Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU3019

Datum uitspraak2005-09-21
Datum gepubliceerd2005-09-21
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRechtbank Utrecht
ZaaknummersSBR 05/2611 VV
Statusgepubliceerd
SectorVoorzieningenrechter


Indicatie

De voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht staat de inpandige sloop van Kleine Haag 1-3 toe. Het verzoek om de sloopwerkzaamheden op te schorten is afgewezen. De voorzieningenrechter overweegt dat een sloopvergunning in beginsel alleen kan worden geweigerd als er sprake is van één van de in de Bouwverordening genoemde weigeringsgronden. Hiervan is geen sprake. Een sloopvergunning voor panden in een beschermd stadsgezicht kan ook worden geweigerd wanneer een bouwvergunning is vereist voor het in de plaats van het te slopen bouwwerk op te richten bouwwerk, maar deze vergunning nog niet is aangevraagd. De voorzieningenrechter oordeelt echter dat er hier geen sprake is van een bouwwerk dat in de plaats van het te slopen bouwwerk wordt opgericht. Ook acht de voorzieningenrechter van belang dat de sloop geen gevolgen heeft voor het stadsgezicht omdat het hier een inpandige sloop betreft.


Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT Sector bestuursrecht Reg. nr.: SBR 05/2611 VV Uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Utrecht, in het geding tussen: [verzoekster], wonende te Amersfoort, verzoekster, en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amersfoort, verweerder. 1. INLEIDING 1.1 Het verzoek heeft betrekking op het besluit van verweerder van 5 september 2005, waarbij aan Centrum Maliebaan vergunning is verleend voor het gedeeltelijk (inpandig) slopen van het gebouw plaatselijk bekend Kleine Haag 1-3 te Amersfoort. 1.2 Het verzoek is op 19 september 2005 ter zitting behandeld, waar verzoekster in persoon is verschenen, bijgestaan door mr. M. Ras, advocaat te Amersfoort. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. T.P. Grünbauer, werkzaam bij de gemeente Amersfoort. Namens vergunninghouder is [belanghebbende] ter zitting verschenen. 2. OVERWEGINGEN 2.1 Ingevolge artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan, indien tegen een besluit bij de rechtbank beroep is ingesteld dan wel, voorafgaand aan een mogelijk beroep bij de rechtbank, bezwaar is gemaakt of administratief beroep is ingesteld, de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. 2.2 Voor zover deze toetsing meebrengt dat een oordeel wordt gegeven over het geschil in de bodemprocedure, heeft dit oordeel een voorlopig karakter en bindt dit de rechtbank niet bij haar beslissing in die procedure. 2.3 Niet in geschil is dat de onderhavige vergunning uitsluitend betrekking heeft op een inpandige sloop van het pand aan de Kleine Haag 1-3 te Amersfoort. Verder staat vast dat het betreffende perceel zich bevindt in een beschermd stadsgezicht, zodat voor de gedeeltelijke sloop van dit pand niet alleen ingevolge artikel 8.1.1, eerste lid, van de Bouwverordening, maar ook ingevolge artikel 37, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 in verbinding met artikel 20 van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing (WSDV) een sloopvergunning is vereist. 2.4 De woning van verzoekster grenst aan het in geding zijnde perceel. De sloopvergunning is verleend in verband met het voornemen in het betreffende pand een 24-uurs zorgcentrum voor harddrugsverslaafde daklozen in te richten. 2.5 De voorzieningenrechter stelt voorop dat verweerder de onderhavige sloopvergunning slechts dan niet had mogen verlenen, indien zich een situatie als bedoeld in artikel 8.1.4, tweede lid, of artikel 8.1.6 van de Bouwverordening voordoet, dan wel indien de verlening van de sloopvergunning in strijd komt met de bepalingen en/of het doel van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing (WSDV). 2.6 Niet is gesteld noch gebleken dat zich hier een van de in artikel 8.1.6 van de Bouwverordening limitatief opgesomde weigeringgronden voordoet. Van een dwingendrechtelijke reden om aan Centrum Maliebaan een sloopvergunning te onthouden is dan ook geen sprake. 2.7 Artikel 21, eerste lid, van de WSDV bepaalt dat de sloopvergunning mag worden geweigerd indien een bouwvergunning kan worden verleend voor een in plaats van het te slopen bouwwerk op te richten bouwwerk, doch deze vergunning nog niet is aangevraagd. De WSDV heeft tot doel het voorkomen van langdurige open gaten in de bebouwing. De voorzieningenrechter merkt allereerst op dat er in onderhavige zaak geen sprake is van een op te richten bouwwerk dat in de plaats van het te slopen bouwwerk wordt opgericht. Verweerder heeft ter zitting voorts aangegeven dat de sloop geen gevolgen heeft voor het stadsgezicht aangezien het hier een inpandige sloop betreft. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verweerder ook op die grond in redelijkheid heeft kunnen besluiten de afhandeling van een in te dienen bouwvergunning aanvraag niet af te wachten. Voor de voorzieningenrechter is ter zitting overigens voldoende aannemelijk geworden dat op korte termijn een aanvraag voor de vervangende bebouwing zal worden ingediend. Ook overigens is niet gebleken van omstandigheden op grond waarvan verweerder gebruik had behoren te maken van zijn bevoegdheid tot weigering van de sloopvergunning ex artikel 21, eerste lid, van de WSDV. Daarbij wordt nog opgemerkt dat de rechtmatigheid van de te verlenen bouwvergunning hier niet van belang is. In de procedure(s) daartegen kan de rechtmatigheid daarvan nog aan de orde worden gesteld. 2.8 Verzoekster heeft aangevoerd dat zowel tegen de aanwijzing van deze locatie voor dit doel als tegen de procedure waarmee deze aanwijzing tot stand kwam, veel protest is gerezen en dat de raad van de gemeente Amersfoort inmiddels heeft besloten tot het instellen van een onafhankelijk onderzoek naar de gang van zaken. Naar de mening van verzoekster dient de uitkomst daarvan te worden afgewacht, omdat geenszins valt uit te sluiten dat daarbij gebreken zullen worden geconstateerd die gevolgen kunnen hebben voor de keuze van de meest wenselijke of geschikte locatie voor dit zorgcentrum. Sloop is daarom voorbarig. Uit de motie die in de raadsvergadering van 6 september 2005 is aangenomen, blijkt naar het oordeel van de voorzieningenrechter duidelijk dat het door de raad ingestelde onderzoek naar de besluitvorming over de locatie geen opschortende werking heeft voor de (voorbereidende) werkzaamheden. Uit de stukken kan, nog daargelaten of een dergelijk onderzoek gevolgen zou kunnen hebben voor een door de vergunninghouder aan te vragen bouwvergunning, niet worden afgeleid dat het in de bedoeling van de gemeenteraad ligt om afhankelijk van de uitkomst van het onderzoek alsnog alternatieven in beschouwing te nemen. Voor een schorsing van de vergunning op die grond, zoals verzocht ter zitting, is dan ook geen aanleiding. 2.9 De voorzieningenrechter zal, gelet op het voorgaande, het verzoek om een voorlopige voorziening afwijzen. Evenmin wordt aanleiding gezien om verweerder in de proceskosten te veroordelen. 3. BESLISSING De voorzieningenrechter: wijst het verzoek af. Aldus vastgesteld door mr. R.P. den Otter, en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2005. De griffier: De voorzieningenrechter: J.D. Koteris mr. R.P. den Otter Afschrift verzonden aan partijen op: