Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU3111

Datum uitspraak2005-09-14
Datum gepubliceerd2005-09-26
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers04/2057 WW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Betalingsbeslissing is gebleven binnen de grenzen van het door de LBIO op betrokkenes WW-uitkering gelegd beslag. Persoonlijke omstandigheden. In bestuursrechtelijke procedure uitgaan van geldigheid van beslag.


Uitspraak

E N K E L V O U D I G E K A M E R 04/2057 WW U I T S P R A A K in het geding tussen: [appellant], wonende te [woonplaats], appellant, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, gedaagde. I. ONTSTAAN EN LOOP VAN HET GEDING Appellant is op daartoe bij beroepschrift aangevoerde gronden in hoger beroep gekomen van een door de rechtbank Zutphen op 27 februari 2004 tussen partijen gewezen uitspraak, reg. nr. 02-1512 WW, waarnaar hierbij wordt verwezen. Gedaagde heeft een verweerschrift ingediend. Het geding is ter behandeling aan de orde gesteld ter zitting van 3 augustus 2005, waar partijen niet zijn verschenen. II. MOTIVERING 1.0. Bij de aangevallen uitspraak is de rechtbank uitvoerig gemotiveerd tot het oordeel gekomen dat gedaagde met zijn betalingsbeslissing van 2 maart 1998, waartegen het bezwaar van appellant bij het thans bestreden besluit van 17 september 2002 ongegrond is verklaard, is gebleven binnen de grenzen van het door de LBIO op appellants uitkering krachtens de Werkloosheidswet gelegd beslag. Naar aanleiding van de grief van appellant dat gedaagde bij het bepalen van de omvang van het beslag geen rekening heeft gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden, heeft de rechtbank er op gewezen dat in de bestuursrechtelijke procedure moet worden uitgegaan van de geldigheid van het beslag. 2.0. De Raad onderschrijft dat oordeel en maakt de overwegingen die de rechtbank tot dat oordeel hebben geleid, tot de zijne. 2.1. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd bevat in vergelijking tot het gestelde in eerste aanleg, geen nieuwe of andere gronden en behoeft derhalve, gelet op het onder 2.0. overwogene, geen bespreking meer. 3.0. Op grond van het vorenstaande wordt geconcludeerd dat de aangevallen uitspraak voor bevestiging in aanmerking komt. 3.1. De Raad acht geen termen aanwezig om toepassing te geven aan artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht inzake de proceskosten. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep, Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Aldus gegeven door mr. M.A. Hoogeveen, in tegenwoordigheid van P.W.J. Hospel als griffier, en uitgesproken in het openbaar op 14 september 2005. (get.) M.A. Hoogeveen. (get.) P.W.J. Hospel. HD 19.09