Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU3278

Datum uitspraak2005-09-15
Datum gepubliceerd2005-09-27
RechtsgebiedCiviel overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamGerechtshof Amsterdam
Zaaknummers271/2005 NOT
Statusgepubliceerd
SectorNotariskamer


Indicatie

Voorop dient te worden gesteld dat een notaris die in de uitoefening van zijn ambt als bemiddelaar tussen twee partijen optreedt zich in beginsel onpartijdig behoort op te stellen. Het hiervoor overwogene brengt als uitgangspunt mee dat een notaris die als bemiddelaar optreedt geen handelingen verricht die in strijd zijn met de belangen van of indruisen tegen de uitdrukkelijk kenbaar gemaakte wens van een van de partijen.


Uitspraak

GERECHTSHOF TE AMSTERDAM TWEEDE MEERVOUDIGE BURGERLIJKE KAMER Bij vervroeging Beslissing van 15 september 2005 in de zaak onder rekestnummer 271/2005 NOT van: [naam], notaris te [plaats], APPELLANT, gemachtigde: mr. J.F.M. van Weegberg, t e g e n [naam], wonende te [plaats] GEÏNTIMEERDE. 1. Het geding in hoger beroep 1.1. Ter griffie van het hof alhier is op 22 februari 2005 ingekomen een verzoekschrift – met bijlagen - van de zijde van appellant, verder te noemen de notaris, waarbij tijdig hoger beroep is ingesteld tegen de aan deze beslissing gehechte beslissing van de kamer van toezicht over de notarissen en kandidaat-notarissen te Haarlem, verder te noemen de kamer, van 18 januari 2005, verzonden op 25 januari 2005, waarbij de klacht tegen geïntimeerde, verder te noemen klager, gegrond is verklaard zonder oplegging van een maatregel aan de notaris. 1.2. Van de zijde van klager is geen verweerschrift ter griffie van het hof ingekomen. 1.3. De zaak is behandeld ter openbare terechtzitting van het hof van 14 juli 2005. Verschenen zijn de notaris en zijn gemachtigde. Zij hebben het woord gevoerd. Klager is - hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen – niet verschenen. 2. De stukken van het geding Het hof heeft kennis genomen van de inhoud van de door de kamer aan het hof toegezonden stukken van de eerste instantie alsmede van de hiervoor genoemde stukken. 3. De feiten Het hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de kamer in de bestreden beslissing heeft vastgesteld, zodat ook het hof van die feiten uitgaat. 4. Beoordeling van de bestreden beslissing Het hof kan zich niet verenigen met de beslissing van de kamer, met uitzondering van de vaststelling van de feiten, en zal deze beslissing derhalve in zoverre vernietigen. 5. Het standpunt van klager Klager verwijt de notaris dat hij de gelden die hij onder zich had ten behoeve van zijn ex-vrouw [naam] , verder te noemen [naam], heeft aangewend om rechtstreeks een vordering van de belastingdienst op klager te voldoen, in plaats van de gelden – waar klager uit hoofde van het vonnis van de rechtbank te ‘s-Gravenhage d.d. 7 april 2004 toe gerechtigd was - naar klager te doen overmaken. Hierdoor heeft de notaris de boedelscheiding nodeloos gecompliceerd en vertraagd, waardoor klager financiële schade heeft geleden. 6. Het standpunt van de notaris 6.1. De notaris betwist de stellingen van klager en hij verweert zich als volgt. De notaris heeft betoogd dat hij als intermediair is opgetreden tussen klager en [naam] teneinde de tenuitvoerlegging van het vonnis van de rechtbank te ’s-Gravenhage van 7 april 2004 te bewerkstelligen. 6.2. De notaris heeft voorts betoogd dat [naam] ten behoeve van haarzelf de gelden op zijn derdenrekening heeft gestort. Vervolgens heeft zij de notaris de opdracht gegeven de vordering van de belastingdienst op klager rechtsreeks te voldoen, opdat de belastingdienst zou overgaan tot opheffing van het beslag dat op het aan haar toegedeelde registergoed is gelegd. 7. De beoordeling 7.1. Bij de beoordeling van de klacht dient voorop te worden gesteld dat een notaris die in de uitoefening van zijn ambt als bemiddelaar tussen twee partijen optreedt zich in beginsel onpartijdig behoort op te stellen. 7.2. Het hiervoor overwogene brengt als uitgangspunt mee dat een notaris die als bemiddelaar optreedt geen handelingen verricht die in strijd zijn met de belangen van of indruisen tegen de uitdrukkelijk kenbaar gemaakte wens van een van de partijen. 7.3. De notaris heeft op 21 juli 2004 op schriftelijk verzoek van [naam] van 20 juli 2004 van de door [naam] onder hem gedeponeerde gelden een bedrag van € 4003,-- overgemaakt aan de belastingdienst ter voldoening van de schuld van klager ter zake waarvan de belastingdienst beslag had gelegd op de woning van [naam]. De notaris heeft deze betaling verricht ondanks het feit dat de advocaat van klager hem bij brief van 7 juli 2004 had verzocht om van het door [naam] onder hem gedeponeerde bedrag € 5.487, 07 vermeerderd met rente over te maken op haar derdenrekening ten behoeve van klager en klager zelf bij brief van 20 juli 2004 de notaris nog had voorgesteld dat hij zelf de belastingschuld zou voldoen. 7.4. Het hiervoor onder 7.2 bedoelde uitgangspunt had voor de notaris aanleiding kunnen zijn om het door [naam] onder hem gedeponeerde bedrag van € 5.517, 36 aan haar terug te betalen en haar mee te delen dat zij zelf het door klager verschuldigde bedrag aan de Belastingdienst zou kunnen voldoen. 7.5. Het hof is evenwel van oordeel dat de notaris gelet op de gebleken feiten en omstandigheden niet tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld door zelf de betaling aan de belastingdienst te verrichten. In dit verband is het volgende van belang. De notaris heeft zijn optreden in deze zaak weliswaar als intermediair aangemerkt maar is naar het oordeel van het hof in feite vooral opgetreden als partijadviseur voor [naam]. Als partijadviseur heeft hij onderhandelingen gevoerd met de advocaat van klager die ervan blijk heeft gegeven zich daarvan bewust te zijn te zijn. Dit laatste kan onder meer worden afgeleid uit de brief van deze advocaat aan de notaris van 7 juli 2004 waarin [naam] wordt aangeduid als “uw cliënte”. [naam] was bevoegd om alleen te beschikken over de door haar onder de notaris gestorte gelden. Deze storting was immers niet het resultaat van een tussen [naam] en klager gemaakte afspraak. [naam] heeft uitdrukkelijk aan de notaris als haar wens te kennen gegeven dat van deze gelden rechtstreeks de belastingschuld diende te worden voldaan. Klager had via zijn advocaat laten weten dat hij het geld van [naam] nodig had om de belastingdienst te betalen. Hieruit blijkt dat ook klager wenste dat de belastingschuldschuld werd voldaan en derhalve niet van mening was dat deze schuld op enigerlei wijze voor betwisting of verrekening in aanmerking kwam. Ook overigens is niet gebleken dat de betaling van de belastingschuld in strijd was met het belang van klager. [naam] had belang bij de rechtstreekse betaling van de belastingschuld om opheffing van het door de belastingdienst op het op de woning gelegde beslag te bewerkstelligen. In feite was het resultaat van de betaling van de belastingschuld van klager dat door verrekening de vordering van klager op [naam] tot een zelfde bedrag werd voldaan. 7.6. Gelet op het hiervoor onder 7.1 en 7.2 overwogene is het niet juist dat de notaris in zijn brief van 22 juli 2004 aan klager tot uitdrukking heeft gebracht dat zijn fungeren als intermediair in deze zaak uitstekend past bij zijn functie als notaris. Dit kan echter niet afdoen aan het oordeel dat de klacht ongegrond is. De beslissing van de kamer kan derhalve niet is stand blijven. 7.7. Hetgeen partijen verder nog naar voren hebben gebracht kan als in het voorgaande reeds behandeld dan wel als in deze procedure niet ter zake dienend, buiten beschouwing blijven. 7.8. Het vorenoverwogene leidt mitsdien tot de volgende beslissing. 8. De beslissing Het hof: - vernietigt de bestreden beslissing behoudens ten aanzien van de daarin vervatte beslissing omtrent de feiten, en, opnieuw rechtdoende: - verklaart de klacht ongegrond. Deze beslissing is gegeven door mrs. N.A.M. Schipper, P.J.N. van Os en F.A.A. Duynstee en in het openbaar uitgesproken op donderdag 15 september 2005. DE KAMER VAN TOEZICHT OVER DE NOTARISSEN EN KANDIDAAT- NOTARISSEN IN HET ARRONDISSEMENT HAARLEM Beschikking d.d.18 januari 2005 van de Kamer van Toezicht over de Notarissen en Kandidaat-Notarissen in het arrondissement Haarlem, nader ook “de Kamer”, in de zaak onder nummer K 10.04 van: [naam]. wonende te [plaats], nader ook: klager. ---tegen--- mr [naam] notaris te [plaats], nader ook: de notaris advocaat: mr J.F.M. van Weegberg, kantoorhoudende te Leiden. 1. Verloop van de procedure. Voor het verloop van de procedure verwijst de Kamer naar de navolgende aan de Kamer tot het nemen van een beslissing overgelegde bescheiden, waarvan de inhoud als hier ingevoegd dient te worden aangemerkt: - de op 28 juli 2004 ter secretarie van de Kamer ingekomen brief met acht bijlagen van klager van 23 juli 2004; - de brief van de notaris van 21 augustus 2004 met twee bijlagen, waarin het antwoord; - de brief van de advocaat van de notaris van 18 november 2004 met twee bijlagen. - de fax van klager van 7 december 2004, waarin hij de Kamer informeert dat hij in verband met ziekte niet in staat is de mondelinge behandeling van de klacht bij te wonen; 1.2 In de openbare vergadering van de Kamer van 7 december 2004 zijn de notaris en zijn raadsman gehoord en tevens in de gelegenheid gesteld hun standpunt toe te lichten, waarbij de advocaat van de notaris zich heeft bediend van pleitnotities. Vervolgens heeft de voorzitter van de Kamer de behandeling gesloten en bepaald dat op 18 januari 2005 een beschikking zal volgen. 2. Relevante vaststaande feiten. Bij de beoordeling van de klacht wordt van het navolgende uitgegaan: a. Klager is op 20 februari 1979 in gemeenschap van goederen gehuwd met [naam] b. De rechtbank ’s-Gravenhage heeft bij beschikking van 20 december 1999 de echtscheiding tussen hen uitgesproken. Deze beschikking is op 6 juni 2000 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand van ’s-Gravenhage. c. In haar vonnis van 7 april 2004 heeft voormelde rechtbank – voor zover van belang – het navolgende overwogen: “(…) 3.30 De verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap zal derhalve op de volgende wijze dienen plaats te vinden.(…) Aan de Man: - de fiscale bestanddelen (teruggaven en aanslag). Daarbij zij nog opgemerkt dat toedeling van een schuld aan één deelgenoot impliceert dat hij de andere deelgenoot dient te vrijwaren voor (eventuele) aanspraken van de betreffende schuldeiser.(…)”. De rechtbank heeft voorts het navolgende bepaald:”(…) - stelt de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap van partijen vast overeenkomstig hetgeen hiervoor onder 3.30 en 3.31 is overwogen. - veroordeelt de vrouw om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de man te voldoen de som van € 5.487,07 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 5.436,23 vanaf 27 januari 2003 tot de dag der algehele voldoening; - verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad: (…)”. d. In zijn brief van 21 juni 2004 aan deurwaarderskantoor Buik en Van der Horst heeft de notaris – voor zover van belang – het navolgende medegedeeld:”(…) Op 9 juni 2004 is door u executoriaal beslag gelegd op de woning (…). Het beslag is gelegd voor schulden van mevrouw [naam] aan haar ex-echtgenoot, de heer [naam]. Bij deze kan ik u mede delen, dat mevrouw [naam] gaarne bereid is, het door haar verschuldigde aan haar gewezen echtgenoot te voldoen. Hiertoe heeft zij een bedrag groot € 5.517,36 op mijn derdengeldrekening gestort. (…) Bij het vonnis waarop u de beslaglegging baseert, is de heer [naam] veroordeeld tot betaling van de openstaande belastingschulden. Ter verzekering van de betaling heeft ook de belastingdienst executoriaal beslag gelegd op de woning (…). Zodra de heer [naam] er voor heeft zorggedragen dat het beslag ten behoeve van de belastingdienst wordt doorgehaald, zal mevrouw [naam] overgaan tot betaling van hetgeen zij aan de heer [naam] verschuldigd is. Bij deze wordt de heer [naam] gesommeerd de schuld aan de belastingdienst binnen acht dagen te voldoen en binnen die tijd zorg te dragen voor de doorhaling van het gelegde beslag. (…)”. e. De advocaat van klager mr M.Y.M. Renken, (hierna te noemen Renken) heeft in haar brief van 7 juli 2004 onder meer het navolgende aan de notaris bericht: “(…) Uw cliënte dient aan cliënt te voldoen een bedrag in hoofdsom € 5.487,07 plus de rente (…). Ik verzoek u dan ook dringend de door uw cliënte verschuldigde bedragen per omgaande over te maken op de derdenrekening van mijn kantoor (…). Cliënt heeft het geld nodig om de schuld aan de belastingdienst te kunnen voldoen, zodat het beslag op de woning van uw cliënte spoedig doorgehaald kan worden. Een kopie van deze brief doe ik per gelijke post toekomen aan uw cliënte. (…)”. f. In zijn brief van 12 juli 2004 heeft de notaris onder meer het navolgende aan Renken medegedeeld:”(…) Uit het onder mij in berusting zijnde bedrag voldoe ik de belastingschuld. Op deze wijze is de heer [naam] verlost van zijn schuld aan de belastingdienst, terwijl mevrouw [naam] er van verzekerd is dat het beslag van de belastingdienst op haar woning wordt doorgehaald. Graag verneem ik van u of u hiermee akkoord kunt gaan (…)”. g. In verband met afwezigheid van Renken heeft klager de notaris in zijn brief van 20 juli 2004 voorgesteld dat hij de belastingschuld zal voldoen, zodra door [naam] het in haar opdracht gelegde loonbeslag op zijn salaris zal zijn opgeheven. Voorts heeft klager de notaris in deze brief medegedeeld dat hij van mening is dat de notaris inmiddels de belangen van [naam] behartigt. h. Op 20 juli 2004 heeft [naam] de notaris schriftelijk verzocht om op 21 juli 2004 telefonisch een bedrag ad € 4.003,-- over te maken naar de belastingdienst. De notaris heeft aan dit verzoek voldaan. i. Op 22 juli 2004 heeft de notaris onder meer het navolgende aan klager bericht:“(…) Ik heb geld onder mij genomen van mevrouw [naam], met het verzoek van haar dit voor u beschikbaar te houden ter voldoening aan haar verplichtingen. Zij wil er zeker van zijn dat ook u zich aan uw verplichtingen zou houden ten aanzien van het doen eindigen van het fiscale beslag op de woning. Ik heb gefungeerd als intermediair. Dit past uitstekend bij mijn functie als notaris.(…)”. 3. Inhoud van de klacht. 3.1 De klacht spitst zich toe op het navolgende: Klager verwijt de notaris dat deze blijk heeft gegeven van partijdigheid, aangezien de notaris de belangen van [naam] heeft behartigd door betalingen te verrichten, die klager onwelgevallig zijn. 3.2 Het standpunt van klager. Klager stelt dat de notaris buiten zijn boekje is gegaan door eigenmachtig en uit zijn naam betalingen te verrichten (aan de belastingdienst), waardoor de notaris een door [naam] gewenste verrekening van schulden heeft nagestreefd. Hierdoor heeft de notaris slechts oog gehad voor de belangen van [naam]. Klager heeft in zijn brief van 23 juli 2004 aan de Kamer nog eens onderstreept, dat het zijn intentie was om de schuld aan de fiscus te voldoen. Hij heeft hierbij verwezen naar de brief van zijn raadsvrouwe van 7 juli 2004, waarin zij de notaris heeft verzocht het door [naam] onder hem gestorte bedrag over te maken naar één van haar kantoorrekeningen, aangezien “haar cliënt het geld nodig heeft om de schuld aan de belastingdienst te voldoen, zodat het beslag op de woning van uw cliënte doorgehaald kan worden”. Voorts is klager van mening dat het restantbedrag ( €1.514,36) dat de notaris nog onder zich zou hebben onmiddellijk door deze behoort te worden overgemaakt naar een kantoorrekening van zijn advocaat. 4. Het standpunt van de notaris. 4.1 De notaris stelt dat hij als intermediair is opgetreden tussen [naam] en klager met het oog op de uitvoering van het vonnis van 7 april 2004 van de rechtbank ‘s-Gravenhage. In verband hiermee heeft [naam] ten behoeve van haarzelf gelden gestort op de derdenrekening van zijn kantoor. De notaris voert voorts aan dat hij slechts in opdracht van en uit naam van [naam] betalingen heeft verricht. Hij verwijst daarbij naar de correspondentie. Hij voegt hieraan toe dat het de keuze van [naam] is geweest om de vordering van de belastingdienst op klager te voldoen, zodat de belastingdienst zou overgaan tot opheffing van het beslag, dat op de aan haar toebedeelde woning was gelegd. Voorts meent de notaris dat hij in de met klager en zijn advocaat gevoerde correspondentie telkens de bedoeling en de standpunten van [naam] naar voren heeft gebracht. Dit past volgens hem bij zijn rol als intermediair. 5. De beoordeling. 5.1 Ter beoordeling is de vraag of de notaris zich schuldig heeft gemaakt aan enig handelen of nalaten in strijd met hetzij enige bij of krachtens de wet op het notarisambt gegeven bepaling of een op deze wet berustende verordening, hetzij met de zorg die hij als notaris behoort te betrachten ten opzichte van klager, dan wel of hij zich schuldig maakt aan enig handelen of nalaten dat een notaris niet betaamt, een en ander als bedoeld in artikel 98 van de wet op het notarisambt. 5.2 Het verwijt van klager dat de notaris, door op verzoek van [naam] aan de belastingdienst een betaling te verrichten, bij hem de indruk heeft gewekt dat de notaris partijdig was, acht de Kamer gegrond. De Kamer stelt voorop dat de notaris in beginsel de keuze had om het door [naam] op zijn derdengeldrekening gestorte geldbedrag naar haar rekening terug te storten, dan wel haar instructies met betrekking tot dit depot op te volgen. Echter in een geval als dit waarbij de relatie tussen klager en [naam] ernstig was verstoord en de notaris daarvan op de hoogte was, en er zeker mee bekend werd op het moment dat partijen aan elkaar over en weer voorwaarden stelden ten aanzien van de tenuitvoerlegging van het vonnis van de rechtbank ’s-Gravenhage, diende de notaris terug te treden en het depot over te boeken naar [naam]. In het bijzonder geldt hierbij dat, waar [naam] de notaris heeft verzocht om uit het door haar gestorte depot een bedrag over te maken naar de rekening van de belastingdienst en de advocaat van klager in haar brief van 7 juli 2004 uitdrukkelijk heeft verzocht om een bedrag van € 5.487,07 vermeerderd met rente uit dit depot op haar derdengeldrekening te storten met het oog op de voldoening van de belastingschuld door klager, het de notaris niet meer vrijstond om aan het verzoek van [naam] te voldoen, aangezien op dit punt verschil van inzicht bestond tussen partijen. Door niettemin onder de geschetste omstandigheden tegemoet te komen aan de wens van [naam] en het verzoek van klager te negeren, heeft de notaris bij klager de indruk kunnen wekken dat hij de belangen van [naam] heeft behartigd. De Kamer merkt voorts op dat ook het feit dat de notaris klager in zijn brief van 21 juni 2004 heeft gesommeerd om de schuld aan de belastingdienst binnen acht dagen te voldoen, heeft bijgedragen aan de bij klager gerezen gedachte dat de notaris in het belang van [naam] en dus partijdig heeft gehandeld. 5.3 De Kamer overweegt dat, hoewel zij het verwijt van klager gegrond acht, er nog geen aanleiding bestaat om een maatregel aan de notaris op te leggen. Dit oordeel wordt ingegeven door de omstandigheid dat objectief gezien van partijdigheid niet kan worden gesproken. De notaris handelde op instructie van [naam] en [naam] was in de gegeven omstandigheden de enige die hem met betrekking tot de door haar op de derdenrekening gestorte gelden kon instrueren. Het enkele gegeven dat de notaris meer oog had moeten hebben voor de mogelijkheid dat bij klager het gevoel van partijdigheid gewekt zou kunnen worden, is niet van dien aard dat een maatregel moet worden opgelegd. 5.4 Het vorenoverwogene leidt tot de navolgende beslissing. 6. BESLISSING De Kamer van Toezicht over de notarissen en Kandidaat-Notarissen te Haarlem: - verklaart de klacht gegrond. - legt aan de notaris geen maatregel op. Deze beschikking is op 18 januari 2005 gegeven door mr A.C. Monster, voorzitter, mrs A.E. Patijn, C. Wisse en N. Vanderveen leden en mr R. Rijkers als plaatsvervangend lid in tegenwoordigheid van de secretaris mr Y.H. L’Hoir.