neer dat vanwege die verontreinigingen niet kan worden voldaan aan de in de vergunning opgenomen eis dat het water dat geloosd wordt niet verontreinigd is. 2.4.    Ingevolge artikel 1, eerste lid, van de Wvo is het verboden zonder vergunning met behulp van een werk afvalstoffen, verontreinigende stoffen of schadelijke stoffen, in welke vorm ook, te brengen in oppervlaktewateren. Ingevolge het vijfde lid worden aan een vergunning voorschriften verbonden tot bescherming van de belangen, waarvoor het vereiste van vergunning is gesteld. 2.5.    Verweerder heeft het besluit gebaseerd op het bij de aanvraag gevoegde rapport "Bemalingen en lozingen Waalsprong" van 7 juli 2004. Volgens dat rapport is het grondwater in het plangebied op verschillende plaatsen verontreinigd. In het rapport is weergegeven hoe de aanvrager tracht te voorkomen dat verontreinigd bemalingswater wordt geloosd op oppervlaktewater.    Ter bescherming van de kwaliteit van het oppervlaktewater heeft verweerder in het bestreden besluit voorschriften opgenomen. In voorschrift 1 is bepaald dat uitsluitend niet-verontreinigd bronneringswater mag worden geloosd op oppervlaktewater. In voorschrift 4 zijn onder andere eisen gesteld aan het debiet en aan de samenstelling van het te lozen bronneringswater. In dat voorschrift is verder bepaald dat indien niet kan worden voldaan aan de gestelde lozingseisen, de vergunninghouder maatregelen en voorzieningen dient te treffen die ter goedkeuring aan het bevoegd gezag dienen te worden voorgelegd.    Verweerder stelt zich op het standpunt dat de kwaliteit van het oppervlaktewater niet wordt aangetast, indien wordt voldaan aan de in de vergunning gestelde doel- en middelvoorschriften ter bescherming van de kwaliteit van het ontvangend oppervlaktewater. 2.6.    De Afdeling overweegt het volgende. Appellant heeft de lozingseisen als zodanig niet betwist. De Afdeling ziet evenmin aanleiding om te twijfelen aan de juistheid van die normen, zodat er van moet worden uitgegaan dat water dat aan die lozingseisen voldoet, niet verontreinigd is. Appellant voert geen feiten of omstandigheden aan die een aanknopingspunt bieden om aan te nemen dat niet aan de lozingseisen kan worden voldaan. Gezien de maatregelen en voorzieningen uit het rapport "Bemalingen en lozingen Waalsprong" en de in verband daarmee aan de vergunning verbonden voorschriften is naar het oordeel van de Afdeling voldoende gewaarborgd dat bronneringswater dat verontreinigd is niet zal worden geloosd op oppervlaktewater. Het betoog van appellant treft geen doel. 2.7.    Het beroep is ongegrond. 2.8.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. drs. M.A.G. Stolker, ambtenaar van Staat. w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd    w.g. Stolker Lid van de enkelvoudige kamer    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 21 september 2005 157-495.