Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU3562

Datum uitspraak2005-09-26
Datum gepubliceerd2005-10-04
RechtsgebiedVreemdelingen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
ZittingsplaatsUtrecht
Instantie naamRechtbank 's-Gravenhage
ZaaknummersAWB 04/57207
Statusgepubliceerd


Indicatie

Beroep asiel / intrekking besluit / petitumwijziging / beroep niet-tijdig / beroep niet-ontvankelijk. Verweerder heeft het bestreden besluit ingetrokken. Blijkens een brief van eiser van 26 augustus 2005 heeft eiser gesteld dat het beroep zich, gegeven de intrekking van het besluit van 6 december 2004, thans richt tegen het uitblijven van een beslissing op de aanvraag. De brief van eiser van 26 augustus 2005 strekt kennelijk tot het instellen van een nieuw beroep, dat, anders dan het eerder ingestelde, niet is gericht tegen het besluit van 6 december 2004, maar, op de voet van artikel 6:2, aanhef en onder b, Awb, tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op de aanvraag. Zoals de Afdeling in haar uitspraak 200408634/1 van 29 maart 2005 heeft overwogen, vereist artikel 6:4, derde lid, Awb voor het instellen van beroep een geschrift. De rechtbank is van oordeel dat een schriftelijk verzoek tot het wijzigen van een petitum niet kan worden aangemerkt als een dergelijk geschrift, nu het doel van een petitumwijziging niet is het instellen van een nieuw beroep, maar het met een andere eis voortzetten van de reeds aanhangige procedure. Nu derhalve een geschrift als bedoeld in artikel 6:4, derde lid, Awb ontbreekt, ligt geen beroep op de voet van artikel 6:2, aanhef en onder b, Awb bij de rechtbank voor. Het beroep is derhalve niet-ontvankelijk.


Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG zittinghoudende te Utrecht Reg.nr.: AWB 04/57207 BEPTDN UITSPRAAK van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van vreemdelingenzaken inzake het beroep van: A, geboren op [...] 1981, van Turkse nationaliteit, eiser, gemachtigde: mr. V.V. Essenburg, advocaat te Amsterdam, tegen een besluit van de Minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie, voorheen de Staatssecretaris van Justitie, verweerder, gemachtigde: mr. E.T.P Scheers, werkzaam bij de onder verweerder ressorterende Immigratie- en Naturalisatiedienst te Den Haag. 1. INLEIDING Bij beslissing van 6 december 2004 heeft verweerder het bezwaar van eiser tegen zijn besluit van 7 juli 2000 ongegrond verklaard. Bij laatstgenoemd besluit heeft verweerder de aanvraag van eiser van 28 april 2000 om hem tot Nederland toe te laten als vluchteling niet ingewilligd en hem een vergunning tot verblijf geweigerd. Eiser heeft tegen de beslissing van 6 december 2004 beroep bij deze rechtbank ingesteld. Bij brief van 15 augustus 2005 heeft verweerder aan eiser meegedeeld dat de beslissing van 6 december 2004 is ingetrokken en dat er een nieuw besluit wordt genomen. Eiser heeft de rechtbank bij brief van 26 augustus 2005 verzocht het petitum van het reeds ingediende beroepschrift thans op te vatten als strekkende tot gegrondverklaring wegens het niet tijdig beslissen op het bezwaarschrift. Het geding is behandeld ter zitting van 8 september 2005. Eiser noch zijn gemachtigde zijn ter zitting verschenen. Verweerder heeft ter zitting bij monde van zijn gemachtigde zijn standpunt toegelicht. 2. OVERWEGINGEN De rechtbank overweegt dat eiser geen belang meer heeft bij behandeling van het beroep, gericht tegen het besluit van verweerder van 6 december 2004, omdat de besluit bij brief van 15 augustus 2005 is ingetrokken. Blijkens een brief van eiser van 26 augustus 2005 heeft eiser gesteld dat het beroep zich, gegeven de intrekking van het besluit van 6 december 2004, thans richt tegen het uitblijven van een beslissing op de aanvraag. De brief van eiser van 26 augustus 2005 strekt kennelijk tot het instellen van een nieuw beroep, dat, anders dan het eerder ingestelde, niet is gericht tegen het besluit van 6 december 2004, maar, op de voet van artikel 6:2, aanhef en onder b, Awb, tegen het niet tijdig nemen van een beslissing op de aanvraag. Zoals de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State in haar uitspraak van 29 maart 2005, JV 2005/204, heeft overwogen, vereist artikel 6:4, derde lid, Awb voor het instellen van beroep een geschrift. De rechtbank is van oordeel dat een schriftelijk verzoek tot het wijzigen van een petitum niet kan worden aangemerkt als een dergelijk geschrift, nu het doel van een petitumwijziging niet is het instellen van een nieuw beroep, maar het met een andere eis voortzetten van de reeds aanhangige procedure. Nu derhalve een geschrift als bedoeld in artikel 6:4, derde lid, Awb ontbreekt, ligt geen beroep op de voet van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb bij de rechtbank voor. Het beroep is derhalve niet-ontvankelijk. Van omstandigheden op grond waarvan een van de partijen zou moeten worden veroordeeld in de door de andere partij gemaakte proceskosten, is niet gebleken. 3. BESLISSING De rechtbank: verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, lid van de enkelvoudige kamer voor vreemdelingenzaken, en uitgesproken in het openbaar op 26 september 2005, in tegenwoordigheid van mr. P. Bruins-Langedijk als griffier. de griffier de rechter afschrift verzonden op: RECHTSMIDDEL Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen vier weken na verzending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, onder vermelding van "Hoger beroep vreemdelingenzaken", Postbus 16113, 2500 BC Den Haag. Het beroepschrift dient één of meer grieven te bevatten. Artikel 6:6 Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.