Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

AU3602

Datum uitspraak2005-09-30
Datum gepubliceerd2005-09-30
RechtsgebiedStraf
Soort ProcedureRaadkamer
Instantie naamRechtbank Rotterdam
ZaaknummersRK 05/145
Statusgepubliceerd


Indicatie

Beslissing van de rechtbank op het verzoekschrift ex art. 89 Wetboek van Strafvordering. Toekenning schadevergoeding.


Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM Parketnummer: 10/000314-04 RK: 05/145 Beslissing van de rechtbank te Rotterdam, enkelvoudige raadkamer, op het op 2 februari 2005 ter griffie van deze rechtbank ingekomen verzoekschrift ex artikel 89 Wetboek van Strafvordering van: [verzoeker], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985, wonende te [plaatsnaam], te dezer zake woonplaats kiezende te 1017 EM Amsterdam aan de Keizersgracht 560-562 op het kantoor van zijn raadsvrouwe, mr. L. Zegveld. Procedure De rechtbank heeft, naast het verzoekschrift, gezien: het dossier van de strafzaak onder bovengenoemd parketnummer tegen verzoeker, waaruit blijkt dat: -verzoeker op 27 september 2004 en 28 september 2004 in verzekering heeft doorgebracht, zulks op verdenking van het feit als vermeld in het bevel tot in verzekering stelling van 27 september 2004; -bij schrijven d.d. 5 november 2004 heeft de officier van justitie verzoeker er van in kennis gesteld dat hij wegens onvoldoende wettig bewijs niet (verder) zal worden vervolgd. De rechtbank heeft in openbare raadkamer van 19 augustus 2005 gehoord: de officier van justitie, mr. Meissen, verzoeker en de raadsvrouw van verzoeker, mr. Zegveld, advocaat te Amsterdam. Inhoud van het verzoek Het verzoekschrift strekt er toe, dat aan verzoeker ten laste van de Staat een bedrag wordt toegekend als vergoeding van de schade, die verzoeker tengevolge van de door hem in het kader van voormelde strafzaak ondergane verzekering heeft geleden. Hij vordert als vergoeding van immateriële schade een bedrag van € 30.000,= p.m.- en € 102,- p.m. als vergoeding van materiële schade ter zake van schade als gevolg van zijn aanhouding in verband met extra kosten ten behoeve van examengeld. Bevoegdheid De rechtbank is bevoegd op het verzoekschrift een beslissing te geven, aangezien de strafzaak tegen verzoeker als verdachte onder bovenvermeld parketnummer het laatst voor haar werd vervolgd. Ontvankelijkheid Verzoeker kan in het verzoek worden ontvangen, nu de strafzaak tegen hem is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. Beoordeling van het verzoek Uit voormelde stukken in de strafzaak tegen verzoeker blijkt, dat ten tijde van de toepassing van de inverzekeringstelling er voldoende aanwijzingen waren om de tegen hem gerezen verdenking, waarop de toepassing van de vrijheidsbenemende maatregelen berustte, te rechtvaardigen. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er, alle omstandigheden in aanmerking genomen, thans gronden van billijkheid aanwezig om verzoeker een vergoeding toe te kennen voor de door hem tengevolge van de ondergane verzekering geleden schade. Aan de gevorderde immateriële schade heeft de raadsvrouw, zakelijk weergegeven en voor zover hier van belang, het volgende ten grondslag gelegd: Op 26 september 2004 is verzoeker aangehouden door een arrestatieteam te Utrecht. Op grond van verdenking van zijn betrokkenheid bij voorbereidingshandelingen voor moord, dan wel doodslag en het teweeg brengen van een ontploffing. De zaak tegen verzoeker is geseponeerd wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs. In de media is verzoeker met terrorisme in verband gebracht, waardoor hij op problemen stuit bij sollicitaties. Naast de negatieve pers ondervindt verzoeker ook aan den lijve negatieve gevolgen. Hij heeft daarvoor psychische hulp gezocht. Daarenboven was verzoeker op 2 oktober 2004 aanwezig bij de arrestatie van zijn oom, hetgeen de nadelige gevolgen van zijn eigen arrestatie heeft versterkt. De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van het standaardbedrag van € 95,- per dag, zodat in casu € 190,- kan worden toegekend aan verzoeker. Zij heeft gemotiveerd geconcludeerd op grond waarvan zij geen aanleiding ziet om af te wijken van dit bedrag. De rechtbank acht de vordering van verzoeker voor een deel toewijsbaar en zal op grond van de navolgende overwegingen in dat voetspoor beslissen. De strafzaak tegen verzoeker is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht. Verzoeker kan daarom op grond van artikel 89 van het Wetboek van Strafvordering in beginsel het recht doen gelden op vergoeding van schade welke hij tengevolge van het ondergane voorarrest heeft geleden, indien en voor zover zulks door de omstandigheden wordt gebillijkt, met in achtneming van de in artikel 90 van het Wetboek van Strafrecht gegeven maatstaf. Verzoeker heeft twee dagen in verzekering doorgebracht op verdenking van betrokkenheid bij voorbereidingshandelingen voor een terroristische aanslag. De rechtbank is van oordeel dat in casu termen aanwezig zijn een hoger bedrag toe te wijzen dan voormeld standaardbedrag, nu is gebleken dat de op verzoeker toegepaste dwangmiddelen voor hem ingrijpende gevolgen hebben gehad, zoals een noodzakelijk ervaren verhuizing. Verzoeker was overigens niet aanwezig in de woning ten tijde van de politie inval maar is op straat aangehouden, hetgeen voor de rechtbank aanleiding is om de dagvergoeding op na te melden bedrag vast te stellen. Alle omstandigheden in aanmerking genomen acht de rechtbank gronden van billijkheid aanwezig om aan verzoeker een vergoeding van € 250,- per dag toe te kennen ter zake van door hem geleden schade ten gevolge van de periode doorgebracht in verzekering. De door verzoeker ervaren overige immateriële schade is naar het oordeel van de rechtbank in overwegende mate veroorzaakt door de aandacht die de media aan de onderhavige aanhouding hebben besteed, waartoe de ouders van verzoeker ook de mogelijkheid hebben geboden door met de media in gesprek te gaan en de pers in hun huis toe te laten. Hetzelfde geldt met betrekking tot de door verzoeker gestelde psychische en andere gevolgen. Immers, na beëindiging van de inverzekeringstelling van verzoeker op 28 september 2004, zijn het andermaal de media geweest die verzoeker telkenmale onder de aandacht van de maatschappij is blijven brengen en niet politie en/of justitie. De in het strafdossier voorhanden zijnde schriftelijke bescheiden die betrekking hebben op de aanhouding van verzoeker leiden tot de conclusie dat de jegens verzoeker toegepaste dwangmiddelen kunnen worden aangemerkt als rechtmatig overheidshandelen, ook achteraf bezien. De in dat kader door de verdediging aangevoerde grondslagen waarop het verweer is gestoeld worden evenwel grotendeels verworpen. Het verzoek zal tot een bedrag van € 500,= worden toegewezen. Beslissing De rechtbank: -kent verzoeker ten laste van de Staat een vergoeding toe ten bedrage van € 500,= (zegge: vijfhonderd euro), voor de schade, die hij heeft geleden tengevolge van de door hem ondergane verzekering ; -wijst af het meer of anders gevorderde. Deze beslissing is gegeven in openbare raadkamer van deze rechtbank op 30 september 2005 door: mr. G.A.M.Th. van der Ven, rechter, in tegenwoordigheid van mr. C.D. van Leijden, griffier. De fungerend voorzitter mr. G.A.M.Th. van der Ven, beveelt de griffier van deze rechtbank de bij beschikking van deze rechtbank d.d. 30 september 2005, na het onherroepelijk worden van deze beschikking, vastgestelde vergoeding ten bedrage van: € 500,= (zegge: vijfhonder euro), ten laste van de Staat te betalen aan: [verzoeker] te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985, wonende te [plaatsnaam], te dezer zake woonplaats kiezende te 1017 EM Amsterdam aan de Keizersgracht 560-562 op het kantoor van zijn raadsvrouwe, mr. L. Zegveld, door overmaking van vermeld bedrag op rekeningnummer 52.20.20.380, ten name van Stichting Beheer Derdengelden Böhler Franken Koppe Wijngaarden te Amsterdam, onder vermelding van de naam [verzoeker]. Rotterdam, 30 september 2005, mr. G.A.M.Th. van der Ven.