
Jurisprudentie
AU3500
Datum uitspraak2005-08-08
Datum gepubliceerd2005-09-29
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers166157 CV EXPL 04-1838
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Datum gepubliceerd2005-09-29
RechtsgebiedHandelszaak
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Alkmaar
Zaaknummers166157 CV EXPL 04-1838
Statusgepubliceerd
SectorSector kanton
Indicatie
Gedaagde heeft op 25 februari 2000 een lease-overeenkomst met betrekking tot het product ‘Winstverdriedubbelaar’ afgesloten. Zijn echtgenote heeft bij brief d.d. 31 augustus 2004 een beroep gedaan op artikel 1:88 BW. De kantonrechter oordeelt dat de lease-overeenkomst rechtsgeldig vernietigd is en wijst de vordering in conventie af. In reconventie wordt Dexia veroordeeld tot terugbetaling van € 9.095,04.
Uitspraak
Rechtbank Alkmaar
Sector kanton - locatie Hoorn
Vonnis
in de zaak van:
de naamloze vennootschap Dexia Bank Nederland N.V., gevestigd te Amsterdam, rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V., eveneens handelend onder de handelsnaam Legio, en op haar beurt rechtsopvolgster van Legio Lease B.V.
eisende partij in (voorwaardelijke) conventie / gedaagde partij in reconventie
verder ook te noemen: Dexia
gemachtigde: P. de Ruijter, gerechtsdeurwaarder te Hoorn
- tegen -
[gedaagde], wonende [adres]
gedaagde partij in (voorwaardelijke) conventie / eisende partij in reconventie
verder ook te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. M. Bonefaas, advocaat te Alkmaar
Het incidenteel vonnis
Bij incidenteel vonnis d.d. 23 juni 2004 heeft de rechter van de civiele sector, enkelvoudige kamer, van deze rechtbank zich onbevoegd verklaard van het geschil kennis te nemen en de zaak, in de stand waarin zij zich bevond, verwezen naar de sector kanton, locatie Hoorn van deze rechtbank, met veroordeling van Dexia in de in het incident gevallen proceskosten.
Het verdere procesverloop
in (voorwaardelijke) conventie en in reconventie
- Bij exploot van 7 juli 2004 (met als bijlage het incidenteel vonnis van 23 juni 2004) is [gedaagde] opgeroepen voor deze rechtbank, sector kanton, locatie Hoorn, ter openbare civiele terechtzitting (rolzitting) van 26 juli 2004 om voort te procederen.
- Ter rolle van 6 september 2004 heeft [gedaagde] (onder overlegging van producties) in conventie bij antwoord verweer gevoerd en in reconventie een tegenvordering ingesteld.
- Vervolgens heeft Dexia van repliek in conventie gediend, tevens akte voorwaardelijke wijziging van eis, en in reconventie bij antwoord verweer gevoerd met producties.
- Daarna is onder overlegging van producties gediend van dupliek in conventie/repliek in reconventie en van dupliek in reconventie.
- [Gedaagde] heeft zich bij akte nog uitgelaten over de door Dexia bij dupliek in reconventie overgelegde producties, tevens houdende wijziging van eis in reconventie.
- Bij tussenvonnis d.d. 9 mei 2005 heeft de kantonrechter een comparitie gelast doch daartoe bij nader inzien geen datum bepaald.
- De inhoud van de processtukken geldt als hier ingelast.
- Ten slotte is (nader) uitspraak bepaald op heden.
Hoewel [gedaagde] bij akte uitlating producties tevens zijn vordering in reconventie heeft gewijzigd in die zin dat daaraan uiterst subsidiair sub VII is toegevoegd, is er, gelet op hetgeen hierna zal worden overwogen en beslist, geen aanleiding Dexia in de gelegenheid te stellen zich daarover nog uit te laten.
De vaststaande feiten
in (voorwaardelijke) conventie en in reconventie
1. Ter zake wordt kortheidshalve verwezen naar de feiten, zoals die onder 1. a. t/m c. in het incidenteel vonnis van 23 juni 2004 zijn vermeld.
In aanvulling op de in het voormeld incidenteel vonnis vastgestelde feiten wordt van het volgende uitgegaan:
2. Door het verstrijken van de looptijd zijn de hier bedoelde twee overeenkomsten geëindigd. Dexia heeft de aandelen, die ten grondslag lagen aan de overeenkomsten, verkocht. De opbrengst van de aandelen was echter niet voldoende om het restant c.a. ad in totaal € 48.161,88 (2 x € 24.080,94) aan Dexia te voldoen, waardoor een totaalbedrag ad € 26.336,76 (2 x € 13.168,38) resteerde. De ter zake aan [gedaagde] gezonden twee eindafrekeningen zijn onbetaald gebleven.
3. [Gedaagde] is blijkens de bij akte na conclusie van dupliek in reconventie, tevens houdende wijziging van eis in reconventie als productie 8 overgelegde huwelijksakte op 25 april 1990 gehuwd met [echtgenote] (verder ook te noemen: de echtgenote van [gedaagde]).
4. Bij aangetekend verzonden brief van 31 augustus 2004 heeft (mr. Bonefaas namens) de echtgenote van [gedaagde] onder verwijzing naar art. 1:89 BW buitengerechtelijk een beroep op de vernietigbaarheid van de beide overeenkomsten gedaan.
Tevens is Dexia bij die brief gesommeerd de door [gedaagde] ingelegde bedragen vermeerderd met de wettelijke rente uiterlijk binnen 10 dagen terug te betalen.
De vordering en de grondslag daarvan
in (voorwaardelijke) conventie
5. Dexia vordert [gedaagde] bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om aan haar tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de som van € 28.956,48, vermeerderd met de contractuele rente ad 0,96% per maand, althans de wettelijke rente, over € 26.336,76 vanaf 30 augustus 2003 tot de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
6. Ter onderbouwing van haar vordering stelt Dexia - kort en zakelijk weergegeven - dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomsten door beide hem toegezonden eindafrekeningen van in totaal € 26.336,76 ondanks sommaties onbetaald te laten. Daarom maakt Dexia tevens aanspraak op € 1.429,72 aan vervallen contractuele rente en op € 1.190,00 inclusief BTW aan buitengerechtelijke incassokosten.
7. Onder de voorwaarde dat haar vordering in conventie wordt afgewezen en het beroep van [gedaagde] op de nietigheid of vernietigbaarheid van de overeenkomst geheel of deels slaagt, beroept Dexia zich op het bepaalde in art. 6:278 BW. Op grond daarvan vordert Dexia [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de aankoopwaarde van de in art. 1 van de overeenkomsten genoemde effecten minus de waarde van bedoelde effecten op de datum van gehele of gedeeltelijke vernietiging of ontbinding van de overeenkomsten, althans de datum van verkoop van de bedoelde effecten.
De vordering en de grondslag daarvan
in reconventie
8. Kort gezegd, vordert [gedaagde] na wijziging van eis bij akte na conclusie van dupliek:
primair:
I - voor recht te verklaren dat bedoelde overeenkomsten rechtsgeldig buitengerechtelijk zijn vernietigd;
- terugbetaling door Dexia van € 9.095,04 met wettelijke rente;
II - betaling door Dexia van een schadevergoeding ter grootte van al hetgeen [gedaagde] aan Dexia verschuldigd is en kan worden als gevolg van de vernietiging als bedoeld onder I;
subsidiair:
III - de overeenkomsten te vernietigen op grond van dwaling en derhalve:
- terugbetaling door Dexia van € 9.095,04 met wettelijke rente;
IV - betaling door Dexia van een schadevergoeding ter grootte van al hetgeen [gedaagde] aan Dexia verschuldigd is en kan worden als gevolg van de vernietiging als bedoeld onder III;
meer subsidiair:
V - betaling door Dexia van een schadevergoeding ter grootte van het door haar bij dagvaarding gevorderde;
VI - betaling door Dexia van een schadevergoeding ter grootte van € 9.095,04 met wettelijke rente;
uiterst subsidiair:
VII- de overeenkomsten nietig te verklaren op grond van het bepaalde in artikel 3:40 lid 2 BW en derhalve:
- terugbetaling door Dexia van € 9.095,04 met wettelijke rente
(in conventie en) in reconventie:
VIII- veroordeling van Dexia in de kosten van de procedure;
IX - het vonnis in deze uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
9. Ter zake voert [gedaagde] - zakelijk weergegeven - in de eerste plaats aan dat bedoelde overeenkomsten zonder toestemming van zijn echtgenote zijn aangegaan, op grond waarvan zijn echtgenote bij aangetekende brief van 31 augustus 2004 onder verwijzing naar art. 1:89 BW de vernietiging van de overeenkomsten (buitengerechtelijk) heeft ingeroepen. Met een verwijzing naar art. 1:88 BW, het ontbreken van de toestemming van zijn echtgenote, beroept [gedaagde] zich er dan ook op dat de overeenkomst op rechtsgeldige wijze door zijn echtgenote is vernietigd.
Voorts doet [gedaagde] een beroep op dwaling en stelt dat Dexia de op haar rustende zorgplicht en gedragsregels heeft geschonden.
Ten slotte beroept [gedaagde] zich ter zake de overeenkomsten op de nietigheid wegens strijd met het bepaalde in de Wet op het Consumentenkrediet.
Het verweer
in (voorwaardelijke) conventie en in reconventie
10.Partijen hebben elkaars vorderingen over en weer gemotiveerd bestreden. Daarop zal - voor zover van belang - bij de beoordeling van de geschillen nader worden ingegaan.
De beoordeling van de geschillen
in (voorwaardelijke) conventie en in reconventie
11. Vooreerst zij opgemerkt, dat in deze (in beginsel) vonnis was bepaald op 4 april 2005. Dexia heeft vervolgens om aanhouding verzocht, welk verzoek [gedaagde] niet heeft geaccepteerd. De kantonrechter heeft vervolgens comparitie bepaald. Voortschrijdend inzicht heeft de kantonrechter echter doen besluiten af te zien van de voorgenomen comparitie en (nader) vonnis bepaald op heden.
12. De vorderingen in (voorwaardelijke) conventie en in reconventie lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
13. Als het meest verregaande verweer tegen de vordering van Dexia heeft [gedaagde] aangevoerd dat bedoelde overeenkomsten door middel van een aangetekend verzonden brief van (mr. Bonefaas namens) zijn echtgenote, [echtgenote], d.d. 31 augustus 2004 buitengerechtelijk zijn vernietigd onder verwijzing naar de artikelen 1:88 en 1:89 BW, welk feit hij tevens aan het primair in reconventie gevorderde ten grondslag heeft gelegd.
14. Met betrekking tot de vraag of de twee op 25 februari 2000 tussen partijen gesloten leaseovereenkomsten met betrekking tot het product 'WinstVerDriedubbelaar' onder contractnummers 74580604 en 74580605 zijn aan te merken als huurkoopovereenkomsten, overweegt de kantonrechter dat die overeenkomsten voldoen aan de wettelijke definitie van huurkoop in art. 7A:1576h juncto 1576 BW. Voor de motivering van dit oordeel verwijst de kantonrechter naar het vonnis van de sector civiel van deze rechtbank d.d. 23 juni 2004 in het in deze zaak door [gedaagde] opgeworpen bevoegdheidsincident en de daarin genoemde processtukken, welke rechtsoverwegingen de kantonrechter hier overneemt en tot de zijne maakt.
15. De vervolgens te beantwoorden vraag of art. 1:88 lid 1 onder d BW van toepassing is op de onderhavige aandelenleaseovereenkomsten is bevestigend beantwoord in r.o. 9 van het vonnis van 25 augustus 2004 van de kantonrechter te Amsterdam, rolnummer 03-5323, op www.rechtspraak.nl te vinden onder LJN AQ 7412. De overwegingen in dat vonnis worden hier overgenomen en bevestigd. Er is geen aanleiding om in de onderhavige zaak tot een ander oordeel te komen. De beschermingsfunctie van het toestemmingsvereiste dient van toepassing te zijn op de gehele wettelijke regeling van de koop op afbetaling, met inbegrip van de in art. 7A:1576 lid 5 BW bedoelde vermogensrechten, zoals die van de onderhavige aandelen.
16. Het standpunt van Dexia dat [gedaagde] zich in deze procedure niet op de vernietiging zou kunnen beroepen is onjuist. Uit het bepaalde in artikel 3:51 lid 3 BW kan immers worden afgeleid dat bij wijze van verweer in rechte door een ieder te allen tijde een beroep kan worden gedaan op het reeds vernietigd zijn van de overeenkomst waarop de rechtsvordering is gebaseerd.
17. Aan het door Dexia aangeboden bewijs van haar stelling dat de echtgenote van [gedaagde] wèl haar toestemming ex art. 1:88 BW heeft gegeven, door het horen van [gedaagde], de echtgenote van [gedaagde] en hun eventuele overige gezinsleden, wordt voorbijgegaan op grond dat art. 1:88 lid 3 BW ten enenmale vergt dat de toestemming schriftelijk had moeten zijn gegeven, hetgeen niet het geval is.
18. Als door Dexia niet weersproken staat vast dat de echtgenote van [gedaagde] bij brief d.d. 31 augustus 2004 een beroep heeft gedaan op artikel 1:88 BW, in welk beroep Dexia overigens niet berust. Dexia werpt op de verjaring van de vernietigingsbevoegdheid van de echtgenote van [gedaagde]. De vraag of dit verweer kan slagen wordt ontkennend beantwoord in r.o. 2.10 van het vonnis van 9 december 2004 van de Rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton, locatie Gouda, rolnummer 04-945, op www.rechtspraak.nl te vinden onder LJN AR 8788, welke overwegingen de kantonrechter hier overneemt en bevestigt, met dien verstande dat daar waar staat "13 maart 2003" gelezen dient te worden "31 augustus 2004" en daar waar staat "14 maart 2000" gelezen dient te worden "1 september 2001". Er is geen aanleiding om in de onderhavige zaak tot een ander oordeel te komen. Te meer omdat Dexia juist blijft volhouden dat de onderhavige overeenkomsten niet zijn aan te merken als huurkoopovereenkomsten kan van de echtgenote van [gedaagde] (als ze al wist dat [gedaagde] de overeenkomsten was aangegaan) niet verwacht worden dat zij het bestaan kende of behoorde te kennen van haar mede op artikel 1:89 BW berustende bevoegdheid tot vernietiging van de overeenkomsten. Dit inzicht moet objectief gesproken zijn ontstaan kort voor de uitspraak van de kantonrechter te Amsterdam d.d. 25 augustus 2004 althans publiciteit dienaangaande. Gelet op het vorenstaande is de kantonrechter van oordeel dat de buitengerechtelijke vernietiging bij brief d.d. 31 augustus 2004 tijdig is geschied. Een ander oordeel zou niet leiden tot het redelijke resultaat dat de wetgever blijkens de parlementaire geschiedenis bij artikel 3:52 BW voor ogen heeft gestaan.
19. Het vorenstaande resulteert erin dat in deze moet worden uitgegaan van een op de voet van de artikelen 1:88 en 1:89 BW rechtsgeldige buitengerechtelijke vernietiging door de echtgenoot van [gedaagde] van de tussen partijen gesloten effectenleaseovereenkomsten met betrekking tot het product 'WinstVerDriedubbelaar' onder contractnummers 74580604 en 74580605, welke vernietiging de rechtsverhouding tussen [gedaagde] en Dexia rechtstreeks treft en tot gevolg heeft dat de vordering van Dexia dient te worden afgewezen.
20. Het vorenstaande heeft voorts tot gevolg dat de rechtsverhouding tussen partijen wordt hersteld in de staat waarin deze vóór het aangaan van de bewuste overeenkomsten was, zodat [gedaagde] dienaangaande derhalve zonder rechtsgrond ? 9.095,04 heeft betaald en zij ingevolge art. 6:203 leden 1 en 2 BW tegenover Dexia aanspraak heeft op teruggave van een gelijk bedrag en voorts niet tot verdere betalingen tegenover Dexia gehouden is.
21. Het beroep van Dexia op toepassing van art. 6:278 BW (voorwaardelijke conventie) wordt verworpen. Daargelaten of in dit geval wordt voldaan aan de voorwaarden als genoemd in gemeld artikel, verdragen de gevolgen van dat artikel zich niet met de door de wetgever beoogde bescherming van de echtgenoot die geen partij was bij de overeenkomst en daarvoor evenmin toestemming heeft gegeven. Dat de echtgenoot van [gedaagde] eerst een beroep op de nietigheid heeft gedaan nadat de koersverliezen waren opgetreden, doet daar niet aan af, daar die koersverliezen nu juist behoren tot het soort omstandigheden die aanleiding plegen te zijn voor een beroep op de door de wetgever beoogde bescherming.
22. Het vorenstaande leidt al met al tot de slotsom dat de vorderingen van Dexia in conventie en in voorwaardelijke conventie zullen worden afgewezen en dat de vorderingen van [gedaagde] in reconventie - voor zover hiervoor vermeld onder 8. primair onder I - zullen worden toegewezen, zodat de overige vorderingen en verweren in het midden kunnen worden gelaten.
De door [gedaagde] medegevorderde wettelijke rente (8. primair I) zal daarbij worden toegewezen, doch eerst vanaf twee weken na datum van vernietiging van de overeenkomst, zijnde 14 september 2004.
De vordering van [gedaagde] om Dexia daarnaast te veroordelen tot een schadevergoeding - hiervoor onder 8. primair onder II vermeld - ontbeert een deugdelijke onderbouwing en wordt derhalve afgewezen.
23. Dexia zal zowel in (voorwaardelijke) conventie als in reconventie als de in het ongelijk te stellen partij in de proceskosten worden veroordeeld (waarin begrepen is het aan [gedaagde] in rekening gebrachte vastrecht nu de zaak ten onrechte is aangebracht bij de sector civiel van deze rechtbank), met dien verstande dat de proceskosten in reconventie wegens de nauwe samenhang van de zaak in (voorwaardelijke) conventie en die in reconventie worden vastgesteld op nihil.
De beslissing
De kantonrechter:
in conventie en in voorwaardelijke conventie
Wijst de vorderingen van Dexia af.
in reconventie
Verklaart voor recht dat de beide op of omstreeks 25 februari 2000 tussen partijen gesloten effectenleaseovereenkomsten met betrekking tot het product 'WinstVerDriedubbelaar' onder contractnummers 74580604 en 74580605 rechtsgeldig zijn vernietigd.
Veroordeelt Dexia om aan [gedaagde] tegen kwijting te betalen € 9.095,04, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 september 2004 tot de dag van betaling.
in conventie en in reconventie
Veroordeelt Dexia in de proceskosten, die tot heden voor [gedaagde] worden vastgesteld op een bedrag van € 635,00 aan verschotten (zijnde aan [gedaagde] in rekening gebracht griffierecht sector civiel) en op € 820,00 voor salaris van de gemachtigde van [gedaagde] [waarover Dexia geen BTW verschuldigd is].
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.J. van de Sande, kantonrechter, bijgestaan door de griffier, en in het openbaar uitgesproken op 8 augustus 2005.
De griffier
De kantonrechter
Rolnummer: 166157 CV EXPL 04-1838
Uitspraakdatum: 8 augustus 2005