Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU3020

Datum uitspraak2005-04-21
Datum gepubliceerd2006-08-08
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Leeuwarden
Zaaknummers05/00126 en 05/00127
Statusgepubliceerd


Indicatie

De schuldenaar heeft in het kader van de schuldsaneringsregeling een zelfstandige plicht informatie te verschaffen en kan zich niet verschuilen achter de geheimhoudingsplicht van de advocaat.


Uitspraak

RvZ 21 april 2005 Rekestenkamer Rekestnummer R200500126 en R200500127 GERECHTSHOF ’S-HERTOGENBOSCH Arrest In de zaak in hoger beroep van: [appellant en appellante] wonende te [woonplaats], appellanten, hierna: [appellanten], procureur: mr. J.A.Th.M. van Zinnicq Bergmann. 1. Het geding in eerste aanleg Het hof verwijst naar het vonnis van de rechtbank Maastricht van 26 januari 2005, waarvan de inhoud bij [appellanten] bekend is. 2. Het geding in hoger beroep 2.1. Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 1 februari 2005 hebben [appellanten] verzocht voormeld vonnis te vernietigen. 2.2. Bij verweerschrift, ingekomen ter griffie op 15 februari 2005 heeft de bewindvoerder verzocht het vonnis waarvan beroep te bekrachtigen en het verzoek van [appellanten] af te wijzen. 2.3. De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 14 april 2005. Bij die gelegenheid zijn gehoord: - [appellanten], bijgestaan door mr. J.J.H.S. Thomassen; - mw. mr. I.E.H.E. Gerards, de bewindvoerder. 2.4. Het hof heeft voorts kennisgenomen van de inhoud van: - de producties, overgelegd bij het beroep- en verweerschrift; - het proces-verbaal van de behandeling in eerste aanleg d.d. 19 januari 2005; - de stukken van de eerste aanleg, afkomstig van de griffie van de rechtbank Maastricht; - de brief met bijlagen van de bewindvoerder d.d. 4 februari 2005; - de ter zitting overgelegde schriftelijke aantekeningen van de advocaat van partijen. 3. De gronden van het hoger beroep Het hof verwijst naar de inhoud van het beroepschrift. 4. De beoordeling 4.1. Bij vonnis d.d. 28 juli 2004 van de rechtbank Maastricht is ten aanzien van [appellanten] de definitieve toepassing van de schuldsaneringsregeling uitgesproken. 4.2.1. Bij vonnis waarvan beroep heeft de rechtbank op de voet van artikel 350 lid 3 sub c Faillissementswet (hierna: Fw) de toepassing van de schuldsaneringsregeling op voordracht van de rechter-commissaris d.d. 11 januari 2005 beëindigd, nu [appellanten] een of meer van hun uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen niet naar behoren nakomen. 4.2.2. De rechtbank heeft daartoe, kort samengevat, overwogen dat [appellanten] op een aantal aspecten niet aan hun informatieverplichting hebben voldaan. 4.3. [appellanten] hebben in het beroepschrift aangevoerd, dat de bewindvoerder haar werkzaamheden alles behalve zorgvuldig heeft uitgevoerd. De rechtbank is er ten onrechte vanuit gegaan dat [appellanten] de bewindvoerder inzake de bedrijfsauto’s niet naar behoren zouden hebben geïnformeerd. De bewindvoerder heeft zelf niet naar de toedracht van een en ander gevraagd en tevens zijn er misverstanden ontstaan ten aanzien van datumstempels op de betreffende kentekenbewijzen welke misverstanden volgens [appellanten] aan de bewindvoerder kunnen worden toegerekend en niet aan hen. Volgens appellanten hebben zij de bewindvoerder tevens naar eer en beste kunnen geïnformeerd omtrent de nog lopende procedure van [appellante] en haar broer, doch de bewindvoerder heeft deze zaak niet willen overnemen en heeft daarom kennisneming van de processtukken in die zaak nadrukkelijk geweigerd. 4.3.1 De bewindvoerder heeft in haar verweerschrift gemotiveerd gesteld dat [appellanten] wel degelijk in de nakoming van meerdere uit de wettelijke schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen zijn tekortgeschoten en heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis. 4.4 Het hof is van oordeel dat het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd op grond van het volgende. 4.4.1 Met betrekking tot de overdracht van twee bedrijfswagens is naar het oordeel van het hof voldoende komen vast te staan dat de bewindvoerder onvoldoende door [appellanten] is geïnformeerd. Immers eerst ter zitting van de rechtbank op 19 januari 2005 is hieromtrent duidelijkheid verschaft en zijn de originele vrijwaringsbewijzen aan de bewindvoerder overhandigd. Ten aanzien van de procedure tussen [appellante] en haar broer is het hof evenzeer van oordeel dat in ieder geval [appellante] haar informatieverplichting niet naar behoren is nagekomen. Het beroep van haar advocaat op zijn geheimhoudingsverplichting kan, voorzover overigens in de onderhavige situatie al aan de orde, [appellante] niet baten nu zij de verplichting had om desgevraagd de aard van de vordering, de omvang van het gevorderde en de stand van de procedure, een en ander aan de hand van verificatoire bescheiden, aan de bewindvoerder mee te delen. Ter zitting heeft [appellante] opgemerkt dat zij de desbetreffende processtukken niet meer over heeft kunnen leggen vanwege het zoekraken van deze stukken tijdens de verhuizing. Echter nu zij op eenvoudige wijze bij haar advocaat kopieën van een en ander had kunnen opvragen, dient dit voor haar eigen risico te komen. Niet weersproken is voorts de stelling van de bewindvoerder dat er door [appellanten] goederen, te weten twee designradiatoren, een keukenaanbouw, de oprit en het terras, plaatselijk tegelwerk en een badkamerkraan, zijn onttrokken aan de ouderlijke woning van [appellante], welke woning onderdeel uitmaakt van de procedure tussen [appellante] en haar broer en op grond waarvan thans door de broer wordt gesteld dat de woning in waarde is verminderd. Voorts heeft de bewindvoerder nog onweersproken gesteld dat zij bij aanvang van de schuldsanering een groot aantal bescheiden gevraagd heeft bij [appellanten]. Daar zij deze stukken niet mocht ontvangen heeft zij daarom nogmaals verzocht bij een gesprek op haar kantoor in november 2004 en schriftelijk bevestigd om welke stukken het ging. Eerst op 19 december 2004 hebben [appellanten] een deel van de gevraagde stukken overhandigd. 4.5 Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat bestreden vonnis bekrachtigd dient te worden. 5. De uitspraak Het hof: bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Maastricht van 26 januari 2005. Dit arrest is gewezen door mrs. Lamers, Spliet en Rutten en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 21 april 2005 in tegenwoordigheid van de griffier.