
Jurisprudentie
AU3003
Datum uitspraak2005-09-21
Datum gepubliceerd2005-09-21
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200502184/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-09-21
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200502184/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Bij besluit van 2 februari 2005, kenmerk MW2004.18636, heeft verweerder aan de gemeente Nijmegen een vergunning onder voorschriften ingevolge de Grondwaterwet verleend voor het onttrekken van grondwater ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied "de Waalsprong" in Nijmegen.
Uitspraak
200502184/1.
Datum uitspraak: 21 september 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak in het geding tussen:
[appellant], wonend te [woonplaats],
en
het college van gedeputeerde staten van Gelderland,
verweerder.
1. Procesverloop
Bij besluit van 2 februari 2005, kenmerk MW2004.18636, heeft verweerder aan de gemeente Nijmegen een vergunning onder voorschriften ingevolge de Grondwaterwet verleend voor het onttrekken van grondwater ten behoeve van de ontwikkeling van het plangebied "de Waalsprong" in Nijmegen.
Tegen dit besluit heeft appellant bij brief van 14 maart 2005, bij de Raad van State ingekomen op 15 maart 2005, beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 11 april 2005.
Bij brief van 17 mei 2005 heeft verweerder een verweerschrift ingediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 31 augustus 2005, waar appellant, in persoon, en verweerder, vertegenwoordigd door A. Hager-Hiemstra en ing. C. Visser, ambtenaren van de provincie zijn verschenen.
Als partij is gehoord vergunninghouder, vertegenwoordigd door mr B.J.L. Cornielje en J.G. van Uden, ambtenaren van de gemeente, en het college van dijkgraaf en heemraden van waterschap Rivierenland, vertegenwoordigd door mr J.T.G.M. van Dinther en ing. J.M. Segers, beide ambtenaar van het waterschap.
2. Overwegingen
2.1. Op 1 juli 2005 zijn de Wet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb en de Aanpassingswet uniforme openbare voorbereidingsprocedure Awb in werking getreden. Uit het daarbij behorende overgangsrecht volgt dat het recht zoals dat gold vóór de inwerkingtreding van deze wetten op dit geding van toepassing blijft.
2.2. De Afdeling stelt voorop dat zij in deze procedure uitsluitend bevoegd is te oordelen over het besluit van 2 februari 2005.
2.3. De onderhavige vergunning heeft betrekking op de periode 1 januari 2005 tot en met 31 december 2008. In deze periode zullen bronbemalingen worden uitgevoerd in de woonvlekken 11, 16, 20, 28, 61 en in dorp Lent.
2.4. Artikel 14, eerste lid van de Grondwaterwet bepaalt, voorzover hier van belang, dat het verboden is grondwater te onttrekken, tenzij daarvoor door gedeputeerde staten een vergunning is verleend.
In het tweede lid van dit artikel is, voorzover hier van belang, bepaald dat aan de vergunning voorschriften kunnen worden verbonden ter bescherming van bij het grondwaterbeheer betrokken belangen.
2.5. De Afdeling begrijpt het beroep van appellant aldus dat hij vreest dat verontreinigd grondwater wordt onttrokken uit het voormalig Philips terrein waar de bodem verontreinigd is en dat dit vervolgens wordt geloosd op het oppervlaktewater. Hij vreest daarbij dat het oppervlaktewater zodanig wordt verontreinigd, dat het niet meer geschikt is voor veedrenking.
2.6. De Afdeling overweegt dat het beroep van appellant zich niet richt tegen de gevolgen van het onttrekken van grondwater voor de omgeving doch ziet op de kwaliteit van het te onttrekken grondwater. De beroepsgrond betreft aldus geen belang als bedoeld in artikel 14 van de Grondwaterwet en kan daarom in deze procedure niet aan de orde komen.
Of het hier vanuit een waterkwaliteitsoogpunt is toegestaan om het grondwater te lozen op oppervlaktewater is door het college van dijkgraaf en heemraden van het waterschap Rivierenland beoordeeld in het kader van een aanvraag van de gemeente Nijmegen om een vergunning krachtens de Wet verontreiniging oppervlaktewateren. Bij uitspraak van de Afdeling van heden, zaaknr. 200502181/1, is het beroep van appellant tegen die vergunning ongegrond verklaard.
2.7. Het beroep is ongegrond.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
verklaart het beroep ongegrond.
Aldus vastgesteld door mr. W.C.E. Hammerstein-Schoonderwoerd, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. drs. M.A.G. Stolker, ambtenaar van Staat.
w.g. Hammerstein-Schoonderwoerd w.g. Stolker
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 21 september 2005
157-495.