
Jurisprudentie
AU3394
Datum uitspraak2005-09-28
Datum gepubliceerd2005-09-28
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200502174/1
Statusgepubliceerd
Datum gepubliceerd2005-09-28
RechtsgebiedBestuursrecht overig
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamRaad van State
Zaaknummers200502174/1
Statusgepubliceerd
Indicatie
Op 4 december 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Roermond (hierna: het college) besloten door plaatsing van de benodigde borden volgens model C1 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 voorzien van een onderbord "uitgezonderd (brom)fietsers" het Gebroek te Roermond gesloten te verklaren voor alle verkeer, de doorgang van en naar het Gebroek met behulp van een elektronisch-dynamische afsluiting (bollard) ter plaatse van het viaduct af te sluiten voor doorgaand gemotoriseerd verkeer en deze afsluiting op maandag tot en met vrijdag dagelijks van 20.00 uur tot 8.00 uur en op zaterdag vanaf 20.00 uur tot en met maandag 8.00 uur operationeel te laten zijn.
Uitspraak
200502174/1.
Datum uitspraak: 28 september 2005
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak op het hoger beroep van:
[appellanten], gevestigd respectievelijk wonend te [woonplaats],
tegen de uitspraak in zaak no. 04/709 BESLU K1 van de rechtbank Roermond van 17 januari 2005 in het geding tussen:
appellanten
en
het college van burgemeester en wethouders van Roermond.
1. Procesverloop
Op 4 december 2003 heeft het college van burgemeester en wethouders van Roermond (hierna: het college) besloten door plaatsing van de benodigde borden volgens model C1 van bijlage I van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 voorzien van een onderbord "uitgezonderd (brom)fietsers" het Gebroek te Roermond gesloten te verklaren voor alle verkeer, de doorgang van en naar het Gebroek met behulp van een elektronisch-dynamische afsluiting (bollard) ter plaatse van het viaduct af te sluiten voor doorgaand gemotoriseerd verkeer en deze afsluiting op maandag tot en met vrijdag dagelijks van 20.00 uur tot 8.00 uur en op zaterdag vanaf 20.00 uur tot en met maandag 8.00 uur operationeel te laten zijn.
Bij besluit van 28 april 2004 heeft het college het daartegen door appellanten gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.
Bij uitspraak van 17 januari 2005, verzonden op 31 januari 2005, heeft de rechtbank Roermond (hierna: de rechtbank) het daartegen door appellanten ingestelde beroep ongegrond verklaard. Deze uitspraak is aangehecht.
Tegen deze uitspraak hebben appellanten bij brief, bij de Raad van State ingekomen op 11 maart 2005, hoger beroep ingesteld. De gronden zijn aangevuld bij brief van 11 april 2005. Deze brieven zijn aangehecht.
Bij brief van 3 mei 2005 heeft het college van antwoord gediend.
De zaak is door een meervoudige kamer van de Afdeling verwezen naar een enkelvoudige.
De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 10 augustus 2005, waar appellanten in de persoon van [gemachtigde], en het college, vertegenwoordigd door mr. M.P.J. Massen en L.G.M. Hendriks, beiden werkzaam bij de gemeente, zijn verschenen.
2. Overwegingen
2.1. Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Wegenverkeerswet 1994 kunnen de krachtens deze wet vastgestelde regels strekken tot het verzekeren van de veiligheid op de weg en het beschermen van weggebruikers en passagiers.
2.2. Het college heeft aan het bij besluit van 28 april 2004 gehandhaafde verkeersbesluit ten grondslag gelegd dat het huidige gebruik van het Gebroek als sluiproute niet in overeenstemming is met de gewenste verblijfsfunctie van deze straat, vooral tijdens de nachtelijke uren overlast veroorzaakt en tot verkeersonveilige situaties leidt, dat het gelet op de mogelijkheid om ter plekke het woon- en leefklimaat te kunnen handhaven en de veiligheid op de weg te kunnen garanderen wenselijk is het niet gebiedsgebonden verkeer te weren, dat voor voornoemd verkeer alternatieve (omrij)mogelijkheden aanwezig zijn en dat de overige alternatieven om te komen tot de gewenste situatie niet lijken te voldoen.
2.3. Appellanten, een aan het Gebroek gevestigde dierenartsenpraktijk en één van de dierenartsen die in de bij de praktijk gelegen woning woont, betogen allereerst dat de rechtbank heeft miskend dat het college een onjuist verkeersbord, namelijk bord C1, heeft vermeld in het besluit, aangezien ook tijdens de blokuren het Gebroek wel degelijk openstaat voor verkeer, namelijk bestemmingsverkeer. Aanwonenden en bezoekers van de dierenartsenpraktijk zullen, indien de maatregelen worden geëffectueerd, aan één zijde van het Gebroek worden geconfronteerd met de bollard en aan de andere zijde met het verkeersbord C1, aldus appellanten.
2.3.1. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is de Afdeling het navolgende gebleken. Ter hoogte van het viaduct bij de N271 zullen aan beide zijden van de daar te plaatsen bollard de verkeersborden C1 worden geplaatst. Bij deze borden zullen onderborden worden geplaatst die aangeven dat op de tijden van het gesloten zijn van de bollard het Gebroek ter hoogte van het viaduct is afgesloten voor alle verkeer, uitgezonderd (brom)fietsers. Tijdens deze zogenoemde blokuren is de doorgang dus afgesloten, ook voor bestemmingsverkeer, met uitzondering van (brom)fietsers. Van plaatsing van verkeersborden C1 aan de andere kant van het Gebroek ter hoogte van de
Kasteel Hillenraedtstraat dan wel de Oranjelaan is geen sprake. Voor het oordeel dat het college een onjuist verkeersbord in zijn besluit heeft vermeld bestaat dan ook geen grond.
2.4. Voorts betogen appellanten dat de rechtbank niet heeft onderkend dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd waarom de doorgang juist tijdens de rustige tijdstippen zal worden afgesloten, terwijl uit onderzoek is gebleken dat, als er al sprake is van sluipverkeer, dit met name in de ochtendspits en tegen het einde van de middag is.
2.4.1. Niet in geschil is dat door een klankbordgroep van vooral omwonenden is verzocht maatregelen te treffen die het gebruik van het Gebroek als sluiproute zullen tegengaan en dat daarbij is aangegeven dat met name het nachtelijk sluipverkeer voor veel overlast zorgt. Voorts is onbetwist dat in de nachtelijke uren reeds een beperkte mate van sluipverkeer kan leiden tot een relevante verstoring van de verblijfsfunctie van het Gebroek. De rechtbank heeft daarom terecht overwogen dat het college voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de overlast van het sluipverkeer zich juist in de rustige periode zoals de avond en de nacht kan voordoen en dat het college de afsluiting tijdens de avonduren en de nachtelijke uren afdoende heeft gemotiveerd.
2.5. Appellanten stellen verder dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het college bij zijn besluitvorming geen blijk heeft gegeven van een onevenwichtige belangenafweging, dat omrijden over een afstand van 1600 meter niet als onredelijk bezwarend kan worden aangemerkt en dat geen grond bestaat voor het oordeel dat het college ten onrechte heeft geweigerd appellanten een afstandsbediening te verstrekken van de bollard. Volgens appellanten is de dierenartsenpraktijk door de afsluiting minder goed bereikbaar en zal door de afsluiting onnodig veel tijd verloren gaan bij spoedeisende hulp die 's nachts moet worden verleend, hetgeen volgens appellanten dierenlevens kan kosten. Indien de afsluiting al gerechtvaardigd zou zijn, ligt het, zo stellen appellanten, in de rede dat de voor appellanten en hun cliënten negatieve effecten van de afsluiting zoveel mogelijk worden weggenomen, hetgeen kan worden bereikt door middel van het aan appellanten verstrekken van een afstandsbediening van de bollard.
2.5.1. Het college komt bij het nemen van een verkeersbesluit een ruime beoordelingsmarge toe. Het is aan het college om alle verschillende bij het nemen van een dergelijk besluit betrokken belangen tegen elkaar af te wegen. De rechter zal zich bij de beoordeling van zo'n besluit terughoudend moeten opstellen en slechts dienen te toetsen of het besluit strijdig is met wettelijke voorschriften, dan wel sprake is van een zodanige onevenwichtigheid in de afweging van de betrokken belangen, dat het bestuursorgaan niet in redelijkheid tot dat besluit heeft kunnen komen.
2.5.2. Voorop wordt gesteld dat de dierenartsenpraktijk op elk moment van de dag en de nacht is te bereiken. Slechts gedurende de zogenoemde bloktijden moeten bezoekers van de praktijk en dierenartsen in noodsituaties als zij uit zuidelijke richting komen of in zuidelijke richting moeten vertrekken ongeveer 1600 meter omrijden. Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat deze afstand op de vaak ruime aanrijroutes relatief beperkt is. Voorts bestaat in gevallen dat geen sprake is van een noodsituatie geen noodzaak om binnen een bepaalde tijd ter plaatse te zijn en zal een concrete noodsituatie bij één van de cliënten van de praktijk aan de zuidzijde van Roermond ten tijde van de afsluiting bij het viaduct zich niet vaak voordoen. Gelet hierop ziet de Afdeling evenmin als de rechtbank grond voor het oordeel dat het college niet in redelijkheid het belang van de veiligheid op de weg en de bescherming van de weggebruikers zwaarder heeft kunnen laten wegen dan de omstandigheid dat de bezoekers van de dierenartsenpraktijk en de dierenartsen incidenteel 1600 meter moeten omrijden.
Het college heeft geweigerd aan appellanten een afstandsbediening voor de bollard te verstrekken, omdat de tijden waarop de bollard operationeel is in overleg met alle omwonenden, waaronder appellanten, zijn vastgesteld en de gewenste verstrekking van een afstandsbediening aan alle 14 dierenartsen bovendien niet wenselijk is uit een oogpunt van effectiviteit van de afsluiting en precedentwerking.
Met de rechtbank is de Afdeling van oordeel dat geen grond bestaat voor het oordeel dat het college op deze gronden niet heeft mogen weigeren de gevraagde afstandsbediening te verstrekken. Daarbij betrekt de Afdeling haar oordeel dat de omstandigheid dat incidenteel 1600 meter moet worden omgereden niet als onredelijk bezwarend kan worden aangemerkt.
2.6. Appellanten betogen ten slotte dat de afsluiting zal leiden tot schade, omdat met name grote veeboeren in het buitengebied zich tot andere dierenartsenpraktijken zullen wenden indien de dierenartsen hun aanrijtijden niet meer kunnen garanderen. Appellanten achten het onredelijk indien deze schade uitsluitend voor hun rekening komt. Nu appellanten uitdrukkelijk hebben aangegeven dat ten tijde van het bestreden besluit nog geen sprake was van schade, aangezien de afsluiting nog niet is geëffectueerd, dient dit betoog in deze procedure buiten beschouwing te worden gelaten.
2.7. Het hoger beroep is ongegrond. De aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd.
2.8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
3. Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
Recht doende in naam der Koningin:
bevestigt de aangevallen uitspraak.
Aldus vastgesteld door mr. M. Vlasblom, Lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. M.H. Broodman, ambtenaar van Staat.
w.g. Vlasblom w.g. Broodman
Lid van de enkelvoudige kamer ambtenaar van Staat
Uitgesproken in het openbaar op 28 september 2005
204-419.