Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU3379

Datum uitspraak2005-09-23
Datum gepubliceerd2005-09-28
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureVoorlopige voorziening
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200507141/1
Statusgepubliceerd
SectorVoorzitter


Indicatie

j besluit van 16 juni 2005, kenmerk 13.321, heeft verweerder aan verzoekster een last onder dwangsom opgelegd ter zake van, voorzover hier van belang, het zonder milieuvergunning uitvoeren van bedrijfsmatige activiteiten (het opslaan van grind en funderingsmaterialen) op het perceel kadastraal bekend gemeente Onstwedde, Sectie R, nummer 1440.


Uitspraak

200507141/1. Datum uitspraak: 23 september 2005 AFDELING BESTUURSRECHTSPRAAK Uitspraak van de Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht) in het geding tussen: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid "MLS Recycling B.V.", gevestigd te Stadskanaal, verzoekster, en het college van burgemeester en wethouders van Stadskanaal, verweerder. 1.    Procesverloop Bij besluit van 16 juni 2005, kenmerk 13.321, heeft verweerder aan verzoekster een last onder dwangsom opgelegd ter zake van, voorzover hier van belang, het zonder milieuvergunning uitvoeren van bedrijfsmatige activiteiten (het opslaan van grind en funderingsmaterialen) op het perceel kadastraal bekend gemeente Onstwedde, Sectie R, nummer 1440. Tegen dit besluit heeft verzoekster bezwaar gemaakt. Bij brief van 15 juli 2005, bij de Raad van State ingekomen op 15 augustus 2005, heeft verzoekster de Voorzitter verzocht een voorlopige voorziening te treffen. De Voorzitter heeft het verzoek ter zitting behandeld op 13 september 2005, waar verzoekster, vertegenwoordigd door mr. J.W. Brouwer, advocaat te Assen, en [gemachtigde], en verweerder, vertegenwoordigd door D.S.W. van 't Ende, ambtenaar van de gemeente, zijn verschenen. 2.    Overwegingen 2.1.    Verweerder heeft bij het bestreden besluit overwogen dat verzoekster door bovengenoemde activiteiten een inrichting drijft voor onder meer de opslag van grind. Nu hiervoor geen vergunning is verleend, is hij van mening dat verzoekster in strijd met artikel 8.1, eerste lid, van de Wet milieubeheer handelt. 2.2.    Verzoekster heeft aangevoerd dat op het terrein geen bedrijfsmatige activiteiten plaatsvinden en dat door haar geen inrichting wordt gedreven waarvoor een milieuvergunning nodig is. Zij voert daartoe aan dat op het terrein grondwallen en funderingsmaterialen aanwezig waren die door haar zijn afgegraven en zijn verplaatst naar een ander gedeelte van het terrein. Later zijn die materialen onbewerkt op dezelfde plek teruggestort. De partij grind is volgens verzoekster bestemd om het terrein mee te verharden, alvorens zij het terrein in gebruik neemt voor de op- en overslag van containers. Verweerder heeft dit alles niet gemotiveerd bestreden.    De Voorzitter ziet in het voorgaande vooralsnog onvoldoende aanknopingspunten om, hangende de beslissing op bezwaar, er van uit te kunnen gaan dat op het terrein bedrijvigheden worden ondernomen met grind en funderingsmaterialen die kunnen worden aangemerkt als een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer. De beslissing op bezwaar dient daarvoor nadere argumenten en uitsluitsel te verschaffen. De Voorzitter ziet daarom aanleiding om de hierna te noemen voorlopige voorziening te treffen. 2.3.    Verweerder dient op na te melden wijze in de proceskosten te worden veroordeeld. 3.    Beslissing De Voorzitter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State: I.    schorst bij wijze van voorlopige voorziening het besluit van het college van burgemeester en wethouders van Stadskanaal van 16 juni 2005, kenmerk 13.321, voorzover het de last onder dwangsom ter zake van het zonder milieuvergunning uitvoeren van bedrijfsmatige activiteiten betreft, tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op het bezwaar, met dien verstande dat indien binnen die termijn wordt verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening, de schorsing doorloopt totdat op dat verzoek is beslist; II.    veroordeelt het college van burgemeester en wethouders van Stadskanaal tot vergoeding van bij verzoekster in verband met de behandeling van het verzoek opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 644,00 (zegge: zeshonderdvierenveertig euro), geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand; het dient door de gemeente Stadskanaal aan verzoekster onder vermelding van het zaaknummer te worden betaald; III.    gelast dat de gemeente Stadskanaal aan verzoekster het door haar voor de behandeling van het verzoek betaalde griffierecht ten bedrage van € 276,00 (zegge: tweehonderdzesenzeventig euro) vergoedt. Aldus vastgesteld door mr. J.M. Boll, als Voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. W.S. van Helvoort, ambtenaar van Staat. w.g. Boll    w.g. Van Helvoort Voorzitter    ambtenaar van Staat Uitgesproken in het openbaar op 23 september 2005 361.