
Jurisprudentie
AU3201
Datum uitspraak2005-09-21
Datum gepubliceerd2005-09-26
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers69688 ha za 224 van 2005
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-09-26
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Almelo
Zaaknummers69688 ha za 224 van 2005
Statusgepubliceerd
Indicatie
Particulier komt met garage overeen dat de garage zal proberen om zijn Ferrari voor hem te verkopen voor een door die particulier vastgestelde minimum prijs en dat de auto daarvoor bij de garage in de showroom zal worden neergezet. Als de garagehouder er meer dan de vastgestelde prijs -die zeer aan de hoge kant is- voor kan vangen, is het meerdere voor hem. De showroom brandt geheel af als gevolg van kortsluiting. De onverzekerde auto gaat (met vele andere soortgelijke auto's) verloren, evenals de gehele administratie van de garagehouder.
Uitspraak
RECHTBANK ALMELO
Sector Civiel
zaaknummer: 69688 ha za 224 van 2005
datum uitspraak vonnis: 21 september 2005 (hb)
Vonnis van de rechtbank te Almelo, enkelvoudige kamer voor burgerlijke zaken, in de zaak van:
X
wonende te Maastricht,
eiser,
hierna te noemen X,
procureur: mr. G.G. Vermeulen,
advocaat: mr. E.H.J.M. Dohmen te Maastricht,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
FRANS MUNSTERHUIS SPORTS CARS B.V.,
gevestigd te Enschede,
gedaagde,
hierna te noemen Munsterhuis B.V.,
procureur: mr. E.M.M. van de Loo,
advocaat: mr. M. Ripmeester te Rotterdam.
Gehoord partijen en gezien de stukken waaronder nu ook het op 11 mei 2005 uitgesproken tussenvonnis en overnemend wat daarin is overwogen,
Overweegt:
Over het procesverloop:
De bij genoemd tussenvonnis gelaste comparitie van partijen heeft op 30 augustus 2005 plaatsgevonden en daarvan is proces-verbaal opgemaakt dat zich bij de stukken bevindt. De ter voorbereiding van de comparitie door mr. Dohmen met zijn brieven van 1 juni 2005 en van 24 en 26 augustus 2005 alsmede de door mr. Ripmeester bij zijn brief d.d. 21 juni 2005 aan de rechtbank en hun respectievelijke wederpartijen toegestuurde stukken, maken deel uit van dat proces-verbaal. De eveneens door mr. Dohmen opgestuurde pleitnotities zijn geweigerd. Bij brief d.d. 2 september 2005 heeft mr. Dohmen nog een aantal producties aan de rechtbank en mr. Ripmeester nagestuurd, om welke producties hem ter comparitie gevraagd was.
Over het recht:
1. Ter comparitie is met betrekking tot de volgende punten overeenstemming bereikt:
a. Munsterhuis erkent dat X eigenaar van de auto is,
b. Munsterhuis erkent dat de auto alleen tegen het risico van wettelijke aansprakelijkheid verzekerd was,
c. X erkent dat er geen sprake is geweest van een overeenkomst van bewaarneming als bedoeld in artikel 7:600 van het Burgerlijk Wetboek,
d. voor het geval de vordering van X toewijsbaar wordt geacht, kan er van een waarde van de auto op de datum van de brand van € 60.000,00 uitgegaan worden.
2. De rechtbank is van oordeel dat allereerst dient te worden vastgesteld wat voor overeenkomst partijen gesloten hebben en in haar visie is dat een overeenkomst sui generis.
Feitelijk was het zo dat Munsterhuis B.V. erin had toegestemd om de auto van X bij haar in de showroom te plaatsen teneinde die onder de aandacht van potentiële geïnteresseerden te brengen en dat Munsterhuis B.V. zou trachten om die auto voor X te verkopen, waarbij X een prijs van € 85.000,00 wenste te ontvangen. Een eventuele hogere opbrengst zou voor Munsterhuis B.V. zijn. Een verdere vergoeding zou Munsterhuis B.V. niet krijgen.
De hiervoor geschetste overeenkomst is geen overeenkomst van bewaarneming omdat hij niet binnen de definitie van artikel 7:600 BW valt, die immers, naast het bewaren van een zaak, ook het teruggeven aan de bewaargever van de aan de bewaarnemer toevertrouwde zaak, als hoofdverplichting van de bewaarnemer noemt.
Wel vertoont de overeenkomst van partijen tekenen van verwantschap met de overeenkomst van bewaarneming, maar die vertoont zij ook met de overeenkomsten van opdracht van artikel 7:400 BW en lastgeving van artikel 414 BW.
3. In elk geval is het zo dat de overeenkomst meebracht dat Munsterhuis B.V. onder zich zou hebben en ook enige tijd onder zich zou moeten houden, immers anders zou zij de auto bezwaarlijk aan in aankoop geïnteresseerde bezoekers van haar showroom kunnen tonen.
Dit uitgangspunt stelt de vraag aan de orde of dat bewaren (dat iets heel anders is dan het juridische begrip bewaarneming) als een onderdeel van de overeenkomst die partijen gesloten hebben moet worden aangemerkt, dan wel als een nevenverbintenis van die overeenkomst.
In het eerste geval zijn namelijk de regels van de bewaargeving mede op de overeenkomst van toepassing. In het tweede geval is slechts de minder strenge regel van artikel 6:27 BW van toepassing, die niet verder gaat dan dat degene die de zaak moet afleveren (niet te verwarren met het juridische begrip leveren (1)) tot aan de aflevering verplicht is om voor de zaak te zorgen op de wijze waarop een zorgvuldig schuldenaar dit onder de gegeven omstandigheden zou doen.
Welke zorg in dat laatste geval van degene die de zaak moet afleveren gevergd kan worden, hangt af van de omstandigheden van het geval, waaronder de inhoud en de strekking van de verbintenis, de gewoonte, de aard van het door de schuldenaar uitgeoefende beroep en de middelen waarover hij pleegt te beschikken (2).
Is er sprake van bewaarneming als onderdeel van de overeenkomst, is er sprake van de verdergaande zorg van de bewaarnemer en mag naar de huidige maatschappelijke omstandigheden worden aangenomen dat een verzekering tegen brand en diefstal normaal is en dat een bewaarnemer verplicht is om die te sluiten(3), waar tegenover staat dat de bewaargever gehouden is de daaraan verbonden kosten, voorzover niet in het bewaarloon begrepen, aan de bewaarnemer te voldoen.
4. De rechtbank is van oordeel dat het bewaren door Munsterhuis B.V. van de auto is aan te merken als een nevenverbintenis van de hoofdverbintenis die er toe strekte dat Munsterhuis B.V. namens X -en uitdrukkelijk niet op eigen naam, waarmee er geen sprake is van een zogenaamd depot de vente waarop, in elk geval naar Frans en Duits recht en naar analogie mogelijk ook naar Nederlands recht, zowel de regels van de lastgeving en bewaargeving naast elkaar van toepassing zijn - zou trachten om de auto te verkopen voor de door X vastgestelde prijs. Dat brengt mee dat de van Munsterhuis B.V. te verlangen zorg niet verder ging dan die, hierboven onder 3, derde alinea tweede zin, omschreven en dat aan de hand van de omstandigheden van het geval moet worden nagegaan of Munsterhuis B.V. aan die zorgplicht heeft voldaan.
5. Met betrekking tot die omstandigheden overweegt de rechtbank het volgende:
a. de overeenkomst heeft primair ten doel om de belangen van X te bevorderen; slechts indien een (naar uit door partijen overgelegde advertenties van vergelijkbare auto’s, het enige door Munsterhuis B.V. ontvangen bod en het ter comparitie bereikte akkoord over de waarde van de auto op de dag van de brand, is gebleken) betrekkelijk hoge, door X zelf bepaalde, verkoopprijs gehaald wordt, zou Munsterhuis B.V. enig bedrag ontvangen;
b. overeenkomsten als de onderhavige worden door Munsterhuis B.V. vaker gesloten; daarbij bedient zij zich van een als “bemiddelingscontract voor voertuigen” aangeduide overeenkomst waarin uitdrukkelijk bedongen wordt dat alle schades voor risico van de opdrachtgever zijn en waarin de opdrachtgever verklaart dat de verzekering en de motorrijtuigenbelasting op het object zijnentwege worden voortgezet gedurende de tijd dat de auto bij haar in consignatie ten verkoop staat; aldus bestond er voor haar geen noodzaak om de aan haar in consignatie gegeven auto’s tegen schade te verzekeren;
c. X heeft de auto, sedert hij de eigendom daarvan verkregen heeft, zelf nimmer anders dan tegen het risico van wettelijke aansprakelijkheid verzekerd, zoals uit de door hem overgelegde verzekeringspapieren blijkt; zowel de precontractuele goede trouw als de redelijkheid en billijkheid brengen mee dat X Munsterhuis B.V. daarvan op zijn minst van te voren op de hoogte had gesteld; gesteld noch gebleken is dat hij dat gedaan heeft;
d. de mogelijkheid tot het afsluiten van een cascoverzekering voor de auto zou voor X niet anders geweest zijn dan voor Munsterhuis B.V.; het afsluiten daarvan door X lag ook meer voor de hand want hij wist tenslotte dat een dergelijke verzekering niet gesloten was en het ging om zijn eigendom;
e. de auto is door Munsterhuis B.V. geplaatst in een ruimte waar zij reeds sedert jaar en dag auto’s plaatst en waarvan gesteld noch gebleken is dat zij niet voldeed aan de daaraan te stellen eisen en gestelde voorschriften;
f. niet is gesteld of gebleken dat de brand een oorzaak heeft die met betrekking tot Munsterhuis B.V. als iets anders dan overmacht is aan te merken; door X is gesteld dat kortsluiting de oorzaak was.
6. De rechtbank is op grond van bovenstaande zowel van oordeel dat Munsterhuis B.V. voldoende zorg in acht genomen heeft en dat de redelijkheid en billijkheid aan toewijzing van de vordering in de weg staan.
Bewijslevering met betrekking tot de vraag of Munsterhuis B.V. met X over de door haar gehanteerde voorwaarden gesproken heeft en of zij deze aan X ter beschikking gesteld heeft, kan daarom achterwege blijven.
7. Als de in het ongelijk gestelde partij dient X de kosten van het geding te dragen.
RECHTDOENDE
Wijst het gevorderde af.
Veroordeelt X in de kosten van het geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Munsterhuis B.V. begroot op € 1870,00 aan verschotten en € 1788,00 wegens het salaris van de procureur.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Breitbarth en is op 21 september 2005 in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier.
1 Toelichting Meijers, Parlementaire Geschiedenis boek 6, pagina 154
2 memorie van antwoord II, Parlementaire Geschiedenis boek 6, pagina 155
3 impliciet Toelichting Meijers bij artikel 7.9.1.3, Parlementaire Geschiedenis, invoering 3, 5 en 6, boek 7, pagina 396