Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU3000

Datum uitspraak2005-09-21
Datum gepubliceerd2005-09-21
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - meervoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200408614/1
Statusgepubliceerd


Indicatie

Bij besluit van 25 maart 2004 heeft de gemeenteraad van Kampen, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 februari 2004, het bestemmingsplan "Hanzewijk fase 1 (appartementencomplex)" vastgesteld.


Uitspraak

200408614/1. Datum uitspraak: 21 september 2005 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak in het geding tussen: [appellanten], wonend te [woonplaats], en het college van gedeputeerde staten van Overijssel, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 25 maart 2004 heeft de gemeenteraad van Kampen, op voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 17 februari 2004, het bestemmingsplan "Hanzewijk fase 1 (appartementencomplex)" vastgesteld. Verweerder heeft bij zijn besluit van 7 september 2004, kenmerk RWB/2004/1231, beslist over de goedkeuring van het bestemmingsplan. Tegen dit besluit hebben appellanten bij brief van 22 oktober 2004, bij de Raad van State ingekomen op 22 oktober 2004, beroep ingesteld. Bij brief van 22 december 2004 heeft verweerder een verweerschrift ingediend. De Stichting Advisering Bestuursrechtspraak voor Milieu en Ruimtelijke Ordening heeft een deskundigenbericht uitgebracht, gedateerd 11 april 2005 (hierna: het deskundigenbericht). Partijen zijn in de gelegenheid gesteld daarop te reageren. Na afloop van het vooronderzoek zijn nadere stukken ontvangen van de gemeenteraad van Kampen. Deze zijn aan de andere partijen toegezonden. De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 12 augustus, waar appellanten, in persoon en bijgestaan door mr. V. Agema en mr. F.W. Töller, en verweerder, vertegenwoordigd door T. Drint, ambtenaar van de provincie, zijn verschenen. Voorts is daar gehoord de gemeenteraad van Kampen, vertegenwoordigd door J.T.M. Piederiet, wethouder, en P. Kamman en J. Scholten, ambtenaren van de gemeente. 2.    Overwegingen Overgangsrecht 2.1.    Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft. Toetsingskader 2.2.    Aan de orde is een geschil inzake een besluit omtrent de goedkeuring van een bestemmingsplan. Ingevolge artikel 28, tweede lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening in samenhang met artikel 10:27 van de Algemene wet bestuursrecht rust op verweerder de taak om - in voorkomend geval mede op basis van de ingebrachte bedenkingen - te bezien of het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij dient hij rekening te houden met de aan de gemeenteraad toekomende vrijheid om bestemmingen aan te wijzen en voorschriften te geven die de raad uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. Daarnaast heeft verweerder er op toe te zien dat het plan en de totstandkoming daarvan niet in strijd zijn met het recht. De Afdeling kan slechts tot vernietiging van het besluit omtrent goedkeuring van het plan overgaan, indien moet worden geoordeeld dat verweerder de aan hem toekomende beoordelingsmarges heeft overschreden, dan wel dat hij het recht anderszins onjuist heeft toegepast. Procedurele aspecten 2.3.    [appellanten] voeren aan dat de omschrijving van de inhoud van het bestemmingsplan bij de kennisgeving van 14 september 2004 in   "De Brug" inzake de goedkeuring van het bestemmingsplan niet correct is vermeld. Ten onrechte wordt volgens hen in de kennisgeving gesuggereerd dat de ijsbaan als gevolg van het bestemmingsplan in de huidige vorm blijft gehandhaafd. Daarnaast geeft de kennisgeving geen blijk van de als gevolg van het plan noodzakelijke verplaatsing van het clubgebouw. 2.3.1.    De Afdeling overweegt dat het bezwaar betrekking heeft op een mogelijke onregelmatigheid van na de datum van het bestreden besluit en reeds om die reden de rechtmatigheid van het besluit niet kan aantasten. Deze mogelijke onregelmatigheid kan geen grond vormen voor de vernietiging van het bestreden besluit. Deze grief van appellanten faalt derhalve.     Het standpunt van appellanten 2.4.    [appellanten] stellen in beroep dat verweerder ten onrechte goedkeuring heeft verleend aan het bestemmingsplan. 2.4.1.    Zij stellen dat aan het bestemmingsplan oneigenlijke motieven ten grondslag liggen en dat verweerder bij het nemen van het bestreden besluit vooringenomen was. Voorts dient het speelveld, dat volgens hen tot de groene long van Kampen behoort, behouden te blijven. Appellanten stellen daartoe dat het speelveld beeldbepalend is en dat onvoldoende speelgelegenheid over blijft. Zij bestrijden de stelling van de gemeenteraad dat speelgelegenheid op het ijsbaanterrein een alternatief vormt. Het speelterrein in Hanzewijk ligt tevens ongunstig voor de jeugd van Hagenbroek, aldus appellanten. Daarnaast hebben zij bezwaar tegen het dempen van de waterlopen, die beeldbepalend zijn. Zij stellen verder dat het appartementengebouw geïsoleerd komt te liggen. Ten slotte zal als gevolg van het bestemmingsplan de structurele wateroverlast in de wijk Hagenbroek toenemen, aldus appellanten. Het rapport dat is opgesteld om de gevolgen van het bestemmingsplan voor de waterhuishouding in kaart te brengen is volgens appellanten onjuist en achterhaald. Het standpunt van verweerder 2.5.      Verweerder heeft het bestemmingsplan niet in strijd geacht met een goede ruimtelijke ordening en heeft het goedgekeurd. Verweerder stelt dat aan het plan een goede ruimtelijke onderbouwing ten grondslag ligt en dat van oneigenlijke argumenten voor de bouw van het appartementencomplex niet kan worden gesproken. Hij bestrijdt in dit verband de stelling van appellanten dat financiële belangen de doorslag hebben gegeven bij het in procedure brengen van het plan, nu de gemeenteraad zorgvuldig alle belangen in de afweging heeft betrokken. Voorts ontkent verweerder dat de afspraken die met de gemeente Kampen zijn gemaakt over de beoordeling van bepaalde projecten en plannen leiden tot vooringenomenheid bij de beoordeling van dit bestemmingsplan. Wat betreft het speelveld stelt verweerder dat genoeg speelvoorzieningen in Hagenbroek aanwezig blijven, ook gedurende de periode dat het terrein van de ijsbaan daarvoor niet geschikt is. Het speelterrein in Hanzewijk is daarnaast in elk geval voor de oudere kinderen te bereiken, aldus verweerder. Hij stelt voorts dat het groen in de wijk Hagenbroek niet is aangewezen als onderdeel van de hoofdgroenstructuur van Kampen, waarvan bescherming en instandhouding essentieel is. Het verlies van groen en het dempen van sloten is volgens verweerder derhalve aanvaardbaar. Verder zal volgens verweerder als gevolg van de bouw van het appartementencomplex een ruimtelijke en verkeerskundige verbinding tussen de wijken Hagenbroek en Hanzewijk worden bewerkstelligd, waarbij het complex ruimtelijk gezien deel gaat uitmaken van Hanzewijk. Van een geïsoleerde ligging kan dus niet worden gesproken, aldus verweerder. Ten slotte kan op basis van het onderzoek naar de waterhuishouding als gevolg van het bestemmingsplan geconcludeerd worden dat het plan niet zal leiden tot een toeneming van de wateroverlast in Hagenbroek. Vaststelling van de feiten 2.6.        Bij haar oordeelsvorming gaat de Afdeling uit van de volgende als vaststaand aangenomen gegevens. 2.6.1.    Met het bestemmingsplan wordt voorzien in de bouw van een appartementencomplex tussen de ijsbaan en het sportcomplex aan de Beneluxlaan te Kampen. Hiervoor dient het gebouw van de ijsbaanvereniging te worden verplaatst en moeten de overige opstallen verdwijnen. Het bestemmingsplan vormt de eerste fase van de herstructurering van Hanzewijk, waarbij bestaande woningen worden gesloopt en nieuwe gebouwd. 2.6.2.    Ingevolge artikel 2:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vervult het bestuursorgaan zijn taak zonder vooringenomenheid. In artikel 2:4, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht is bepaald dat het bestuursorgaan ertegen waakt dat tot het bestuursorgaan behorende of daarvoor werkzame personen die een persoonlijk belang bij een besluit hebben, de besluitvorming beïnvloeden.    In het kader van de Regeling "Ruimte voor Ruimte" zijn tussen het gemeentebestuur van Kampen en verweerder afspraken gemaakt waarbij door verweerder is toegezegd dat bij de beoordeling van projecten en plannen op grond van de genoemde Regeling een positieve grondhouding betracht zal worden. 2.6.3.    In de plantoelichting is gesteld dat de redenen voor herstructurering van Hanzewijk liggen in de vergrijsde bevolkingssamenstelling, de eenzijdige woningvoorraad, een te laag woontechnisch niveau en onvoldoende capaciteit om nieuwe doelgroepen aan te trekken. De doelstellingen van de herstructurering zijn dan ook het oplossen van de leefbaarheidsproblematiek in de brede zin van het woord, het behouden van de primaire doelgroep en het vergroten van het aantal voor senioren geschikte woningen. Als gevolg van de in dit bestemmingsplan voorziene bouw van een appartementencomplex, dat geschikt wordt gemaakt voor bewoning door senioren en waarin ruimte is gereserveerd voor zorgvoorzieningen, kunnen de oudere bewoners van de Hanzewijk vóór de grootschalige sloop van Hanzewijk meteen doorstromen naar nieuwbouw en hoeven zij maar één keer te verhuizen.    Voorts is in de plantoelichting gesteld dat gekozen is voor een locatie van het appartementencomplex in Hagenbroek, omdat Hanzewijk en Hagenbroek op deze wijze met elkaar verbonden worden. Het complex komt in het verlengde te liggen van één van de ruimtelijke dragers van Hanzewijk, de dr. Damstraat. De kop van het complex is gericht op het groene plein dat langs de dr. Damstraat ligt. Het appartementencomplex sluit als het ware deze open zone af, waardoor het ruimtelijke beeld wordt gecreëerd dat het complex deel uitmaakt van Hanzewijk. Voorts worden bij de ontwikkeling van het plangebied ook een fiets- en een voetpad aangelegd, waardoor beide wijken ook verkeerskundig met elkaar worden verbonden.    Het appartementengebouw wordt gebouwd op het perceel waaraan in het bestemmingsplan de bestemming "Meergezinshuizen" is toegekend. Tevens is aan dit perceel de aanduiding "zorgvoorzieningen toegestaan" gegeven. Ingevolge artikel 3, lid A, van de planvoorschriften zijn de gronden aangewezen voor "Meergezinshuizen" bestemd voor gestapelde woningen, alsmede, voorzover de gronden zijn aangeduid met "zorgvoorzieningen toegestaan", voor zorgvoorzieningen met daarbij behorende bergingen, andere bouwwerken, tuinen, erven en parkeer- en groenvoorzieningen. De maximale hoogte van de gebouwen mag 20 meter bedragen. Inmiddels is een bouwplan ingediend voor 86 appartementen in een V-vormig gebouw, waarbij de kop van het gebouw is gericht op de dr. Damstraat in Hanzewijk.    In het deskundigenbericht is gesteld dat het appartementencomplex, zoals het bestemmingsplan dat mogelijk maakt, is betrokken op de Hanzewijk. Dit ondanks de lagere ligging en de scheiding door de Beneluxlaan. Uit het ingediende bouwplan blijkt dat daaraan ook daadwerkelijk invulling wordt gegeven, aldus het deskundigenbericht. 2.6.4.    In de plantoelichting is gesteld dat het appartementencomplex optimaal wordt ingepast tussen het bestaande groen van het sportpark en de ijsbaan. Het groene gedeelte waarop het complex wordt gebouwd, wordt momenteel beperkt recreatief gebruikt als speelveld. Het is de bedoeling dat deze functie later op het terrein van de ijsbaan mogelijk wordt gemaakt.    In het Groenstructuurplan van 14 juni 2000 van de gemeente Kampen zijn een hoofdstructuur en substructuur aangewezen als onderdelen van het gebied waarvoor de bescherming en instandhouding van de groenstructuur essentieel is. Voorts zijn grote groenvlakken opgenomen. Het plangebied is niet aangewezen als onderdeel van de hoofd- of substructuur van het groen en grenst daar ook niet aan. Evenmin maakt het gebied deel uit van grote groenvlakken. De aangrenzende ijsbaan en het atletiekcomplex behoren wel tot de laatste categorie.    In het deskundigenbericht is gesteld dat niet gebleken is dat het speelveld waarop het appartementencomplex gebouwd wordt een bijzondere landschappelijke, ecologische of recreatieve waarde heeft. Voorts is het mogelijk bij de herinrichting van de ijsbaan een gedeelte van ongeveer   1700 m² te verharden ten behoeve van buurtactiviteiten en voor gebruik als speelveld. Los daarvan kan de ijsbaan in de maanden april tot november worden opengesteld voor jeugd die op gras wil voetballen. Tevens is in het deskundigenbericht gesteld dat aan de ds. Overduinhof in Hagenbroek zich een speelveld bevindt van 35 bij 35 meter en dat bij mogelijke scholenbouw zal worden voorzien in de aanleg van een openbaar trapveld en een speelplaats. Verder zal in Hanzewijk nabij het centrum in een speelplek worden voorzien. Het kruispunt bij de Beneluxweg zal dan wel moeten worden overgestoken door de kinderen. 2.6.5.    Door Ingenieursbureau Witteveen en Bos is een riolerings- en waterhuishoudingsplan voor Hanzewijk opgesteld. Het rapport is gedateerd op 23 oktober 2003. Hierin worden de te verwachten effecten van de voorgenomen herstructurering van Hanzewijk op de waterhuishouding weergegeven. De mogelijkheden die het aan de orde zijnde bestemmingsplan biedt, vormen fase 1 van deze herstructurering. In het kader van de goedkeuring van dit bestemmingsplan is door verweerder aan de gemeenteraad verzocht te voorzien in een vergelijking van de toekomstige en de bestaande waterhuishoudkundige situatie in het plangebied en omgeving. Vervolgens heeft Ingenieursbureau Witteveen en Bos concreet onderzoek gedaan naar de gevolgen van het bestemmingsplan op de waterhuishouding ter plaatse. In het rapport van 26 augustus 2004, dat naar aanleiding van dit onderzoek is uitgebracht, is geconcludeerd dat het verhard oppervlak in de wijk zal toenemen als gevolg van het bestemmingsplan. Verder zullen twee duikers aangelegd worden langs de dr. Kolfflaan en de atletiekbaan, hetgeen betekent dat een deel van de bestaande watergangen gedempt zal worden. Doordat de watergang langs de Rondweg verruimd wordt tot ongeveer 18 meter breed, zal het oppervlak open water toenemen. De waterhuishoudkundige situatie is wat betreft gebiedsafvoer en peilstijgingen vergelijkbaar met die in de bestaande situatie. Door de aanleg van een ruime duiker langs de dr. Kolfflaan en de verruiming van de watergang langs de Rondweg wordt het dempen van de bestaande watergangen en de toename van de verharding voldoende gecompenseerd.    In het deskundigenbericht is gesteld dat als gevolg van het bestemmingsplan een aantal ingrepen van invloed is op de waterhuishoudkundige situatie. Dit zijn de toename van het verhard oppervlak, de wijziging in het aandeel oppervlaktewater door verlegging van de ijsbaan met 20 meter (richting de dr. Kolfflaan) en de aanleg van duikers, de aansluiting op het gemengd rioolstelsel van de wijk Hagenbroek voor het huishoudelijk afvalwater van het appartementencomplex, de afkoppeling van enkele straatkolken aan de dr. Kolfflaan en Toon Slurinkhof van het gemengd rioolstelsel van de wijk Hagenbroek en lozing rechtstreeks op het oppervlaktewater. In het deskundigenbericht wordt geconcludeerd dat als gevolg van het bestemmingsplan geen merkbare verslechteringen dan wel verbeteringen zullen optreden.    Door het Waterschap Groot-Salland is met het waterhuishoudingsplan ingestemd. Het oordeel van de Afdeling 2.7.    Gelet op de in de overwegingen 2.6.3. en 2.6.4. neergelegde passages uit de plantoelichting heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het bestemmingsplan in procedure is gebracht na afweging van verschillende bij het plan betrokken belangen. Niet is gebleken van oneigenlijke motieven die ten grondslag liggen aan het bestemmingsplan. Hierbij wordt opgemerkt dat de omstandigheid dat oudere bewoners van Hanzewijk als gevolg van het bestemmingsplan maar één keer hoeven te verhuizen - door appellanten als oneigenlijk motief genoemd - slechts één van de argumenten is die in de belangenafweging een rol hebben gespeeld. Verweerder heeft zich voorts in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het creëren van een verkeerstechnische verbinding tussen beide wijken een belang is dat dient te worden meegewogen. De omstandigheid dat reeds een dergelijke verbinding op een andere plaats bestaat, maakt de behoefte hieraan op deze plaats niet anders. Verder hebben appellanten niet aannemelijk gemaakt dat financiële belangen de doorslag hebben gegeven voor het in procedure brengen van het plan. 2.7.1.    Ingevolge artikel 2:4, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht vervult het bestuursorgaan zijn taak zonder vooringenomenheid. Uit de afspraken die tussen de gemeente Kampen en verweerder in het kader van de Regeling "Ruimte voor Ruimte" zijn gemaakt kan naar het oordeel van de Afdeling niet worden afgeleid dat verweerder bij het nemen van het bestreden besluit vooringenomen was. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat ter zitting door verweerder en de gemeenteraad onweersproken is gesteld dat het aan de orde zijnde bestemmingsplan nooit in relatie is gebracht met bovengenoemde afspraken. Daarbij is van belang dat de genoemde Regeling geen betrekking heeft op specifieke locaties en dat deze voor alle gemeenten binnen de provincie geldt. 2.7.2.    Verweerder heeft zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat geen doorslaggevende betekenis hoefde te worden toegekend aan het verdwijnen van het speelveld. Gebleken is dat er in Hagenbroek nog andere speelmogelijkheden zijn en dat voor de oudere kinderen, voor wie blijkens het Groenstructuurplan een tekort is aan voorzieningen op buurt- en wijkniveau, tevens de mogelijkheid bestaat om gebruik te maken van het speelveld dat in Hanzewijk zal worden aangelegd. Niet aannemelijk is dat voor hen het kruispunt op de Beneluxlaan een belemmering vormt. Overigens heeft de gemeenteraad ter zitting aangegeven bereid te zijn om zorg te dragen voor een extra compensatie voor het verdwijnen van het speelveld in de vorm van een openbaar speelveld ter plaatse van een nieuw te bouwen scholencomplex. Wat betreft het verdwijnen van het groen door het gebruik van het huidige speelveld voor de bouw van het appartementencomplex en het dempen van een sloot, heeft verweerder, op basis van het Groenstructuurplan en gelet op hetgeen het plan mogelijk maakt, in redelijkheid geen aanleiding hoeven zien om aan de aantasting van het groen in het plangebied doorslaggevende betekenis toe te kennen. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat het appartementencomplex optimaal zal worden ingepast tussen het bestaande groen van het sportpark en de ijsbaan. Tevens acht de Afdeling van belang dat het plangebied in het Groenstructuurplan niet is aangewezen als onderdeel van de hoofd- of substructuur van het groen en daar ook niet aan grenst. Tenslotte wordt hierbij in aanmerking genomen dat in het deskundigenbericht is gesteld dat niet gebleken is dat het speelveld waarop het appartementencomplex gebouwd wordt een bijzondere landschappelijke, ecologische of recreatieve waarde heeft. 2.7.3.    Gelet op hetgeen in overweging 2.6.3. is overwogen, is niet gebleken dat het appartementencomplex geïsoleerd komt te liggen. Hierbij wordt in aanmerking genomen dat één van de doelstellingen van het bestemmingsplan is een verbinding van de wijken Hanzewijk en Hagenbroek tot stand te brengen. Tevens wordt hierbij van belang geacht dat beide wijken ter plaatse ook verkeerskundig met elkaar zullen worden verbonden en dat het appartementencomplex is betrokken op de Hanzewijk. 2.7.4.    Vastgesteld kan worden dat het door Ingenieursbureau Witteveen en Bos opgestelde riolerings- en waterhuishoudingsplan niet alleen ziet op hetgeen het aan de orde zijnde bestemmingsplan in de vorm van fase 1 van de herstructurering van Hanzewijk mogelijk maakt, maar ook op hetgeen in de fasen 2 tot en met 6 van deze herstructurering mogelijk wordt gemaakt. De mogelijke gevolgen van de uitvoering van fase 2 tot en met 6 staan in deze procedure niet ter beoordeling. In deze procedure zijn slechts relevant de gevolgen van hetgeen dit bestemmingsplan mogelijk maakt. Voorzover appellanten zich in hun beroep richten tegen de gevolgen van de herstructurering van Hanzewijk in de fasen 2 tot en met 6 kan hieraan thans dan ook niet worden toegekomen. Ook de gevolgen van mogelijke toekomstige ontwikkelingen voor de waterhuishouding, zoals de bouw van een nieuw scholencomplex, staan hier niet ter beoordeling. Tevens wordt opgemerkt dat het in het kader van deze procedure niet noodzakelijk is een studie te verrichten naar de huidige problematiek ten aanzien van de waterhuishouding in de wijk Hagenbroek. Het aan de orde zijnde bestemmingsplan heeft niet mede tot doel het oplossen van de problemen met de waterhuishouding in deze wijk en de taak van verweerder strekt in dit verband niet verder dan in het kader van de beslissing omtrent goedkeuring van dit bestemmingsplan te bezien in hoeverre als gevolg van het plan mogelijk een verslechtering van de waterhuishouding ter plaatse optreedt.    Gelet op de rapporten van Ingenieursbureau Witteveen en Bos, gelet op het deskundigenbericht en de omstandigheid dat het Waterschap Groot-Salland heeft ingestemd met het waterhuishoudingsplan in aanmerking genomen, is niet aannemelijk dat als gevolg van het aan de orde zijnde bestemmingsplan de waterhuishoudkundige situatie in de wijk Hagenbroek zal verslechteren. In hetgeen appellanten in dit verband hebben aangevoerd ziet de Afdeling evenmin aanleiding om de conclusies in de rapporten van Ingenieursbureau Witteveen en Bos onjuist te achten. Conclusie 2.8.        Gezien het vorenstaande heeft verweerder zich in redelijkheid op het standpunt kunnen stellen dat het plan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. In hetgeen appellanten hebben aangevoerd, ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat het bestreden besluit anderszins is voorbereid of genomen in strijd met het recht. Hieruit volgt dat verweerder terecht goedkeuring heeft verleend aan het plan. Het beroep is ongegrond. Proceskostenveroordeling 2.9.    Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. 3.    Beslissing De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State Recht doende in naam der Koningin: verklaart het beroep ongegrond. Aldus vastgesteld door mr. M. Oosting, Voorzitter, en mr. H.Ph.J.A.M. Hennekens en mr. J.G.C. Wiebenga, Leden, in tegenwoordigheid van mr. V. van Dorst, ambtenaar van Staat. w.g. Oosting    w.g. Van Dorst Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 21 september 2005 357-445.