Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU3600

Datum uitspraak2005-09-30
Datum gepubliceerd2005-09-30
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamRechtbank Rotterdam
ZaaknummersRK 05/143
Statusgepubliceerd


Indicatie

Beslissing van de rechtbank op het verzoekschrift ex artikel 89 Wetboek van Strafvordering. Toekenning schadevergoeding.


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM Parketnummer: 10/000313-04 RK: 05/143 Beslissing van de rechtbank te Rotterdam, enkelvoudige raadkamer, op het op 2 februari 2005 ter griffie van deze rechtbank ingekomen verzoekschrift ex artikel 89 Wetboek van Strafvordering van: [verzoekster], geboren in [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedatum] 1962, wonende te [plaatsnaam], te dezer zake woonplaats kiezende te 1017 EM Amsterdam aan de Keizersgracht 560-562 op het kantoor van haar raadsvrouw, mr. L. Zegveld. Procedure De rechtbank heeft, naast het verzoekschrift, gezien: het dossier van de strafzaak onder bovengenoemd parketnummer tegen verzoekster, waaruit blijkt dat: -verzoekster op 27 september 2004 en 28 september 2004 in verzekering heeft doorgebracht, zulks op verdenking van het feit als vermeld in het bevel tot in verzekering stelling van 27 september 2004; -bij schrijven d.d. 5 november 2004 heeft de officier van justitie verzoekster er van in kennis gesteld dat zij wegens onvoldoende wettig bewijs niet (verder) zal worden vervolgd. De rechtbank heeft in openbare raadkamer van 19 augustus 2005 gehoord: de officier van justitie, mr. Meissen, verzoekster en de raadsvrouw van verzoekster, mr. Zegveld, advocaat te Amsterdam. Inhoud van het verzoek Het verzoekschrift strekt er toe, dat aan verzoekster ten laste van de Staat een bedrag wordt toegekend als vergoeding van de schade, die verzoekster tengevolge van de door haar in het kader van voormelde strafzaak ondergane verzekering heeft geleden. Zij vordert als vergoeding van immateriële schade een bedrag van € 30.000,= p.m.-. Bevoegdheid De rechtbank is bevoegd op het verzoekschrift een beslissing te geven, aangezien de strafzaak tegen verzoekster als verdachte onder bovenvermeld parketnummer het laatst voor haar werd vervolgd. Ontvankelijkheid Verzoekster kan in het verzoek worden ontvangen, nu de strafzaak tegen haar is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Beoordeling van het verzoek Uit voormelde stukken in de strafzaak tegen verzoekster blijkt, dat ten tijde van de toepassing van de inverzekeringstelling er voldoende aanwijzingen waren om de tegen haar gerezen verdenking, waarop de toepassing van de vrijheidsbenemende maatregelen berustte, te rechtvaardigen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er, alle omstandigheden in aanmerking genomen, thans gronden van billijkheid aanwezig om verzoekster een vergoeding toe te kennen voor de door haar tengevolge van de ondergane verzekering geleden schade. Aan de gevorderde immateriële schade heeft de raadsvrouw, zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang, het volgende ten grondslag gelegd: Op 26 september 2004 heeft er een inval plaatsgevonden in de woning van verzoekster te Utrecht. Bij deze inval zijn vele politieambtenaren, honden en technische hulpmiddelen ingezet op grond van het vermoeden dat in de woning explosieven aanwezig zouden zijn. De doorzoeking heeft een grote impact gehad op de buurtbewoners en uiteraard ook op de bewoners, die niet eerder met politie en justitie in aanraking zijn gekomen. De zaak tegen verzoekster is geseponeerd wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. Verzoekster en haar gezin voelen zich gestigmatiseerd en zijn van oordeel dat de politie en justitie op een andere wijze hadden moeten optreden. Als gevolg van de onderhavige inval lijdt verzoekster aan stress; zij is bang zowel binnenshuis als buitenshuis. Zij heeft zich onder behandeling van een psychiater laten stellen. De raadsvrouw stelt zich op het standpunt dat de gebruikelijke vergoeding van € 95,- per dag die in verzekering is doorgebracht, bij verre geen recht doet aan de door verzoekster geleden immateriële schade. Met name omdat de inverzekeringstelling is ondergaan op grond van verdenking van voorbereidings- handelingen voor een terroristische aanslag, aldus bijzonder ernstige en infamerende feiten. Zij legt hieraan, zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag: - verzoekster en haar gezin zijn gedurende ruim een half jaar als gevolg van de inval onder psychiatrische behandeling geweest; - verzoekster en haar gezin zijn veelvuldig in de landelijke en regionale media onderwerp van nieuws geweest, zowel de naam van het gezin als de straat te Utrecht alwaar zij toen woonden werden vaak genoemd; - verzoekster wordt op straat nagewezen en betiteld als een verdachte van terrorisme, zulks als gevolg van de ten tijde van de inval enorme omvang van de daarbij betrokken politieambtenaren, hetgeen door vele buurtbewoners kon worden waargenomen; - verzoekster en haar gezin zijn naar een andere woning verhuisd, omdat de situatie in en rond de woning waarin de inval heeft plaatsgevonden, voor hen niet meer leefbaar was; - verzoekster en haar gezin durven niet meer naar hun geboorteland Marokko te reizen; zij vrezen dat hun naam door een vergissing in verband zal worden gebracht met terrorisme; - voor verzoekster en haar gezin zijn de gevolgen van de ondergane verzekering groter dan voor andere personen; immers, zij worden niet alleen bestempeld als terroristen maar ook als Marokkanen van wie niets goeds te verwachten valt. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van het standaardbedrag van € 95,- per dag, zodat in casu € 190,- kan worden toegekend aan verzoekster. Zij heeft gemotiveerd geconcludeerd op grond waarvan zij geen aanleiding ziet om af te wijken van dit bedrag. De rechtbank acht de vordering van verzoekster voor een deel toewijsbaar en zal op grond van de navolgende overwegingen in dat voetspoor beslissen. De strafzaak tegen verzoekster is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Verzoekster kan daarom op grond van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering in beginsel het recht doen gelden op vergoeding van schade welke zij tengevolge van het ondergane voorarrest heeft geleden, indien en voor zover zulks door de omstandigheden wordt gebillijkt, met in achtneming van de in artikel 90 van het Wetboek van Strafrecht gegeven maatstaf. Verzoekster heeft twee dagen in verzekering doorgebracht op verdenking van betrokkenheid bij voorbereidingshandelingen voor een terroristische aanslag. De rechtbank is van oordeel dat in casu termen aanwezig zijn een hoger bedrag toe te wijzen dan voormeld standaardbedrag, nu is gebleken dat de op verzoekster toegepaste dwangmiddelen voor haar en haar gezin ingrijpende gevolgen hebben gehad, zoals een noodzakelijk ervaren verhuizing. Alle omstandigheden in aanmerking genomen acht de rechtbank gronden van billijkheid aanwezig om aan verzoekster een vergoeding van € 500,- per dag toe te kennen ter zake van de door haar geleden immateriële schade ten gevolge van de periode doorgebracht in verzekering. De door verzoekster ervaren overige immateriële schade is naar het oordeel van de rechtbank in overwegende mate veroorzaakt door de aandacht die de media aan de onderhavige aanhouding heeft besteed, waartoe verzoekster ook de mogelijkheid heeft geboden door met de media in gesprek te gaan en de pers in haar huis toe te laten. Hetzelfde geldt met betrekking tot de door verzoekster gestelde psychische en andere gevolgen. Immers, na beëindiging van de inverzekeringstelling van verzoekster op 28 september 2004, zijn het andermaal de media geweest die verzoekster en haar gezin telkenmale onder de aandacht van de maatschappij zijn blijven brengen en niet politie en/of justitie. De in het strafdossier voorhanden zijnde schriftelijke bescheiden die betrekking hebben op de aanleiding van de onderhavige doorzoeking in het huis van verzoekster leiden tot de conclusie dat de jegens verzoekster toegepaste dwangmiddelen kunnen worden aangemerkt als rechtmatig overheidshandelen, ook achteraf bezien. De in dat kader door de verdediging aangevoerde grondslagen waarop de verweren zijn gestoeld worden evenwel grotendeels verworpen. Het verzoek zal tot een bedrag van € 1.000,= worden toegewezen. Beslissing De rechtbank: -kent verzoekster ten laste van de Staat een vergoeding toe ten bedrage van € 1.000,= (zegge: éénduizend euro), voor de schade, die zij heeft geleden tengevolge van de door haar ondergane verzekering; -wijst af het meer of anders gevorderde. Deze beslissing is gegeven in openbare raadkamer van deze rechtbank op 30 september 2005 door: mr. G.A.M.Th. van der Ven, rechter, in tegenwoordigheid van mr. C.D. van Leijden, griffier. De fungerend voorzitter mr. G.A.M.Th. van der Ven, beveelt de griffier van deze rechtbank de bij beschikking van deze rechtbank d.d. 30 september 2005, na het onherroepelijk worden van deze beschikking, vastgestelde vergoeding ten bedrage van: € 1.000,= (zegge: éénduizend euro), ten laste van de Staat te betalen aan: [verzoekster] te [geboorteplaats] (Marokko) op [geboortedatum] 1962, wonende te [plaatsnaam], te dezer zake woonplaats kiezende te 1017 EM Amsterdam aan de Keizersgracht 560-562 op het kantoor van zijn raadsvrouwe, mr. L. Zegveld, door overmaking van vermeld bedrag op rekeningnummer 52.20.20.380, ten name van Stichting Beheer Derdengelden Böhler Franken Koppe Wijngaarden te Amsterdam, onder vermelding van de naam [verzoekster]. Rotterdam, 30 september 2005, mr. G.A.M.Th. van der Ven.